Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sahla en Paulusma over de inzet van tolken in de jeugdzorg
Vragen van de leden Sahla en Paulusma (beiden D66) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de inzet van tolken in de jeugdzorg (ingezonden 2 februari 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
24 februari 2022).
Vraag 1 en 2
Kunt u een reactie geven op de campagne «Dit is een kind en geen tolk»?
Bent u net als uw voorganger als bewindspersoon op VWS van mening dat het onwenselijk
is om minderjarigen in te zetten als tolk?1 Zo ja, vindt u ook dat deze stellingname evengoed geldt voor de situatie dat het
kind zelf zorg ontvangt?
Antwoord 1 en 2
Ik kan mij goed voorstellen dat er situaties zijn waarin het onwenselijk is dat kinderen
als tolk moeten optreden voor hun ouders. Daar waar het de (fysieke en/of psychische)
gezondheid van ouders betreft, zal al snel sprake zijn van een onwenselijk situatie
wanneer kinderen moeten tolken voor hun ouder(s). Dit zal zeker ook gelden in trajecten
met ingrijpende gevolgen waar het essentieel is dat ouders en hulpverlening goed met
elkaar kunnen communiceren, bijvoorbeeld bij (dreigende) uithuisplaatsingen.
Het kwaliteitsnorm «tolkgebruik bij anderstaligen in de zorg» biedt zorgprofessionals
een houvast in welke gevallen de inzet van een informele tolk passend is. In de kwaliteitsnorm
wordt ook aandacht besteed aan de (on)mogelijkheid van het tolken door een kind.
Vraag 3
Klopt het dat vanaf 1 januari 2022 tolken in de ggz voor volwassenen kunnen worden
gedeclareerd bij de zorgverzekeraar, maar dat er voor de zorg voor kinderen en jongeren
in het kader van de Jeugdwet nog geen landelijke oplossing is? Zo ja, waarom geldt
dat onderscheid tussen volwassenen en jongeren en hoe beoordeelt u het risico dat
er dan sprake is van een ongeoorloofd onderscheid op basis van leeftijd en herkomst?
Antwoord 3
Vanaf 1 januari 2022 is de bekostiging voor talentolken in de ggz gewijzigd. Voorheen
zat de inzet van een talentolk verwerkt in de reguliere tarieven die zorgaanbieders
ontvingen. Zorgaanbieders die veelvuldig met anderstaligen te maken hadden en daardoor
onevenredig veel gebruik moesten maken van een tolk kwamen hierdoor soms niet uit
met de tarieven.
Vanaf 1 januari 2022 heeft de NZa in haar beleidsregel prestaties en tarieven geestelijke
gezondheidszorg en forensische zorg een prestatiebeschrijving Toeslag inzet Tolk opgenomen.
In de Jeugdwet gelden geen landelijk vastgestelde prestaties en tarieven. Dit zorgsysteem
laat zich dan ook niet volledig vergelijken met de ggz (als onderdeel van de Zorgverzekeringswet).
Dit betekent niet dat het binnen de Jeugdwet niet mogelijk is een tolk in te zetten
indien noodzakelijk. Gemeenten dienen de inzet van een talentolk mogelijk te maken
als dit noodzakelijk is voor goede zorgverlening. Zij kunnen hier op verschillende
wijzen afspraken over maken met ouders en zorgaanbieders. Vertrekpunt hierbij is vaak
«informeel waar kan, professioneel waar echt nodig». Waarbij ook gekeken wordt hoe
de inzet van een professionele tolk van tijdelijke aard kan zijn, bijvoorbeeld door
het ondersteunen van het gezin bij het vinden van een informele tolk of het zelf beter
leren beheersen van de Nederlandse taal.
Dit is ook van belang wanneer een tolk niet incidenteel maar structureel en gedurende
lange tijd nodig is, bijvoorbeeld in een intensief opvoedondersteuningstraject met
meerdere contactmomenten per week. Een alternatief is het matchen van het gezin met
een hulpverlener die de taal van het gezin machtig is. Dit heeft ook als voordeel
dat het aantal betrokkenen bij het gezin niet uitgebreid wordt.
Vraag 4
Vindt u ook dat de inzet van een tolk in de zorg en specifiek in de jeugdzorg belangrijk
is voor een goede kwaliteit en effectiviteit van de zorg?
Antwoord 4
Ja, de inzet van een tolk kan zeker belangrijk zijn voor de kwaliteit van de zorg.
Het is aan de zorgprofessional om te beoordelen of een tolk noodzakelijk is en zo
ja, of dit een informele tolk kan zijn of dat hiervoor een professionele tolk ingeschakeld
dient te worden. Professionals kunnen voor deze afweging gebruik maken van de kwaliteitsnorm
«tolkgebruik bij anderstaligen in de zorg».
Vraag 5
Hoeveel kinderen met niet-Nederlandstalige ouders ontvangen jeugdzorg op dit moment
en hoeveel waren dat er in de afgelopen jaren?
Antwoord 5
Er worden geen statistieken bijgehouden over het aantal kinderen met niet-Nederlandstalige
ouders in de Jeugdwet.
