Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kathmann en van Nispen over de “te slappe” aanpak van geweld tegen hulpverleners
Vragen van de leden Kathmann (PvdA) en Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de «te slappe» aanpak van geweld tegen hulpverleners (ingezonden 30 december 2021).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 28 februari
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1391.
Vraag 1
Kent u het bericht «Snoeiharde kritiek op «te slappe» aanpak geweld tegen hulpverleners
door justitie: «Bereidheid aangifte te doen verdwenen»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u zich voorstellen dat de in het artikel genoemde hulpverleners zich niet serieus
genomen voelen nu zaken waarbij zij slachtoffer waren van agressie of geweld niet
voor de rechter zijn gekomen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Het OM en ik achten het van groot belang dat slachtofferrechten worden gerespecteerd,
ook als er wordt gekozen voor afdoening van een strafzaak met een OM-strafbeschikking.
Het OM ondersteunt het slachtoffer zo goed als mogelijk bij het verkrijgen van een
vergoeding van zijn materiële en immateriële schade.
Het OM houdt bij de keuze voor een afdoening van een misdrijf – naast de ernst van
het misdrijf en de persoon van de verdachte – rekening met de belangen van slachtoffers.
Bijvoorbeeld door in zaken die daarvoor in aanmerking komen spreekrecht toe te kennen.
In het antwoord op vraag 5 ga ik daar verder op in.
Tegelijkertijd is er altijd een spanning tussen het snel straffen van een dader enerzijds
en behandeling door de rechter anderzijds. De OM-afdoening is in het leven geroepen
om sneller te kunnen straffen. De redenering hierbij is dat sneller straffen effectiever
is. Zodoende ervaart de dader sneller en helderder de consequenties van zijn of haar
gedrag, wat een sterke preventieve functie van (snel) straffen is.
Op basis van de Wet OM-afdoening is het Openbaar Ministerie sinds 2007 bevoegd tot
het zelf vervolgen en bestraffen door het uitvaardigen van een strafbeschikking voor
feiten waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en voor alle overtredingen.
Het gaat hier dus om een wettelijke bevoegdheid van het Openbaar Ministerie. De sancties
van het OM, waaronder de OM-strafbeschikking, worden in brede zin gezien als volwaardig
equivalent van een rechterlijk oordeel.
Vraag 3
Zijn u meer signalen uit ander regio’s bekend waar gelijkaardige zaken tegen hulpverleners
door het Openbaar Ministerie (OM) zelf werden afgedaan? Zo ja, welke signalen betreft
dit? Zo nee, wilt u dit dan onderzoeken en de Kamer over de uitkomst berichten?
Antwoord 3
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Hoe verhoudt het niet strafrechtelijk vervolgen van verdachten van agressie en geweld
tegen hulpverleners zich tot uw beleid om dit probleem harder aan te pakken?
Antwoord 4
Een OM-afdoening is een strafrechtelijke vervolging, waar ook de verhoging van de
strafeis wordt toegepast. Daders van strafbare feiten tegen mensen met een publieke
taak worden dus hard aangepakt, ook middels een OM-afdoening. Juist het sneller straffen
door lik-op-stukbeleid is een belangrijk element van de OM-afdoening. Dit resulteert
in een hogere effectiviteit van de straf voor de dader.
Vraag 5
Begrijpt u dat hulpverleners die slachtoffer van agressie of geweld zijn geworden
daarover hun verhaal willen kunnen doen? Zo ja, over welke mogelijkheden beschikken
deze slachtoffers om dat te doen als het OM zelf dergelijke zaken afdoet? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 5
Ik kan me goed voorstellen dat voor de verwerking van een heftige gebeurtenis een
confrontatie met de dader kan helpen. Zoals gezegd in antwoord op vraag 1, is het
van groot belang dat slachtofferrechten worden gerespecteerd.
Zoals ik hierboven stel, houdt het OM bij de keuze voor een afdoening van een misdrijf
– naast de ernst van het misdrijf en de persoon van de verdachte – rekening met de
belangen van slachtoffers. In de desbetreffende beleidsregels heeft het OM vastgelegd
dat het slachtoffer tijdig op de hoogte wordt gebracht van de datum van het OM-hoorgesprek
met de verdachte, zodat het slachtoffer stukken ter onderbouwing van een mogelijk
schadeverhaal tijdig kan indienen. Ook informeert het OM het slachtoffer over de inhoud
van een strafbeschikking en of aan de voorwaarden van de OM-strafbeschikking voldaan
is door de bestrafte.
In de desbetreffende beleidsregels heeft het OM als contra-indicatie voor afdoening
met een strafbeschikking ernstige spreekrechtwaardige feiten opgenomen, zoals ernstige
mishandelings- en zedenzaken, waarbij het slachtoffer of familieleden van het overleden
slachtoffer te kennen hebben gegeven van het spreekrecht gebruik te willen maken.
Dit is in de Aanwijzing OM-strafbeschikking opgenomen om het belang van een goede
afweging van het slachtofferperspectief te benadrukken. Naast deze ernstige spreekrechtvaardige
feiten zijn er ook andere feiten waarbij een slachtoffer betrokken kan zijn. Indien
het OM – in overeenstemming met de desbetreffende regelgeving en het OM-beleid – kiest
voor afdoening van een strafzaak met een OM-strafbeschikking, dan neemt het OM daarbij
de wensen en de schade van het slachtoffer mee.
Wanneer het slachtoffer de officier van justitie wil informeren dan is het eveneens
mogelijk voor het slachtoffer een schriftelijke slachtofferverklaring op te (laten)
stellen. Deze procedure biedt geen gelegenheid aan het slachtoffer om mondeling zijn
verhaal te doen in het bijzijn van de dader.
Vraag 6
Welke mogelijkheden hebben deze slachtoffers om alsnog strafrechtelijke vervolging
voor een rechtbank af te dwingen? Staat de mogelijkheid open om dat op grond van artikel
12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) te doen? Zo nee, waarom niet en acht u
het wenselijk om het gebruik van artikel 12 Sv voortaan daarvoor wel mogelijk te gaan
maken?
Antwoord 6
Zoals hierboven geschetst heeft het Openbaar Ministerie de wettelijke bevoegdheid
om strafzaken zelf te vervolgen door het uitvaardigen van een OM-strafbeschikking.
Dit geldt voor feiten waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en voor alle
overtredingen. Als het slachtoffer het niet eens is met de strafbeschikking dan kan
hij hierover schriftelijk beklag doen bij het gerechtshof op basis van artikel 12
van het Wetboek van Strafvordering. Tenzij een beklag «kennelijk niet-ontvankelijk»
of «kennelijk ongegrond» wordt verklaard, zal de indiener in deze procedure de gelegenheid
krijgen de klacht mondeling toe te lichten. Als het gerechtshof het verzoek van de
indiener honoreert, kan een zaak alsnog voor de rechter worden gebracht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.