Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Amhaouch over het beschermen van kleine ondernemers bij zakelijke financiering
Vragen van het lid Amhaouch (CDA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het beschermen van kleine ondernemers bij zakelijke kredietverlening (ingezonden 24 december 2021).
Antwoord van Minister Kaag (Financiën), mede namens de Minister van Economische Zaken
en Klimaat (ontvangen 22 februari 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2021–2022, nr. 1353.
Vraag 1
Bent u bekend met de verkenning naar non-bancaire mkb-financiering van de Autoriteit
Financiële Markten (AFM)?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u het beeld van de AFM dat kleine ondernemers, zoals zzp’ers, eenmanszaken
of micro-ondernemingen, kwetsbaar zijn, door hun beperkte kennis over of ervaring
met financieringsvraagstukken, de afhankelijkheid van intermediairs, en het feit dat
zij vaak persoonlijk garant staan voor zakelijke leningen? Bent u het met de AFM eens
dat deze ondernemers zich hierin nauwelijks onderscheiden van consumenten?
Antwoord 2
Van ondernemers mag verwacht worden dat zij overwegen welke wijze van financiering
en welk financieringsbedrag gepast is voor hun situatie. Ik herken tegelijkertijd
ook het beeld dat kleine ondernemers, net als consumenten, vaak niet over specifieke
financiële expertise beschikken.2
Net als bij consumenten kunnen de gevolgen voor een ondernemer, wanneer deze niet
aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen, groot zijn. Dit is het geval wanneer
sprake is van een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid zoals eenmanszaken of van
hoofdelijke aansprakelijkheid van een persoon, zoals een borgstelling. In die gevallen
is de financiële kwetsbaarheid groter dan bij ondernemers met een onderneming met
rechtspersoonlijkheid.
Vraag 3
Klopt het dat, anders dan bij consumentenkrediet, de AFM geen mandaat heeft om toezicht
te houden op zakelijke kredietverlening? Hoezeer vindt u dit een (on)wenselijke situatie?
Is het juist dat De Nederlandsche Bank (DNB) geen prudentieel toezicht houdt op non-bancaire
aanbieders van zakelijke financiering en bijv. niet toetst op geschiktheid en betrouwbaarheid?
Wat betekent dit voor de positie van kleine ondernemers? In hoeverre zijn zij hierdoor
kwetsbaar?
Antwoord 3
Zakelijke kredietverlening is niet in financiële wetgeving gereguleerd. Wel zijn op
de overeenkomst tussen twee zakelijke partijen de algemene regels van toepassing,
die volgen uit het Burgerlijk Wetboek en de rechtspraak. Het aanbieden van consumentenkrediet
is wel gereguleerd, zowel in Europese regelgeving zoals de Richtlijn Consumentenkrediet
als nationale regelgeving. Voor verstrekkers van consumentenkrediet geldt dat zij
een vergunning dienen te hebben en moeten voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde
specifieke regels. Zij staan ook onder toezicht. Het voorgaande geldt niet voor verstrekkers
van krediet aan niet-consumenten.
Het doel van de voor kredietverstrekking aan consumenten gestelde regels is dat consumenten
bij het aangaan van een kredietovereenkomst met kennis van zaken kunnen beslissen.3 Kredietaanbieders moeten aan bepaalde informatieverplichtingen voldoen en ook moeten
zij een kredietwaardigheidstoets uitvoeren en zijn de kosten die zij mogen rekenen
gemaximeerd. De AFM houdt toezicht op de naleving van de regels door deze kredietaanbieders
en kan indien nodig een sanctie opleggen.
Ik onderzoek op dit moment of het noodzakelijk en wenselijk is dat ook ondernemers
bij wet worden beschermd. Allereerst is daarbij belangrijk om de vraag te beantwoorden
of een eventueel wettelijk ingrijpen ook daadwerkelijk de geconstateerde zorgen adresseert.4 Regulering moet bijvoorbeeld bijdragen aan een gedegen inschatting van de ondernemer,
waarbij hij de gevolgen van de financiering kan overzien, of dient eventuele excessen
in de kosten tegen te gaan. Een wettelijk ingrijpen moet vervolgens zorgvuldig worden
gewogen. Sommige ondernemers kunnen immers gebaat zijn bij bescherming, maar anderen
kunnen daar hinder van ondervinden en mogelijk beperkt worden in hun toegang tot krediet.
Ook moet worden afgewogen of een wettelijke maatregel effectief is wanneer alleen
Nederlandse kredietverstrekkers aan de eisen moeten voldoen.
Ik verwacht dit onderzoek medio 2022 te kunnen afronden en ik zal daarna uw Kamer
hierover informeren.
