Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Raan en Teunissen over het Energy Charter Treaty
Vragen van de leden Van Raan en Teunissen (beiden PvdD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het Energy Charter Treaty (ingezonden 24 december 2021).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie), mede namens de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 21 februari 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1268.
Vraag 1
Klopt het dat er al sinds 2017 wordt gepraat over het «moderniseren» van het Energy
Charter Treaty (ECT)? Hoe lang gaat het nog duren voordat er een akkoord ligt?
Antwoord 1
In 2017 is op de ECT Conferentie besloten om de modernisering van het ECT te bespreken.
In 2018 en 2019 is er een moderniseringsgroep opgericht die de onderhandelingen binnen
het ECT coördineert en zijn de onderwerpen voor modernisering vastgesteld en goedgekeurd.
In 2020 zijn de onderhandelingen van start gegaan en inmiddels hebben er negen onderhandelingsrondes
plaatsgevonden. In de eerste helft van 2022 staan nog vier onderhandelingsrondes gepland
en in juni 2022 hoopt het ECT een conferentie te kunnen organiseren over een principeovereenkomst,
die de weg kan vrijmaken naar modernisering van het ECT.
Vraag 2
Kunt u garanderen dat «modernisering» uitsluit dat bedrijven kunnen dreigen met miljardenclaims
wanneer overheden een einde willen maken aan de winning, productie, handel en gebruik
van fossiele energie? Wat is de status van het oorspronkelijke voorstel van de Europese
Unie om de bescherming van fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen?
Antwoord 2
De inzet van de EU bij het moderniseren van het ECT is om het verdrag volledig in
lijn te brengen met het EU-klimaatbeleid en verplichtingen onder het Akkoord van Parijs.
Het voorstel van de EU was – zoals aangegeven in uw vraag – om investeringen in fossiele
brandstoffen uit te sluiten van investeringsbescherming onder het ECT. Investeringen
in sommige vormen van fossiele brandstof zouden onder het EU voorstel onder voorwaarden
worden uitgefaseerd in de context van het ECT. Het gaat hierbij om nieuwe investeringen
in elektriciteitsproductie uit aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen, waarvoor
investeringsbescherming zou blijven bestaan tot eind 2030. Daarnaast zouden investeringen
in aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen die bestaande investeringen in meer
vervuilende vormen van fossiele brandstoffen vervangen worden beschermd tot uiterlijk
2040.
Er is bij de andere verdragspartijen weinig steun voor dit voorstel. De Europese Commissie
onderhandelt namens de EU verder om tot een oplossing te komen. Wat het kabinet betreft
is het essentieel dat een gemoderniseerd ECT volledig in lijn is met de klimaatdoelstellingen
van de EU. Als het EU-voorstel geaccepteerd wordt, dan vallen de investeringen in
fossiele brandstoffen in de bovengenoemde gevallen nog voor een relatief beperkte
periode onder de bescherming van het verdrag zoals in de vorige paragraaf uiteen gezet.
Modernisering zoals voorgesteld door de EU sluit derhalve niet per direct uit dat
alle investeerders in fossiele brandstoffen gebruik kunnen maken van het geschillenbeslechtingsmechanisme
onder het ECT.
Om te verduidelijken dat investeringsbescherming geen negatieve invloed heeft op de
beleidsruimte van overheden wil de EU het recht te reguleren in het publieke belang
expliciet opnemen in afspraken over investeringsbescherming. Dit is ook onderdeel
van het EU-voorstel bij de onderhandelingen over het ECT.
Vraag 3 en 4
Kunt u bevestigen dat de Europese Unie overeenstemming heeft bereikt over een interne
deadline voor de hervorming van het ECT? Zo ja, wat is die deadline?
Wat is het plan als de interne deadline niet gehaald wordt? Stappen de Europese Unie,
Nederland en de andere lidstaten dan uit het ECT?
Antwoord 3 en 4
Er is door de EU geen interne deadline gesteld voor het bereiken van een akkoord over
de modernisering van het ECT. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 1, wil het
ECT-Secretariaat in juni 2022 een conferentie organiseren om een principeakkoord aan
te nemen. Het is nu zaak dat de Europese Commissie in de aankomende vier onderhandelingsrondes
in de eerste helft van 2022 probeert om een akkoord te bereiken dat volledig in lijn
is met genoemde EU-inzet zoals geformuleerd in het mandaat van de Europese Raad. Mocht
dan niet voldoende vooruitgang zijn geboekt, dan is voor het kabinet het moment gekomen
om, bij voorkeur in EU-verband, opnieuw de balans op te maken over steun aan de moderniseringsonderhandelingen
en lidmaatschap van het ECT.
Vraag 5
Onder welke omstandigheden stapt Nederland zelfstandig uit het verdrag? Hoeveel claims
moeten er nog ingediend worden en hoe lang moeten we bij het versterken van het klimaatbeleid
nog rekening houden met dreigingen van fossiele bedrijven voordat het kabinet bereid
is dit besluit te nemen?
Antwoord 5
De Nederlandse en EU inzet bij het ECT is om verouderde elementen van het verdrag
te moderniseren en het verdrag volledig in lijn te brengen met de klimaatdoelen van
de EU, niet om te ontkomen aan investeringsbescherming. Het recht op toegang tot de
rechter is niet iets om bang voor te zijn, maar juist een belangrijk element van een
rechtsstaat.
Zelfstandig uit het ECT stappen, zou betekenen dat Nederland nog voor 20 jaar aan
het verdrag is gebonden ten aanzien van bestaande investeringen via de «sunset» clausule.
Deze clausule bepaalt dat de bepalingen uit het verdrag na opzegging van het verdrag
nog 20 jaar daarop van toepassing zijn. Daarnaast bestaat dan de situatie dat Nederland,
doordat de EU partij is bij het ECT en het ECT daarmee onderdeel vormt van het Unierecht,
via de band van de Unie nog steeds gebonden is aan het verdrag. Als de hervormingsonderhandelingen
zouden mislukken, is het van belang dat de alternatieve beleidskeuzes een zo goed
mogelijke uitkomst hebben op het klimaatbeleid en de energievoorziening. Het is daarom
belangrijk dat alternatieve opties – waaronder uittreding – goed overwogen worden
en actie zoveel mogelijk in EU-verband wordt ondernomen.
Het is belangrijk om hierbij te vermelden dat niet alleen investeerders in de fossiele
industrie gebruik kunnen maken van investeringsbescherming onder het ECT. Investeerders
in andere energiesectoren kunnen dit ook. Volgens de cijfers op de website van het
Energiehandvest zijn in de afgelopen tien jaar de meeste investeringsgeschillen door
investeerders in hernieuwbare energie aangespannen.1
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat elke wijziging van het ECT unanimiteit vereist onder alle 53
verdragslanden en dat elk land vetorecht heeft?
Antwoord 6
Ja, het klopt dat unanimiteit is vereist voor het soort verdragswijzingen waar de
modernisering op ziet. In het Energiehandvest (artikel 36.1) is vastgelegd dat wijzigingen
van het verdrag aanvaard moeten worden door alle verdragspartijen tijdens een Conferentie
van Partijen.
Vraag 7 en 8
Hoe staat het met de opstelling van Japan, dat heeft verklaard zich tegen elke wijziging
van de Investor-State Dispute Settlement-clausule (ISDS) te verzetten?
Hoe staat het met de opstelling van andere landen die economisch grote winst halen
uit fossiele brandstoffen?
Antwoord 7 en 8
Japan heeft aan het begin van de onderhandelingen aangegeven geen noodzaak te zien
in de modernisering van het ECT, en ook andere landen hebben posities die nog ver
van de EU-inzet liggen. Desalniettemin lopen de onderhandelingen door en de Europese
Commissie blijft in gesprek met Japan en andere landen met als doel om hen te overtuigen
van de noodzaak van modernisering van het ECT.
Vraag 9
Kunt u reageren op de uitspraken van klokkenluider Yamina Saheb, energie-expert en
voormalig medewerker van het ECT-secretariaat, die concludeert dat het onmogelijk
zal zijn om het ECT in lijn te brengen met de doelen van Parijs, dat elke poging om
echte hervorming door te voeren een veto zal krijgen van lidstaten die sterk afhankelijk
zijn van inkomsten uit fossiele brandstoffen, en dat de enige manier om onszelf te
beschermen het opzeggen van het verdrag is?2
Antwoord 9
Het kabinet volgt de onderhandelingen nauwlettend en is zeer kritisch over de tot
nu toe behaalde vorderingen. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 1, 3, en 4,
onderhandelt de Europese Commissie verder met de andere verdragspartijen. Het kabinet
steunt vooralsnog dit proces, in elk geval tijdens de aankomende vier onderhandelingsrondes
in de eerste helft van 2022. Na die onderhandelingsrondes wil ik – bij voorkeur in
EU-verband – onze opties (her)overwegen.
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat er een juridische analyse is opgesteld over het vertrek van
de Europese Unie uit het ECT en het buiten werking stellen van de sunset clausule,
mocht er voor de deadline geen overeenkomst zijn bereikt over de hervorming van het
ECT? Kunt u die analyse delen?
Antwoord 10
Het Directoraat Generaal Handel van de Europese Commissie heeft de juridische dienst
van de Commissie in december 2020 gevraagd om een juridisch advies over de te volgen
procedures bij uittreding van de EU en haar lidstaten uit het ECT. Het advies is verstrekt
in januari 2021. Het advies is vertrouwelijk en niet gedeeld met de lidstaten.
Vraag 11
In hoeverre lopen de standpunten van de lidstaten en de Raad met betrekking tot de
juridische stappen die de EU moet nemen om uit het ECT te stappen uiteen?
Antwoord 11
Er is in de Raad nog niet gesproken over de juridische aspecten van uittreding. