Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Plas en Bisschop over de procedure bij een geconstateerde overtreding door de NVWA met betrekking tot dierenwelzijn
Vragen van de leden Van der Plas (BBB) en Bisschop (SGP) aan de Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit over de procedure bij een geconstateerde overtreding door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) m.b.t. dierenwelzijn (ingezonden 3 januari 2022).
Antwoord van Minister Staghouwer (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen
            24 februari 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1366.
         
Vraag 1
            
Herinnert u zich de aangenomen motie met betrekking tot dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 1225)?
Antwoord 1
            
Ja, de motie is mij bekend. Hierin wordt de het kabinet verzocht de procedure aan
               te passen, waarbij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij de constatering
               van een strafbaar feit direct overgaat tot het aan de betrokken ondernemer melden
               van deze constatering en de NVWA vervolgens zo spoedig mogelijk overgaat tot het aankondigen
               van een bestuurlijke boete, waarna de ondernemer conform de wettelijke termijn gelegenheid
               heeft om bezwaar te maken.
            
Vraag 2
            
Kunt u toelichten hoe u deze motie heeft uitgevoerd?
Antwoord 2
            
Tijdens het tweeminutendebat over exportverzamelcentra d.d. 29 september 20211 heeft mijn ambtsvoorganger in reactie op deze motie aangegeven dat de NVWA reeds
               een verbetertraject in gang heeft gezet om de doorlooptijden van rapporten van bevindingen
               te verkorten. Alvorens hierop en op wat in de motie wordt gevraagd in te gaan, licht
               ik eerst de procedure toe die de NVWA hanteert na het vaststellen van een overtreding.
               Ik ga daarbij uit van handhaving via het bestuursrecht.
            
De procedure na de constatering van de feiten en omstandigheden door een inspecteur
               bestaat in hoofdlijnen uit twee stappen: 1) het opstellen van een rapport van bevindingen
               door de inspecteur van de NVWA en 2) de juridische beoordeling door de Divisie Juridische
               Zaken van de NVWA.
            
Ad 1) Wanneer een inspecteur een overtreding vaststelt, maakt deze een rapport van
               bevindingen op. Hierin moet zorgvuldig beschreven worden op basis van welke feiten
               en omstandigheden de inspecteur heeft geconstateerd dat een overtreding is begaan.
               Voor dierenwelzijnsovertredingen is dit een arbeidsintensief proces, omdat het veelal
               open normen betreft die een uitgebreide rapportage noodzakelijk maken. Voordat het
               rapport bij de Divisie Juridische Zaken wordt aangeboden, is in sommige gevallen een
               inhoudelijke toets door een collega inspecteur nodig.
            
Ad 2) De Divisie Juridische Zaken beoordeelt het rapport van bevindingen, voordat
               een voornemen tot bestuurlijke boete wordt verstuurd die uiteindelijk kan leiden tot
               een boete. De NVWA bouwt hiermee de nodige waarborgen in, in het belang van rechtsbescherming
               en rechtszekerheid voor de ondernemer. Zo wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld
               om binnen een termijn van twee weken een zienswijze in te dienen op het voornemen.
               Pas na het verstrijken van deze termijn en na beoordeling van de eventueel ingediende
               zienswijze wordt een definitief besluit tot boeteoplegging genomen. Tegen het besluit
               tot boeteoplegging staat vervolgens voor de betrokkene de mogelijkheid van bezwaar
               en beroep open. In de huidige praktijk brengt de inspecteur de overtreder ter plaatse
               mondeling op de hoogte wanneer de overtreder aanwezig is bij het vaststellen van de
               overtreding. Wanneer de overtreder niet aanwezig is, wordt deze telefonisch of schriftelijk
               op de hoogte gebracht op het moment dat de inspecteur het rapport opstelt. Hierdoor
               kan het voorkomen dat de overtreder in sommige gevallen pas na enkele weken op de
               hoogte wordt gebracht van de overtreding.
            
Inmiddels zijn er diverse verbeteracties geïmplementeerd in de werkwijze van de NVWA
               om de doorloop te bevorderen. Voorbeelden zijn verbeteringen in de digitale afhandeling
               van rapporten van bevindingen door inspecteurs, de ontwikkeling van controlelijsten
               ter ondersteuning van de inspecteur en het verhogen van de capaciteit ten behoeve
               van de administratieve verwerking van de rapporten en de kwaliteit van de rapporten.
            
Voor het doorlopen van het traject van het constateren van een overtreding tot het
               vastleggen van de overtreding in een rapport van bevindingen (zie stap 1 hierboven)
               is momenteel een streeftermijn van zes weken vastgesteld.
            
Daarnaast zijn de werkvoorschriften voor de inspecteurs die werkzaam zijn in slachthuizen
               aangepast. Hierin is opgenomen dat herhaalde overtredingen na een constatering direct
               mondeling aan de ondernemer gemeld worden en dat deze diezelfde dag schriftelijk worden
               bevestigd. Op basis van de opgedane ervaringen onderzoekt de NVWA momenteel hoe overtredingen
               van de Wet dieren die niet ter plaatse direct zijn teruggekoppeld, sneller teruggekoppeld
               kunnen worden aan de ondernemer.
            
De doorlooptijd van de verwerking van een bij de Divisie Juridische Zaken ingediend
               rapport tot het versturen van het voornemen tot boeteoplegging (zie stap 2 hierboven)
               is voor de Wet dieren momenteel gemiddeld 11 weken. Dit is een gemiddelde, kortere
               en langere doorlooptijden komen voor.
            
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer geïnformeerd over hoe de NVWA werkt aan het stap
               voor stap verbeteren van de organisatie (zie Kamerstuk 33 835, nr. 171 en 33 835, nr. 179). Die aanpak is erop gericht om de basis op orde te brengen en om de organisatie
               toekomstbestendig te maken. Onderdeel hiervan is het verder verkorten van de doorlooptijden
               van de rapporten van bevindingen. De NVWA stuurt voortdurend op het verkorten van
               de doorlooptijden, zonder af te doen aan het zorgvuldige proces dat de beoordeling
               hierbij vraagt, en waarbij rekening wordt gehouden met de gelegenheid die de overtreder
               moet worden geboden om een zienswijze te geven.
            
Vraag 3
            
Kunt u aangeven of de werkinstructie voor de inspecteurs van de NVWA inmiddels is
               gewijzigd zodat bij de constatering van een strafbaar feit direct overgegaan wordt
               tot het schriftelijk melden van deze constatering aan de betreffende ondernemer? Zo
               nee, waarom niet en kunt u aangeven wanneer de werkinstructie wel wordt aangepast?
            
Antwoord 3
            
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven zijn de werkvoorschriften voor
               de inspecteurs die werkzaam zijn in slachthuizen inmiddels aangepast, en onderzoekt
               de NVWA op basis van de opgedane ervaringen momenteel hoe overtredingen van de Wet
               dieren die niet ter plaatse direct zijn teruggekoppeld, sneller teruggekoppeld kunnen
               worden aan de ondernemer. Het belang van mondeling en schriftelijk communiceren naar
               de ondernemer wordt tijdens opleidingen meegenomen en regelmatig onderstreept in werkoverleggen.
            
Vraag 4
            
Kunt u aangeven hoe u de zinsnede «zo spoedig mogelijk overgaat tot het aankondigen
               van een bestuurlijke boete» uit het dictum van deze motie heeft uitgevoerd? Welke
               termijn heeft u gekoppeld aan het begrip «zo spoedig mogelijk»? Indien dit nog niet
               is gebeurd, kunt u aangeven waarom dit nog niet is gebeurd en wanneer de werkinstructie
               op dit punt wordt aangepast?
            
Antwoord 4
            
Zie mijn antwoord op vraag 2. Het proces van opleggen van een bestuurlijke boete kent
               verschillende stappen om te voldoen aan de waarborgen die de wetgever stelt en de
               bestuursrechter toetst. Daarbij is het noodzakelijk dat de inspecteur die de overtreding
               constateert zorgvuldig de feiten, omstandigheden en de overtreding rapporteert en
               dat de Divisie Juridische Zaken van de NVWA deze zorgvuldig beoordeelt voordat een
               voornemen tot boete oplegging wordt verstuurd. Bovendien wordt de overtreder in de
               gelegenheid gesteld om binnen een termijn van twee weken een zienswijze in te dienen
               op dit voornemen voordat een definitief besluit tot boeteoplegging wordt genomen.
            
