Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ceder en Westerveld over terugplaatsingen na uithuisplaatsingen
Vragen van de leden Ceder (ChristenUnie) en Westerveld (GroenLinks) aan de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over terugplaatsingen na uithuisplaatsingen (ingezonden 19 januari 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 24 februari 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1627.
Vraag 1
Bent u bekend met de reportage van Argos «Uithuisplaatsingen: komen de kinderen ooit
weer thuis?» van zaterdag 15 januari en het onderzoek van Defence for Children «Terug
naar huis»?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat het doel van een uithuisplaatsing is om een kind indien mogelijk zo
snel als mogelijk terug naar huis te plaatsen? Welke maatregelen neemt u om te voorkomen
dat kinderen onnodig lang uit huis worden geplaatst?
Antwoord 2
Een uithuisplaatsing is geen doel op zich, maar een ingrijpend middel om ervoor te
zorgen dat de jeugdige veilig is en zich goed kan ontwikkelen, of om een jeugdige
een behandeling te geven die anders niet mogelijk is. Gedurende de ondertoezichtstelling
en uithuisplaatsing is één van de doelstellingen te onderzoeken of en hoe het kind
weer thuis kan opgroeien. De aanpak van de Gecertificeerde Instelling (GI) is gericht
op het verbeteren van de situatie in het gezin, zodat een kind weer veilig thuis kan
opgroeien en zich daar verder kan ontwikkelen. De inzet van hulp bij een ondertoezichtstelling
en uithuisplaatsing is dan ook erop gericht dat ouders zelf weer de verantwoordelijkheid
over de verzorging en opvoeding van hun kind kunnen dragen en dat eventuele behandeling
van een kind vanuit die thuissituatie geboden kan worden. In het antwoord op vraag
5 wordt nader ingaan op de inzet van de GI gericht op terugplaatsing.
Vraag 3
Welke belangrijkste knelpunten identificeert u die passende zorg bij een uithuisplaatsing
in de weg staan?
Antwoord 3
In de praktijk en in het inspectierapport «Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd»1 worden diverse knelpunten genoemd die in de weg kunnen staan aan het organiseren
van passende en tijdige hulp voor kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel, bijvoorbeeld
door onvoldoende (passend) residentieel hulpaanbod voor jeugdigen met de meest complexe
problematiek en onvoldoende specialistisch ambulant (jeugd-GGZ) hulpaanbod. Daarnaast
kunnen er knelpunten zijn in de toeleiding naar passende en tijdige jeugdhulp en knelpunten
bij aanbieders.
Vanuit het Rijk zijn diverse maatregelen in gang gezet om de jeugdhulp, jeugdbescherming
en jeugdreclassering te verbeteren, zoals beschreven in de Voortgangsbrief van 22 november
2021. Zo is in het kader van de doorbraakaanpak ingezet op het verbeteren van de samenwerking
tussen regionale expertteams en GI’s waar het tijdige en passende jeugdhulp betreft.
Wanneer de benodigde zorg niet van de grond komt of zorg vastloopt, kunnen regionale
expertteams jeugd helpen om passende hulp te organiseren. Expertteams kunnen hierbij
ondersteund worden door de bovenregionale expertisenetwerken. De accounthoudende regio’s
hebben in 2021 incidentele financiële ondersteuning ontvangen, voor de werkzaamheden
van GI’s bij het vinden en matchen van passende en tijdige jeugdhulp. Daarnaast werkt
het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) in opdracht van VWS en de VNG aan
het verkrijgen van inzicht en overzicht van regionale wachttijden. Ook werkt het OZJ
samen met verschillende regio’s om onderliggende oorzaken van wachttijden aan te pakken.
Deze gecombineerde aanpak is nodig om voor de lange termijn te komen tot structurele
oplossingen voor wachttijden. Met het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid
zorg voor jeugdigen» wordt beoogd de beschikbaarheid van specialistische vormen van
jeugdhulp te verbeteren. Het wetsvoorstel ziet o.a. op verplichte regionale samenwerking
tussen gemeenten voor de inkoop van specialistische zorg voor jeugdigen.