Vraag 4
Deelt u de observatie van de AFM dat zelfregulering, ter versterking van de positie
van mkb’ers op de non-bancaire financieringsmarkt, op dit moment nog niet effectief
is en onvoldoende functioneert, vanwege het ontbreken van duidelijke en ambitieuze
gedragsnormen, van controle en naleving daarop, van afdwingbaarheid en van een hoge
aansluitingsgraad? Verwacht u dat het niveau van zelfregulering van de sector op korte
termijn zal verbeteren? Welke signalen hebt u daartoe?
Antwoord 4
In 2016 is door mijn ministerie een internetconsultatie gedaan naar de wenselijkheid
van bescherming van zzp-ers en mkb-ers in de Wft.5 Uit de consultatie kwam het beeld van stakeholders naar voren dat kleinzakelijke
klanten, net als consumenten, specifieke financiële kennis ontberen en ondanks hun
eigen verantwoordelijkheid niet altijd de volledige consequenties van hun handelen
overzien. Respondenten vonden dat eventuele maatregelen ter bescherming van de kleinzakelijke
klant niet per se in wetgeving hoeven te worden neergelegd, maar dat deze wel dwingend
of afdwingbaar moeten zijn.
Naast wetgeving kan ook zelfregulering een effectief instrument zijn om verandering
teweeg te brengen in een specifieke markt of sector. Zelfregulering kan sneller tot
stand komen en is daarmee ook flexibeler dan wetgeving. De markt is tot zelfregulering
gekomen op het gebied van zakelijke kredietverlening. De NVB heeft in 2018 de Gedragscode
Kleinzakelijke Financiers opgesteld voor kleinzakelijke klanten met een krediet. Op
grond van deze gedragscode moeten banken voldoen aan de verplichtingen die daaruit
volgen en kunnen kleinzakelijke klanten die onder de code vallen terecht bij het Kifid
in het geval van een klacht over de dienstverlening.
Stichting MKB Financiering heeft in 2019 een gedragscode opgesteld, waarbij momenteel
16 financiers zijn aangesloten. In de gedragscode zijn afspraken gemaakt over transparantie
ten aanzien van kosten en ook moeten de financiers zich houden aan het maximale jaarlijks
kostenpercentage (JKP) van 20%. Ondernemers die onder de gedragscode vallen, kunnen
daarnaast een klacht indienen bij het Kifid over de bij de gedragscode aangesloten
financier. Stichting MKB Financiering werkt op dit moment aan een aanscherping van
deze gedragscode.
Ik vind dat professionalisering van zelfregulering, alsmede een hoge aansluitgraad
cruciaal zijn voor een goede werking van zelfregulering. Ik verwacht daarom van de
sector dat zij de eerder in gang gezette zelfregulering verder ontwikkelt om tot een
effectieve bescherming te komen van kwetsbare ondernemers. Medio 2022 zal ik bezien
of de stappen die daartoe zijn gezet, voldoende vertrouwen geven in een goed functioneren
van zelfregulering. Zo niet, dan overweeg ik wetgeving.
Vraag 5
Bent u het met de AFM eens dat, het bovenstaande overziend, kleine ondernemers (nog)
geen toereikende bescherming genieten bij het sluiten van een non-bancaire financiering?
Waarom wel/niet?
Antwoord 5
Ik zal uw Kamer nader informeren over de stappen die zijn gezet op het gebied van
zelfregulering na het eerdergenoemde weegmoment van medio 2022. In de tussentijd onderzoek
ik of het reguleren van bepaalde aspecten van kredietverlening effectief kan bijdragen
aan de bescherming van kwetsbare ondernemers. Daarbij betrek ik ook de bevindingen
uit de AFM-verkenning.
Vraag 6
Deelt u de mening dat kredietverlening aan kleine ondernemers, die zich gedragen als
consumenten door hun beperkte omvang, onder toezicht van de AFM gesteld zou moeten
worden? Bent u bereid om, in lijn met de conclusies van de AFM, hiernaar aanvullend
onderzoek te laten doen evenals naar andere, nieuwe beschermingsmogelijkheden, zoals
een maximale kredietvergoeding of een uniforme kostenmaatstaf? Waarom wel, of waarom
niet?
Antwoord 6
Zoals hierboven genoemd, zal ik onderzoeken of de zorgen die ik heb door wetgeving
kunnen worden geadresseerd. De vraag of een uitbreiding van het mandaat van de AFM
wenselijk is, zal ik daarin meenemen.
Vraag 7
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het commissiedebat Ondernemen en bedrijfsfinanciering
op 10 februari 2022?
Antwoord 7
Het commissiedebat Ondernemen en bedrijfsfinanciering is verplaatst naar 6 april 2022.
Hiermee voldoe ik aan uw verzoek tot beantwoording vóór het debat.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën -
Mede namens
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.