Vraag 5
            
Kunt u toelichten aan de hand van de gekozen termijn onder vraag 4 hoe deze termijn
               zich verhoudt tot de termijn die in de oorspronkelijke motie was opgenomen (binnen
               vier maanden)? Kunt u toelichten waarom deze termijn maanden moet duren? Wat zijn
               de gevolgen van deze lange termijn voor de ondernemer om in verweer te kunnen gaan?
            
Antwoord 5
            
Zie mijn antwoord op vraag 2 en 4. Een eventueel langere doorlooptijd vormt geen juridisch
               beletsel voor de overtreder om in verweer te gaan.
            
Vraag 6
            
Kunt u een overzicht geven van het aantal geconstateerde strafbare feiten of overtredingen
               die geconstateerd zijn maar nog niet hebben geleid tot de aankondiging van de bestuurlijke
               boete? Kunt u daarbij aangeven wanneer deze geconstateerde strafbare feiten of overtredingen
               hebben plaatsgevonden? Kunt u daarbij een overzicht per maand over alle maanden in
               2021 en, indien aan de orde, over 2020 verstrekken?
            
Antwoord 6
            
De NVWA houdt deze gegevens niet op deze wijze bij. Wel is het mogelijk een indicatie
               te geven van het aantal openstaande rapporten over de gehele breedte van de Wet dieren.
            
Medio januari 2022 moest nog bij 499 openstaande rapporten van bevindingen beoordeeld
               worden of deze worden doorgestuurd naar de Divisie Juridische Zaken voor een verdere
               behandeling (stap 1 in antwoord 2). Niet al deze overtredingen leiden tot een bestuurlijke
               boete. De oudste overtredingen dateren van september 2021. Het grootste deel van de
               werkvoorraad dateert van november en december 2021. Bij de Divisie Juridische Zaken
               stonden medio januari 2022 nog 303 rapporten open (stap 2 in antwoord 2). Naast nieuwe
               dossiers uit 2022 zien deze op overtredingen uit 2021, waarbij het grootste deel van
               de werkvoorraad van juli en augustus 2021 dateert.
            
Vraag 7
            
Bent u het eens met de stelling dat de elke geconstateerde overtreding direct gemeld
               zou moeten worden zodat de ondernemer/chauffeur bewijsmateriaal kan veilig stellen
               indien hij in verweer zou willen gaan? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 7
            
Ja. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 8
            
Bent u het eens met de stelling dat het aankondigen van een bestuurlijke boete (boeterapport)
               zo snel mogelijk aan de ondernemer moet worden toegekomen zodat hij de situatie terug
               kan halen en er een lerend effect van uit kan gaan? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 8
            
Ja. De NVWA stuurt voortdurend op het verkorten van de doorlooptijden, zonder af te
               doen aan het proces dat de beoordeling vraagt. Om een zorgvuldige afhandeling te kunnen
               borgen, dient daarbij rekening te worden gehouden met een benodigde doorlooptijd vanaf
               de constatering van de overtreding door de inspecteur tot aan het versturen van het
               voornemen van een bestuurlijke boete door de divisie Juridische Zaken van de NVWA.
               Het zo spoedig mogelijk kenbaar maken aan de ondernemer dat een overtreding is geconstateerd
               maakt onderdeel uit van de verbeteraanpak. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
            
Vraag 9
            
Klopt het dat het nog steeds voorkomt dat ondernemers de aankondiging van een bestuurlijke
               boete (boeterapport) pas na acht of negen maanden ontvangt? Wat vindt u hiervan? Kunt
               u aangeven wanneer de inhaalslag gemaakt is?
            
Antwoord 9
            
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, kan dit bij een enkele ondernemer
               voorkomen. De NVWA vindt dit ongewenst en stuurt voortdurend op het verkorten van
               de doorlooptijden, zonder af te doen aan het proces dat de beoordeling vraagt.
            
Vraag 10
            
Klopt het dat de boetes na een geconstateerde overtreding oplopen met 1.500 euro per
               overtreding?
            
