Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Werf en Van Ginneken over kindermisbruik
Vragen van de leden Van der Werf en Van Ginneken (beiden D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over kindermisbruik (ingezonden 28 januari 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 21 februari
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1764.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Onderzoek Duits misbruiknetwerk klaar: 429 verdachten,
twee Nederlanders»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is de status van de vervolging van de twee Nederlandse verdachten die bij het
Duitse politieonderzoek naar het kindermisbruiknetwerk zijn gevonden?
Antwoord 2
Het is niet aan de Minister van Justitie en Veiligheid om in te gaan op individuele
strafzaken.
Vraag 3
Zijn er in Nederland vergelijkbare onderzoeken gedaan naar kinderpornonetwerken? Zo ja, wat hebben deze opgeleverd? Zo nee, zijn er signalen dat dergelijke
onderzoeken nodig zijn?
Antwoord 3
Vanwege het operationeel belang wordt niet nader ingegaan op specifieke opsporingsmethoden
of -onderzoeken. De aanpak van online seksueel kindermisbruik is een prioriteit voor
de politie en het OM. In de Veiligheidsagenda 2019–2022 zijn hierover afspraken gemaakt. De focus van de strafrechtelijke
aanpak ligt op het identificeren van slachtoffers, misbruikers, vervaardigers en keyplayers
binnen (online) netwerken. Tegelijkertijd is het van belang dat er geen vrijplaats
ontstaat voor downloaders en verspreiders.
Meer dan in voorgaande jaren ligt de focus op zwaardere en arbeidsintensievere onderzoeken,
gericht op vervaardigers en keyplayers binnen (online) netwerken. Zo bestaan de dagelijkse
werkzaamheden bij het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme van de Landelijke
Eenheid voor een groot deel uit het opsporen van internationale online netwerken.
Dit is zeer tijdsintensief en hoog-specialistisch werk, dat vrijwel volledig internationaal
is. Hierbij worden, in samenwerking met buitenlandse opsporingsdiensten, ook niet-Nederlandse
keyplayers geïdentificeerd.
Vraag 4
Kunt u toelichten wat voor psychologische begeleiding politiemedewerkers in Nederland
krijgen bij het doen van zedenonderzoeken die mentaal zwaar zijn? Is deze begeleiding
voldoende voor politiemedewerkers om hun werk goed te doen?
Antwoord 4
Het werken aan zedenonderzoeken is emotioneel belastend en kan grote impact hebben
op het welbevinden van medewerkers. Sinds de inrichting van de teams ter bestrijding
van kinderpornografie en kindersekstoerisme (TBKK) in 2012 is er daarom voortdurend
aandacht voor de (psychologische) begeleiding van politiemedewerkers. Binnen teams
is zorg en veiligheid een voortdurend onderwerp van gesprek. Verder vinden er jaarlijks
gesprekken plaats met een eenheidspsycholoog voor een mentale check en is er een «self-screener»
ontwikkeld voor medewerkers. Medewerkers vullen zelf een vragenlijst in, op basis
waarvan de screener kan aangeven dat het verstandig is om bijvoorbeeld in gesprek
te gaan met collega’s of een psycholoog.
Vraag 5
Bent u bekend met het bericht «Beelden van misbruik van Marcels dochter blijven rondgaan:
«Mensen gaan hierdoor kapot»»?2
Antwoord 5
Ja. Zie hierover ook de beantwoording van Kamervragen van het lid Michon-Derkzen (VVD)
over ditzelfde artikel.3
Vraag 6
Wat zijn de redenen dat de Nederlandse politie de beelden van de dochter van Marcel
niet kon opsporen en blokkeren op het internet, maar de Duitse journalisten wel, en
ook nog met gemak? Welke stappen onderneemt u om dit proces in Nederland te verbeteren,
eventueel in overleg met uw Europese collega’s?
Antwoord 6
De stelling dat de Nederlandse politie dergelijke beelden niet kan opsporen is onjuist.
