Lijst van vragen : Lijst van vragen over de stukken die zijn geagendeerd voor het commissiedebat Discriminatie, racisme en mensenrechten op 24 februari 2022 (o.a. Kamerstuk 39050-283)
2022D06829 LIJST VAN VRAGEN OVER DISCRIMINATIE, RACISME EN MENSENRECHTEN
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de stukken die zijn
geagendeerd voor het commissiedebat Discriminatie, racisme en mensenrechten op 24 februari 2022 (Kamerstuk 30 950, nr. 283, Kamerstuk 30 950, nr. 282, Kamerstuk 30 950, nr. 281, Kamerstuk 30 950, nr. 280, Kamerstuk 22 112, nr. 3230, Kamerstuk 30 950, nr. 276, Kamerstuk 33 826, nr. 40, Kamerstuk 33 826, nr. 38, 2019Z13358, 2019Z17328, Kamerstuk 34 349, nr. 29).
De fungerend voorzitter van de commissie, Hagen
De adjunct-griffier van de commissie, Verhoev
Nr.
Vraag
1
Wat is de actuele status van de Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie?
2
Wat is de actuele status van de wetgeving en verbeterde handhavingsinstrumenten met
betrekking tot discriminatie op de woningmarkt?
3
Wat is de laatste stand van zaken rondom het oprichten van een Staatscommissie discriminatie
en racisme en hoe verhoudt deze zich straks tot de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie
en Racisme (NCDR)?
4
Wat is het verloop van een «Nationaal Actieplan Mensenrechten», met andere woorden
wanneer wordt een plan herijkt en waarop is het gebaseerd?
5
Is het Nationaal Actieplan Mensenrechten 2020 eerder geagendeerd en besproken dan
bij dit debat?
6
Wat is uw reactie op de bevindingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
over straatintimidatie van 2 februari jongstleden?
7
Kunt u toelichten in welke situatie(s) risicoprofilering waarbij potentiële normovertreders
worden geselecteerd voor extra controle, gezien wordt als dienstverlening?
8
Wat is de stand van zaken van het nationaal programma dat de NCDR opstelt, welke partijen
worden hierbij betrokken, wanneer wordt het programma verwacht, en wat wordt de beoogde
relatie tussen de NCDR en de Staatscommissie tegen discriminatie en racisme?
9
Kunt u aangeven hoeveel van de 25 tot 35 meldingen van racisme en discriminatie per
jaar gegrond zijn verklaard en in welke mate naar aanleiding daarvan disciplinaire
maatregelen zijn getroffen?
10
In hoeverre worden klachtencommissies, integriteitscoördinatoren en vertrouwenspersonen
getraind in het herkennen van discriminatie?
11
Kunt u toelichten of het voorbeeld van het controleren van mensen met een «Litouws
uiterlijk» in een huurauto, in de strijd tegen GPS-diefstal uit voertuigen, volgens
het toetsingskader van het College voor de Rechten van de Mens (het College) zou zijn
toegestaan?
12
Kunt u toelichten of het voorbeeld waarbij een burger wordt gecontroleerd omdat hij
snel loopt, goed gekleed is en een «niet Nederlands uiterlijk» heeft, volgens het
toetsingskader van het College zou zijn toegestaan?
13
Acht u de motie Belhaj c.s. (Kamerstuk 30 950, nr. 237) uitgevoerd, met de toepassing van het mensenrechtelijk toetsingskader van het College?
Zo ja, hoe onderbouwt u dat, gegeven dat de motie verzoekt etniciteit niet te gebruiken
om fraude te bestrijden, terwijl het toetsingskader dat niet geheel uitsluit?
14
Kunt u aangeven hoeveel risicoprofielen in gebruik zijn voor het opsporen van potentiële
normovertreders in het kader van fraude- of criminaliteitsbestrijding (risicoprofilering)
en kunt u deze vraag beantwoorden uitgesplitst naar politie, Belastingdienst en/of
andere overheidsinstanties?
15
Kunt u aangeven in hoeveel risicoprofielen voor het opsporen van potentiële normovertreders
gebruik wordt gemaakt van nationaliteit of etniciteit als risicofactor?
16
Kunt u aangeven op basis van welke evaluatiegegevens onderzocht zal worden of een
risicoprofiel passend en geschikt is voor het opsporen van potentiële normovertreders,
en aangeven welke gegevens nodig zijn om een risicoprofiel te evalueren op effectiviteit
en discriminerende effecten?
17
Kunt u een voorbeeld geven van een risicoprofiel voor het opsporen van potentiële
normovertreders dat in de afgelopen tien jaar is ingezet en dat na evaluatie effectief
is gebleken voor het opsporen en/of bestrijden van fraude of criminaliteit?
18
Kun u een voorbeeld geven van een risicoprofiel voor het opsporen van potentiële normovertreders
dat in de afgelopen tien jaar is ingezet en dat niet-discriminerend was?
19
Kunt u een voorbeeld geven van gebruik van nationaliteit of etniciteit in een risicoprofiel
voor het opsporen van potentiële normovertreders waarvoor een objectieve en redelijke
rechtvaardiging bestaat?
20
Wanneer bestaat er volgens u een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het
gebruik van nationaliteit of etniciteit in een risicoprofiel voor het opsporen van
potentiële normovertreders?
21
Kunt u een voorbeeld geven van een risicoprofiel waarin indirect onderscheid wordt
gemaakt op grond van ras, etniciteit of nationaliteit?
22
Kunt u een voorbeeld geven van een risicoprofiel voor het opsporen van potentiële
normovertreders dat zich slechts op één bepaalde afkomst of nationaliteit richt?
23
Kunt u uitleggen onder welke omstandigheden een risicoprofiel dat zich richt op meerdere
afkomsten of nationaliteiten gerechtvaardigd onderscheid maakt?
24
Kunt u een voorbeeld geven van een gerechtvaardigd gebruik van meerdere nationaliteiten
in een risicoprofiel voor het opsporen van potentiële normovertreders?
25
Kunt u een voorbeeld geven van een risicoprofiel voor het opsporen van potentiële
normovertreders waarin ras, nationaliteit of etniciteit niet het enige, maar wel het
doorslaggevende selectiecriterium binnen het risicoprofiel is?
26
Kunt u een voorbeeld geven van een risicoprofiel voor het opsporen van potentiële
normovertreders waarin sprake is van direct onderscheid op grond van ras in het kader
van sociale bescherming (met inbegrip van sociale zekerheid en sociale voordelen)?
27
Kunt u een voorbeeld geven van een risicoprofiel voor het opsporen van potentiële
normovertreders waarin ras, nationaliteit of etniciteit een selectiecriterium is en
waarvoor onomstotelijk is aangetoond dat het onderscheid geschikt is om een legitiem
doel te bereiken en tevens noodzakelijk is?
28
Wanneer is volgens u «onomstotelijk» bewezen dat er noodzaak is tot het gebruik van
etniciteit, afkomst of nationaliteit om dit toe te staan?
29
Is uiteindelijk het gebruik van etniciteit of nationaliteit in een risicoprofiel niet
vrijwel altijd doorslaggevend en kunt u toelichten aan de hand van het voorbeeld van
een zwarte, goedgeklede, snellopende man die wordt aangehouden en een witte, goedgeklede,
snellopende man die niet wordt aangehouden, hoe het criterium van huidskleur toch
niet doorslaggevend is geweest?
30
Kunt u aangeven uit welk(e) onderzoek(en) blijkt dat het gebruik van risicoprofielen
daadwerkelijk heeft bijgedragen aan doelgerichtere en efficiëntere handhaving en/of
controle, respectievelijk aantoonbaar hebben bijgedragen aan het terugdringen van
fraude of criminaliteit?
31
Kunt u aangeven hoeveel risicoprofielen in gebruik zijn voor het opsporen van potentiële
normovertreders waarin ras, nationaliteit of etniciteit een selectiecriterium is en
waarin gebruik wordt gemaakt van een algoritme?
32
Hoe definieert u een algoritme in het kader van opsporing?
33
Kunt u een voorbeeld geven van een risicoprofiel voor het opsporen van potentiële
normovertreders waarin ras, nationaliteit of etniciteit een selectiecriterium is en
waarin gebruik wordt gemaakt van een algoritme?
34
Kunt u een voorbeeld geven van een risicoprofiel voor het opsporen van potentiële
normovertreders dat getoetst is op discriminatie op grond van sociaaleconomische status?
35
Kunt u aangeven in hoeverre de Handreiking non-discriminatie by design bekend is bij
relevante overheidsdiensten en lokale overheden die zich bezighouden met het opsporen
van potentiële normovertreders?
36
Kunt u aangeven in hoeverre de aanbevelingen uit de Handreiking non-discriminatie
by design worden geïmplementeerd bij relevante overheidsdiensten en lokale overheden
die zich bezighouden met het opsporen van potentiële normovertreders?
37
Kunt u aangeven wat de status is van de Handreiking non-discriminatie by design en
wat de consequenties zijn wanneer een risicoprofiel niet conform de Handreiking wordt
ingezet?
38
Kunt u aangeven hoeveel meldingen er zijn bij lokale antidiscriminatievoorzieningen
(ADV’s) van ervaringen van burgers met een risicoprofiel voor het opsporen van potentiële
normovertreders waarin ras, nationaliteit of etniciteit een selectiecriterium is?