Vraag 4
Wat is de stand van zaken rondom de Kamerbreed aangenomen motie Westerveld-Wörsdorfer
(Kamerstuk 31 839, nr. 732) waarin wordt gevraagd om een plan van aanpak om uithuisplaatsingen tegen te gaan?
Wat is de uitkomst van het rondetafelgesprek met betrokkenen?2.
Antwoord 4
Op 22 november 2021 heeft de ambtsvoorganger van de Staatssecretaris van VWS u geïnformeerd
dat ter uitvoering van de motie Westerveld-Wörsdörfer op 8 november 2021 een expertmeeting
gehouden is onder leiding van het OZJ over het voorkomen van uithuisplaatsingen.3 De belangrijkste bevindingen van deze expertmeeting zijn dat de keten vereenvoudigd
moet worden, dat er beter samengewerkt moet worden, dat de rechtspositie van ouder
en kind verbeterd moet worden, dat er een gevarieerder en flexibeler zorgaanbod moet
zijn, dat er gezinsgerichter gekeken moet worden en dat gewerkt moet worden vanuit
een gedeelde verklarende analyse. Deze bevindingen worden meegenomen bij de opstelling
van de Hervormingsagenda Jeugd en zijn onderdeel van het Toekomstscenario kind- en
gezinsbescherming.
Vraag 5
Wat kunnen gecertificeerde instellingen nu al doen om op een betere manier te werken
aan het terugplaatsen van kinderen?
Antwoord 5
De aanpak van de GI is gericht op het verbeteren van de situatie in het gezin, zodat
een kind weer veilig thuis kan opgroeien en zich daar verder kan ontwikkelen. Jeugdbeschermers
stellen hiertoe samen met ouders en kinderen een plan van aanpak op met doelen waaraan
gewerkt moet worden en welke hulpverlening daarvoor nodig is. De begeleiding bij een
uithuisplaatsing kan bijvoorbeeld gericht zijn op het versterken van de opvoedingsvaardigheden
van ouders of het herstellen van de veiligheid in de gezinssituatie. Het is van belang
om gerichte maatregelen te kunnen nemen ten behoeve van het bevorderen van terugplaatsen.
Hiervoor is meer inzicht nodig in de praktijk van terugplaatsing. Bijvoorbeeld: Welke
precieze inzet wordt door GI’s gepleegd? In welke mate lukt het om kinderen duurzaam
terug te plaatsen? In welke situaties lukt dat wel en in welke situaties lukt dat
niet? Ik heb het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) gevraagd
deze en mogelijke andere relevante vragen te onderzoeken. De uitkomsten van dit onderzoek
wil ik vervolgens benutten om concrete maatregelen te nemen om de praktijk van het
terugplaatsen van kinderen in de jeugdbescherming te verbeteren (zie ook het antwoord
op vraag 10). Ik zal uw Kamer bij de voortgangsbrief Jeugd van juni 2022 nader informeren
over de voortgang van het onderzoek.
Vraag 6
Wat zijn gemiddeld de financiële kosten voor het uit huis plaatsen van een kind?
Antwoord 6
De directe kosten van een uithuisplaatsing verschillen sterk per situatie. In het
geval van een uithuisplaatsing worden kosten voor de uitvoering van een ondertoezichtstelling
of voogdijmaatregel gemaakt. De kosten hiervan liggen rond de € 10.000 respectievelijk
€ 6.500 per jaar. Dit zijn de kosten voor de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel
op jaarbasis (inclusief kosten uithuisplaatsing). Daarnaast worden kosten gemaakt
voor de (verblijfs)zorg aan de kinderen die uithuisgeplaatst zijn. Deze kosten lopen
sterk uiteen, afhankelijk van het soort hulp dat wordt ingezet. Bij een plaatsing
in een pleeggezin liggen de kosten rond de € 16.000 per jaar. Bij plaatsing in een
instelling voor gesloten jeugdhulp komen de kosten op jaarbasis uit op circa € 170.000.