Antwoord 10
            
Met het oog op een goede en slagvaardige handhaving van een omvangrijk stelsel van
               regels is in het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren gekozen voor vaste
               boetebedragen. De eerste drie categorieën, van 500 euro, 1.500 euro en 2.500 euro,
               zijn gelijk aan de reguliere boetecategorieën van de inmiddels ingetrokken Regeling
               bestuurlijke boetes GWWD (Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren). Overtredingen
               ten aanzien van de transportverordening zijn ingedeeld in categorie 2, wat inderdaad
               1.500 euro is. Dit bedrag kan worden verhoogd of verlaagd als sprake is van een van
               de volgende omstandigheden: geringe of juist ernstige gevolgen van de overtreding,
               overtreding door een particulier of recidive door de overtreder.
            
Deze wettelijke systematiek waarbij de bestuurlijke boete wordt verhoogd bij recidive
               werkt als volgt. Een overtreder aan wie een boete van 1.500 euro is opgelegd en die
               binnen vijf jaar nadat die boete onherroepelijk is geworden eenzelfde overtreding
               begaat, krijgt voor die tweede overtreding een boete van 3.000 euro. Begaat de overtreder
               binnen vijf jaar na die tweede overtreding opnieuw eenzelfde overtreding, dan is de
               boete voor de derde overtreding 4.500 euro, enzovoorts. Daarbij geldt steeds het criterium
               dat de eerder opgelegde bestuurlijke boete onherroepelijk moet zijn.
            
Het stelsel van bestuurlijke boetes onder het Besluit en de Regeling handhaving en
               overige zaken Wet dieren is in 2013 ingevoerd. Dit jaar worden de doeltreffendheid
               en de effecten van de bestuurlijke boete in het kader van de Wet dieren onderzocht.
               Dit onderzoek is in november 2020 aangekondigd in de brief aan uw Kamer over de uitkomsten
               van de evaluatie van de Wet dieren (Kamerstuk 28 286, nr. 1139). De ervaringen vanuit de toezichtspraktijk met dit stelsel worden betrokken bij
               deze evaluatie.
            
Vraag 11
            
Klopt het dat het oplopen van de boetes per geconstateerde overtreding zowel voor
               grote als kleine bedrijven geldt?
            
Antwoord 11
            
In het Besluit en de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren waarin het boetestelsel
               is opgenomen wordt geen onderscheid gemaakt in grote en kleine bedrijven. Voor het
               toepassen van de recidive bepaling wordt enkel gekeken naar de overtreden norm en
               niet naar de grootte van een bedrijf. Zoals in het antwoord op de vorige vraag aangegeven
               wordt deze regeling geëvalueerd.
            
Vraag 12
            
Vindt u deze boete en de stapeling van boetes proportioneel? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Antwoord 12
            
De keuze van de wetgever voor de hoogte van deze vijf vaste boetebedragen is ingegeven
               door de verwachting dat de bedragen een preventief en een afschrikwekkend effect hebben
               op potentiële overtreders. Hierbij is rekening gehouden met de diversiteit aan overtreders
               zoals die onder de Wet dieren bestaat. Hiermee werd voortgebouwd op de categorieën
               die al voor 2013 golden voor bepalingen ten aanzien van dierenwelzijn en diergezondheid
               die zich richten tot houders van dieren.
            
Bij de indeling van de overtredingen in de boetecategorieën is niet de ernst van de
               concrete beboetbare gedraging, maar de aard van het te overtreden voorschrift bepalend.
               De geringe of ernstige risico’s of gevolgen van de overtreding voor de volksgezondheid,
               dierenwelzijn, diergezondheid of milieu, worden vervolgens meegenomen om te beoordelen
               of het boetebedrag dient te worden verhoogd of verlaagd. Indien de overtreder aannemelijk
               maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog
               is, kan de boete worden gematigd.
            
Het huidige boetesysteem, dat ruimte laat voor enig maatwerk, is op zichzelf niet
               disproportioneel. Dit neemt echter niet weg dat dit aspect aan bod zal komen bij het
               aanstaand onderzoek naar de effecten van de bestuurlijke boete in het kader van de
               Wet dieren dat, indien nodig, tot wijzigingen van het systeem kan leiden.
            