In de beleidsinformatie Jeugd is wel informatie te vinden over het aantal kinderen
met een niet-westerse of westerse migratie-achtergrond, maar dit zegt niet per se
iets over de mate waarin hun ouders (on)voldoende de Nederlandse taal machtig zijn.
Vraag 6 en 7
Klopt het dat er kinderen of jongeren worden geweigerd bij jeugdzorginstellingen,
omdat hun ouders de Nederlandse taal niet machtig zijn?
Klopt het dat wanneer ouders de Nederlandse taal niet machtig zijn, jongeren in jeugdzorginstellingen
moeten vertalen voor hun ouders gedurende het traject en ouders op die manier niet
goed meegenomen kunnen worden in het zorgtraject van hun kind?
Antwoord 6 en 7
Mij zijn geen signalen bekend dat kinderen vanwege het feit dat hun ouders de Nederlandse
taal niet machtig zijn geweigerd worden door jeugdzorginstellingen.
Ik heb ook geen signalen van ouders die onvoldoende meegenomen worden in het zorgtraject
van het kind, omdat hun kind gedurende een traject zelf tolkt.
Ouders hebben zelf ook een verantwoordelijkheid wanneer zij zich onvoldoende betrokken
voelen bij het zorgtraject van hun kind. Zij kunnen dan zelf een informele tolk meenemen.
Het is daarnaast altijd aan de zorgprofessional om af te wegen of en wanneer de inzet
van een professionele tolk noodzakelijk t.b.v. de kwaliteit en effectiviteit van de
zorg is.
Vraag 8
Hoe wordt door de jeugdbescherming een adequaat feitenonderzoek gewaarborgd bij uithuisplaatsing
indien de ouders niet Nederlandstalig zijn?
Antwoord 8
Een ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing of een omgangsregeling heeft grote gevolgen
voor het leven van een kind en de ouders. Zij hebben er recht op dat dergelijke beslissingen
goed onderbouwd en onderzocht zijn. Voor de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde
instellingen (hierna: GI’s) geldt een wettelijke verplichting in rapportages of verzoekschriften
de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren (art. 3.3 Jeugdwet).
Zij moeten zich richten op het verzamelen van feiten, gebeurtenissen en omstandigheden
die objectiveerbaar zijn. De besluitvorming moet worden onderbouwd, waarbij feiten,
visies van betrokkenen en de interpretaties duidelijk zijn gescheiden. Bovengenoemde
instellingen investeren in het doen van zorgvuldig en navolgbaar onderzoek en in een
goede samenwerking met kinderen en ouders, ook als zij niet Nederlandstalig zijn.
In dat geval kan gebruik worden gemaakt van de inzet van een professionele tolk.
Vraag 9
Klopt het dat de beheersing van de Nederlandse taal een factor kan zijn bij de uithuisplaatsing
van kinderen en dat de inzet van een tolk zou kunnen bijdragen aan het voorkomen van
uithuisplaatsingen?
Antwoord 9
Ik heb geen informatie over de mate waarin de beheersing van de Nederlandse taal een
factor kan zijn bij een uithuisplaatsing.
Vraag 10, 11 en 12
Kunt u bij de antwoorden op de vragen 6 tot en 9 aangeven of deze zaken uitvoerig
zijn onderzocht (dus niet alleen steekproefsgewijs of casueel), om hoeveel gevallen
het gaat en in hoeverre dit incidentele of structurele problematiek is? Zo nee, bent
u bereid dit onderzoek te (laten) doen?
Kunnen bovenstaande vragen betrokken worden bij de uitvoering van de motie-Paulusma/Bikker2 over de bekostiging van de tolkenvoorziening?
Wat is de voortgang van de uitvoering van de motie-Paulusma/Bikker over de bekostiging
van de tolkenvoorziening? Wat is de voortgang specifiek op het onderdeel jeugdzorg?
Antwoord 10, 11 en 12
Er is geen uitgebreid onderzoek gedaan naar aanleiding van de vragen die u stelt in
de vragen 6 tot en met 9. In de beantwoording geef ik aan dat mij geen signalen bekend
zijn t.a.v. de onderwerpen waar u vragen over stelt. Ik zie dan ook geen aanleiding
om hier specifiek nader onderzoek naar uit te voeren.
Naar aanleiding van de motie Paulusma/Bikker wordt momenteel wel een onderzoek uitgezet
dat verkent hoe de huidige bekostiging en organisatie van de inzet van een talentolk
georganiseerd is in de verschillende wettelijke domeinen, en in hoeverre hier in de
praktijk knelpunten in worden ervaren. Hierin wordt ook naar de inzet van de talentolk
in de Jeugdwet gekeken. Dit onderzoek dient voor de zomer afgerond te zijn.
Vraag 13
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de financiering van tolken in de jeugdzorg structureel
en adequaat geregeld wordt, zodat jongeren in deze kwetsbare situatie de zorg krijgen
die ze nodig hebben en jongeren niet meer hoeven te tolken gedurende het zorgtraject?
Antwoord 13
Op basis van de conclusies van het bovengenoemde onderzoek naar de huidige bekostiging
en organisatie van de talentolk in de verschillende wettelijke stelsels kan bepaald
worden of verbeteringen of aanpassingen gewenst zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.