Naast pleegzorg en gesloten jeugdhulp is er een breed spectrum aan vormen van jeugdhulp
met verblijf, zoals kamertrainingscentra, gezinshuizen maar ook residentiële instellingen
waar hoog specialistische behandeling geboden wordt. De kosten hiervoor lopen gemiddeld
uiteen van € 30.000 oplopend tot € 120.000. Aanvullend op jeugdhulp met verblijf kan
ook nog ambulante jeugdhulp worden ingezet. Naast bovengenoemde kosten voor jeugdzorg
kunnen ook op andere terreinen kosten worden gemaakt. Te denken valt daarbij aan kosten
voor de rechterlijke macht (kinderrechter), maar bijvoorbeeld ook kosten voor leerlingenvervoer
zodat een kind dat uithuisgeplaatst is naar zijn eigen school kan gaan.
Vraag 7
Wat zijn gemiddeld de kosten van een jaar lang passende ondersteuning bieden aan een
ouder en kind thuis?
Antwoord 7
Hiervoor zijn geen gemiddelde bedragen te noemen. Het hangt sterk af van de problematiek
en daarmee welke hulp en/of ondersteuning er sociaal domein breed of vanuit de zorgverzekeringswet
nodig is voor het kind en de ouder thuis. Ambulante trajecten ter voorkoming/vervanging
van een uithuisplaatsing kunnen zeer intensief zijn. De kosten voor het bieden van
passende hulp en/of ondersteuning thuis zijn niet per definitie lager dan de kosten
die gepaard gaan met een uithuisplaatsing.
Vraag 8
Klopt het dat er geen cijfers bekend zijn over terugplaatsingen van kinderen die uit
huis zijn geplaatst?
Antwoord 8
Ja, het klopt dat op dit moment geen directe cijfers beschikbaar zijn over hoe vaak
het voorkomt dat kinderen na een uithuisplaatsing worden teruggeplaatst bij hun ouders.
De cijfers over het aantal uithuisplaatsingen worden sinds 2015 gereconstrueerd door
te kijken naar de samenloop van een ondertoezichtstelling met jeugdhulp met verblijf
(een jeugdige die op een enig moment in een jaar naast een ondertoezichtstelling ook
jeugdhulp met verblijf ontvangt, bijvoorbeeld pleegzorg). Om nog beter zicht te krijgen
op het aantal uithuisplaatsingen, alsmede de duur van een uithuisplaatsing, worden
vanaf dit jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bij GI’s ook gegevens
uitgevraagd met betrekking tot de machtigingen uithuisplaatsingen. Het aantal machtigingen
dat is beëindigd vormt een indicatie voor het aantal kinderen dat weer is teruggeplaatst.
Het is slechts een indicatie, omdat een machtiging die is beëindigd niet per se hoeft
te betekenen dat het kind weer bij zijn ouders woont, bijvoorbeeld in de situatie
dat de hulp wordt voorgezet in vrijwillig kader en het kind bij pleegouders blijft
wonen.
Vraag 9
Bent u van mening dat registratie van terugplaatsingen kan helpen om beleid over uithuisplaatsingen
en jeugdzorg te verbeteren?
Antwoord 9
Ik onderschrijf het belang van registratie van terugplaatsing na een uithuisplaatsing.
Dit geeft informatie over het behalen van één van de doelstellingen van een ondertoezichtstelling
en uithuisplaatsing, namelijk dat ouders na bepaalde tijd zelf de opvoedingsverantwoordelijkheid
weer kunnen dragen.
Vraag 10
Bent u bereid om voortaan terugplaatsingen te registreren, te laten registeren en
geaggregeerde cijfers bij te houden en regelmatig transparant te publiceren? Kunt
u schetsen wat hierin de mogelijkheden en vormen zijn?
Antwoord 10
Ik ben bereid de registratie op dit punt te verbeteren. Mijn ministerie treedt in
overleg met Jeugdzorg Nederland, Raad voor de Kinderbescherming en het CBS om de mogelijkheden
te verkennen voor het registreren van terugplaatsingen, hierbij ook rekening houdend
met de administratieve lasten. Daarnaast vind ik het belangrijk om scherper zicht
te krijgen op de praktijk van terugplaatsing, zodat we de toekomstige cijfers ook
in perspectief kunnen plaatsen. Hier wil ik onderzoek naar laten doen (zie ook het
antwoord op vraag 5).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.