39
Kunt u aangeven wat de status van het toetsingskader is en wat de consequenties zijn
wanneer een instantie werkt met een risicoprofiel dat niet getoetst is dan wel de
toets niet passeert?
40
Ontvangen betrokkenen altijd informatie dat zij onderwerp zijn van risicoprofilering?
Zo ja, wanneer, zo nee, waarom niet?
41
Worden betrokkenen gecompenseerd wanneer zij onterecht zijn geprofileerd en/of zijn
gediscrimineerd door een risicoprofiel?
42
Is het College bevoegd om op aanvraag of op eigen initiatief risicoprofielen te toetsen
aan het kader?
43
Kunt u een concrete datum geven wanneer samen met het College en vertegenwoordigers
van de uitvoeringsorganisaties wordt bekeken of het toetsingskader voldoende houvast
biedt voor de praktijk en of verdere concretisering nodig is?
44
Kunt u aangeven in welke vorm dan wel forum samen met het College en vertegenwoordigers
van de uitvoeringsorganisaties wordt bekeken of het toetsingskader voldoende houvast
biedt voor de praktijk en of verdere concretisering nodig is?
45
Kunt u toelichten op grond van welke evaluaties en onderzoeken wordt verwacht dat
trainingen van het College aan medewerkers van uitvoeringsorganisaties een effectieve
waarborg tegen discriminatie vormen?
46
Hoever bent u met het instellen van de Staatscommissie tegen discriminatie en racisme
en kunt u een uitgebreide taakomschrijving geven van de Staatscommissie?
47
Hoe vaak komt het voor dat werkgevers in een risico inventarisatie- en evaluatie (RI&E)
geen beleid hebben met betrekking tot psychosociale arbeidsbelasting en specifiek
discriminatie, en wat zijn de redenen dat werkgevers het achterwege laten om daarop
beleid te voeren?
48
Hoe vaak heeft de inspectie SZW (vanaf 1 januari 2022 Nederlandse Arbeidsinspectie
genoemd) een boete opgelegd voor arbeidsdiscriminatie en hoe verhoudt dat aantal zich
tot hoe vaak arbeidsdiscriminatie op basis van schatting voorkomt?
49
In hoeverre zijn medewerkers bij de politie en het Openbaar Ministerie bekend met
de Aanwijzing discriminatie en ziet u aanleiding (bijvoorbeeld naar aanleiding van
de uitzending «Oprotten uit Giethoorn», 27 januari 2022, www.bnnvara.nl/zembla/artikelen/) om meer in te zetten op bewustwording van deze aanwijzing?
50
Kunt u toelichting geven bij de stelling dat het strenger dan nu voorgenomen beboeten
van arbeidsdiscriminatie bij werving en selectie als disproportioneel kan worden ervaren
en waar is deze stelling op gebaseerd?
51
Wat zijn de grondslagen van de wettelijke beperkingen voor het openbaar maken van
strafrechtelijke uitspraken, waardoor dit alleen kan voor bedrijven met een monopolypositie?
Wat zou er nodig zijn om dit voor alle bedrijven mogelijk te maken?
52
Wat vindt u van de stelling dat de niet-bindende oordelen van het College vooral bedoeld
zijn als «eye-opener» voor de verwerende partij en in hoeverre ziet u daarin het risico
dat partijen zich verschuilen achter onwetendheid rondom discriminatie? Hoe realistisch
is het dat partijen inderdaad onwetend zijn, gezien de enorme maatschappelijke ontwikkelingen?
53
Waar hebben de overleggen met sociale mediaplatforms over discriminerende en haatzaaiende
berichten toe geleid tot nu toe?
54
Kunt u een overzicht bieden van de onderzoeken in opdracht van het kabinet «naar de
oorzaken en triggerfactoren bij discriminatie op specifieke gronden, zoals bij antisemitisme,
moslimdiscriminatie en anti-zwart racisme»?
55
Kunt u een update geven van de versterking van de ADV’s en wat wordt er gedaan aan
de relatieve onbekendheid van de ADV’s waar u aan refereert?
56
In hoeverre wordt de uitwisseling van kennis en ervaring tussen ADV’s en het Rijk
en tussen ADV’s onderling gefaciliteerd?
57
Ziet u een rol weggelegd voor de NCDR in het verbeteren van de samenwerking tussen
instanties (bijv. de politie en de ADV’s) op het gebied van discriminatiebestrijding?
58
Kunt een update geven van de uitvoering van de motie Paternotte (Kamerstuk 35 164, nr. 9), in het bijzonder met betrekking tot de invulling van de functie van discriminatierechercheur?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M. Verhoev, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.