Jaarlijks worden door de politie vele miljoenen afbeeldingen bekeken, geclassificeerd
en opgenomen in databases. Zoals in eerdere beantwoording is aangegeven, is het helaas
voor iedereen, ook zonder opsporingsbevoegdheden, mogelijk om beeldmateriaal van online
seksueel kindermisbruik op het internet te vinden. Dit maakt dat ook journalisten
dergelijk materiaal kunnen vinden en de hoster hierover kunnen informeren. De politie
richt zich bij de aanpak van online seksueel kindermisbruik vooral op het identificeren
van slachtoffers van actueel misbruik. De politie maakt hiertoe in een zo vroeg mogelijk
stadium een onderscheid tussen oud en nieuw materiaal, zodat de kans om slachtoffers
van actueel misbruik te ontdekken wordt vergroot.
Het blijft echter van belang om beelden van seksueel kindermisbruik van het internet
te weren en te verwijderen. Daarom zet de internetsector zich in om het openbaar maken,
verspreiden en opslaan van dergelijke materiaal tegen te gaan. Het Expertisebureau
Online Kindermisbruik (EOKM) stuurt grote hoeveelheden verwijderverzoeken van online
kindermisbruikmateriaal uit naar bedrijven. In de Gedragscode Notice and Take Down
is opgenomen dat dergelijk beeldmateriaal binnen 24 uur wordt verwijderd. Deze werkwijze
is zeer effectief en leidt tot verwijdering van grote hoeveelheden beeldmateriaal
van online kindermisbruik. Met de oprichting van de Autoriteit Terroristisch en Kinderpornografisch
materiaal (ATKM) zet het kabinet in op bestuursrechtelijke handhaving ten aanzien
van dienstverleners die geen gehoor geven aan verwijderverzoeken over beeldmateriaal
van seksueel kindermisbruik.
Vraag 7
Bent u op de hoogte van het feit dat beelden van kindermisbruik ook op gewone hostingdiensten
zoals Dropbox worden opgeslagen? Zo ja, welke stappen neemt u om dit te bestrijden?
Antwoord 7
Hiervan ben ik me bewust. Dropbox is een clouddienst voor het online opslaan van bestanden.
Gebruikers van Dropbox hebben een eigen account waarop zij inloggen. Dit maakt dat
de inhoud die wordt opgeslagen via Dropbox niet valt onder het openbare deel van het
internet. Het verkrijgen van toegang tot de inhoud die is opgeslagen in een Dropbox-account
vraagt daarom de inzet van strafvorderlijke bevoegdheden. Verder kan de officier van
justitie via artikel 125p Wetboek van Strafvordering (Sv) vorderen dat een aanbieder
van een communicatiedienst strafbare gegevens ontoegankelijk maakt. Vanwege het operationeel
belang wordt niet nader ingegaan op specifieke opsporingsmethoden.
Vraag 8
hoe oordeelt u over de stelling van de Engelse Internet Watch Foundation dat 77 procent
van het materiaal van kindermisbruik dankzij Nederlandse servers te vinden is? Als
dit percentage klopt, welke stappen onderneemt u om de capaciteit bij de politie uit
te breiden om dit aan te pakken?
Antwoord 8
Het rapport van de IWF over 2020 concludeert dat er dat jaar 77% van het door haar
gevonden beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik in Nederland wordt gehost. In
het rapport van de IWF over 2019 betrof het 71%. Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld4 zijn er kanttekeningen te maken bij de conclusies van de IWF. Het percentage wordt
beïnvloed door meldingen die zij van burgers ontvangt, eigen zoekgedrag en (instellingen
van) crawlers. De cijfers kunnen niet één op één worden vertaald naar een mondiaal
beeld. Desalniettemin wordt in Nederland veel beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik
gehost. Om deze reden wordt samen met de sector veel inzet gepleegd om het internet
op te schonen van dit schadelijke materiaal. Zie hiervoor ook vraag 6.
Verder wil ik nogmaals benadrukken dat de politie diens capaciteit inzet op het identificeren
en ontzetten van slachtoffers van actueel misbruik en het opsporen van daders. Desalniettemin
is het van groot belang dat reeds bekend beeldmateriaal van online seksueel kindermisbruik
zo spoedig mogelijk offline wordt gehaald. Dit materiaal blijft uitermate schadelijk
voor de slachtoffers. De politie draagt bij aan het verwijderen van dit materiaal
door het leveren van een beveiligde hash-database. Deze kan met behulp van het EOKM
gebruikt worden door hostingbedrijven om hun servers schoon te houden van reeds bekend
beeldmateriaal.
Vraag 9
Hoe apprecieert u de optie om de huidige ex-parte procedure uit te breiden tot materiaal
van seksuele exploitatie van kinderen zodat er een versnelde procedure tot verbod
aan de inbreukmaker mogelijk is?
Antwoord 9
Het huidige beleid is gestoeld op de verwijdering van beeldmateriaal van online seksueel
kindermisbruik door hostingbedrijven zelf. Daarbij wordt met de oprichting van de
ATKM bestuursrechtelijke handhaving mogelijk bij bedrijven die niet adequaat reageren
op meldingen. Zo worden alle bedrijven gedwongen om dit schadelijke materiaal snel
offline te halen. Zie voor het huidige beleid ook de beantwoording van vraag 6. Daarnaast
kan de officier van justitie vorderen dat dergelijk strafbaar beeldmateriaal offline
wordt gehaald. Op deze manier hoeven slachtoffers niet zelf een civiele procedure
aan te spannen tegen een hostingbedrijf om de beelden te laten verwijderen.
Vraag 10
Welke mogelijkheden ziet u voor de melder om in beroep te gaan als de aanbieder van
de dienst op onjuiste wijze reageert?
Antwoord 10
In het kader van de triloog onderhandelingen over de Digital Services Act wordt stilgestaan
bij de mogelijkheid om bij een internet tussenpersoon in beroep te gaan, indien geen
(of juist wel) gevolg wordt gegeven aan een verwijderverzoek. Daarnaast kan verwijdering
worden afgedwongen door een vordering van de officier van justitie of van de civiele
rechter. Het wetsvoorstel voor het instellen van een bestuursrechtelijke autoriteit
om het verwijderen van beeldmateriaal van online seksueel kindermisbruik af te dwingen
bevat de mogelijkheid voor de autoriteit om een bindende aanwijzing te geven aan een
bedrijf.
Vraag 11
Op welke manier is op dit moment in de Digital Services Act (DSA) geregeld dat de
aanbieder van een dienst binnen een bepaalde termijn op een melding van strafbare
informatie op zijn systemen moet reageren? Ziet u hier ruimte voor een toegespitst
proces die afhangt van de aard van de inbreuk?
Antwoord 11
De Digital Service Act is een voorstel voor een horizontale EU-verordening waarvan
de reikwijdte ziet op alle vormen van illegale inhoud online. Het wetgevingsproces
hiervan is nog niet doorlopen en derhalve is het voorstel nog niet van kracht. Art.
14 van het voorstel verplicht dienstverleners een kennisgevings- en actiemechanisme
in te voeren. Daarin wordt geen specifieke termijn genoemd (vanwege de horizontale
materiële reikwijdte van het voorstel). Wel regelt art. 14 lid 5 dat de dienstverlener
de melder «onverwijld» op de hoogte stelt van het besluit van de dienstverlener naar
aanleiding van de melding. Momenteel is de Europese Commissie bezig met een wetsvoorstel
dat ziet op het tegengaan van online seksueel kindermisbruik. Dit voorstel wordt verwacht
in maart 2022. Het is nog niet bekend of in dit voorstel dergelijke termijnen worden
opgenomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.