Vraag 13
            
Vindt u dat bij het bepalen van de boete en de stapeling de menselijke maat wordt
               gehanteerd? Zo ja, kunt u dit toelichten en ingaan op de geringe marges van een transportondernemer
               in relatie tot het boetebedrag en het feit dat een ondernemer vijf jaar vrij moet
               zijn van enige overtreding wil hij bij de stapeling van boetes weer bij nul beginnen?
            
Antwoord 13
            
Met de termijn van vijf jaar is ten tijde van het opstellen van het Besluit handhaving
               en overige zaken Wet dieren aangesloten bij de recidivetermijn die wordt gehanteerd
               in het strafrecht. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 12 heb toegelicht, is er enige
               ruimte voor het opleggen van een lagere bestuurlijke boete indien de gevolgen van
               de overtreding gering zijn of indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde
               bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. Aan de andere kant
               wil ik benadrukken dat boetes ook voldoende afschrikwekkend moeten zijn en onder andere
               recidive moeten voorkómen. In het verleden is bijvoorbeeld ook veelvuldig in debat
               met uw Kamer gediscussieerd over de stelling dat de boetes voor overtredingen van
               voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens de Wet dieren juist te laag en niet voldoende afschrikwekkend zouden zijn.2 Mijn doel is om een balans te vinden, waarbij voldoende ruimte is voor maatwerk,
               maar waarbij ook boetes kunnen worden opgelegd die voldoende afschrikwekkend zijn
               en daadwerkelijk recidive voorkómen. Het eerder genoemde onderzoek naar de effecten
               van de bestuurlijke boete, waarbij overigens niet alleen sectorpartijen, maar ook
               maatschappelijke organisaties zullen worden bevraagd, zal hierbij een rol spelen.
            
Vraag 14
            
Klopt het dat de NVWA het boetebeleid voor transporteurs aangescherpt heeft met de
               aankondiging dat een ondernemer bij drie of meer boetes in twee jaar tijd zijn transportvergunning
               kan verliezen? Waarom heeft u gekozen voor deze aanscherping?
            
Antwoord 14
            
De NVWA heeft een Algemeen Interventiebeleid en, per domein waar toezicht op wordt
               gehouden, een Specifiek Interventiebeleid. Onderdeel van het interventiebeleid is
               het verscherpt toezicht beleid. Indien een bedrijf (ernstige) overtredingen blijft
               begaan en het (specifiek) interventiebeleid onvoldoende is gebleken om de overtredingen
               op te heffen en verdere herhaling te voorkomen, wordt een zwaarder regime toegepast.
               Dit zwaardere regime is verscherpt toezicht. Per bedrijf wordt daarbij een maatwerkaanpak
               opgesteld. Ten aanzien van het domein dierenwelzijn bij transport is dit beleid vorig
               jaar aangescherpt en voor het eerst toegepast. Zo hebben enkele vervoerders de waarschuwing
               ontvangen dat zij bij een volgende overtreding onder verscherpt toezicht komen te
               staan. Dit beleid houdt in dat bij een volgende overtreding naast een boete een herstelmaatregel
               opgelegd gaat worden. In eerste instantie zal een last onder dwangsom worden opgelegd.
               Als steeds nieuwe overtredingen worden geconstateerd kan de vervoersvergunning uiteindelijk
               worden geschorst of ingetrokken. Er wordt dus een aantal stappen doorlopen, waarbij
               het bedrijf zelf in de gelegenheid wordt gesteld om verbeteringen aan te brengen en
               schorsing of intrekking van de vergunning te voorkomen.
            
Vraag 15
            
Bent u op de hoogte van de geluiden van mensen op de werkvloer die aangeven dat bij
               het keuren van dieren willekeur plaatsvindt en daardoor ook bij het opleggen van boetes?
               Wat vindt u hiervan?
            
Antwoord 15
            
Ja, deze geluiden zijn aan het licht gekomen in het onderzoek door 2Solve naar kleine
               en middelgrote slachthuizen (Kamerstuk 28 286, nr. 1065). Net als mijn ambtsvoorganger ben ik van mening dat het belangrijk is dat keuringsoordelen
               en het toezicht van dieren die op transport gaan zo uniform mogelijk worden uitgevoerd.
               Sinds het onderzoek door 2Solve heeft de NVWA diverse verbeteracties in gang gezet
               om de keuringsoordelen en het toezicht van dieren die op transport gaan zo uniform
               mogelijk uit te voeren. Voor de voortgang verwijs ik u naar de brief die in aanloop
               van het commissiedebat over exportverzamelcentra naar uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk
               28 286, nr. 1216).
            
Vraag 16
            
Deelt u de mening dat voor ondernemers, chauffeurs en inspecteurs de onzekerheid toeneemt
               en dat dit voor de ondernemer tot onduidelijke situaties leidt waarbij het ene dier
               bij de ene inspecteur zonder problemen vervoerd kan worden en een ander dier met dezelfde
               bemerking bij een andere inspecteur tot een boete kan leiden?
            
Antwoord 16
            
Zie mijn antwoord op vraag 15. Medewerkers van de NVWA houden ter waarborging van
               het dierenwelzijn toezicht op het transport van dieren en het doden van dieren in
               slachthuizen. Daarbij moeten zij in korte tijd op basis van alleen uiterlijk waarneembare
               kenmerken van een (geslacht) dier tot een professioneel oordeel komen of er sprake
               is van (niet) naleving. Idealiter komen medewerkers van de NVWA in gelijke gevallen
               tot een gelijk oordeel. Dat is de essentie van uniform werken door de NVWA. Het beoordelen
               van de aantasting van dierenwelzijn is echter mensenwerk en geen geautomatiseerd proces.
               Er zullen dus altijd verschillen zijn tussen de oordelen van medewerkers. Belangrijk
               is dat deze verschillen binnen een bepaalde bandbreedte blijven.
            
Vraag 17
            
Klopt het dat bij het constateren van de overtreding een ander strafbaar feit gemeld
               kan worden dan opgenomen in het voornemen tot een boete (boeterapport)? Zo ja, kunt
               u toelichten waarom dit kan en hoe de rechtszekerheid voor de ondernemer geborgd is?
            
Antwoord 17
            
Ja, het kan voorkomen dat een inspecteur, in het rapport van bevindingen, een verkeerd
               artikel aan het geconstateerde feitencomplex koppelt. In dat geval zal in het voornemen
               tot boeteoplegging en het boetebesluit de juiste grondslag van de overtreding worden
               vermeld, die afwijkt van de grondslag in het rapport van bevindingen. Dit gaat dus
               niet om de feiten van de overtreding, maar om de juridische kwalificatie daarvan.
               De overtreder heeft in de zienswijze op het boetevoornemen de gelegenheid om zowel
               de feiten als de juridische kwalificatie te betwisten. Hiermee is de rechtszekerheid
               gediend.
            
Vraag 18
            
Bent u bekend met het protocol als uitwerking van de Europese richtsnoeren? Kunt u
               bevestigen dat dit protocol voldoende ruimte biedt om dierenartsen en ondernemers
               met «het oog van de kenner» en kennis van zaken dieren te laten beoordelen? Zo nee,
               bent u bereid deze ruimte te bieden zodat bij een keuring zo goed mogelijk gehandeld
               kan worden?
            
Antwoord 18
            
Ik ben bekend met het sectorprotocol transportwaardigheid. Dit protocol biedt voldoende
               ruimte voor ondernemers en dierenartsen om dieren te beoordelen. In het sectorprotocol,
               opgesteld door Vee & Logistiek Nederland, Producentenorganisatie Varkenshouderij en
               LTO Nederland, stellen deze sectorvertegenwoordigers dat zij deze Europese richtsnoeren
               als basis voor de beoordeling van de geschiktheid van dieren voor het voorgenomen
               transport gebruiken. Daarmee gebruiken zij net als de dierenartsen en inspecteurs
               van de NVWA de Europese richtsnoeren als toetsingskader. Door het uitwisselen van
               ervaringen en duidelijke handhavingscommunicatie tussen NVWA en sector wordt getracht
               de beoordeling van dieren door de NVWA en door de sector zo duidelijk en voorspelbaar
               mogelijk te maken. De NVWA is hierover continu in gesprek met de sector.
            
Vraag 19
            
Wilt u deze vragen een voor een beantwoorden en voor het debat over de NVWA?
Antwoord 19
            
Ja.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.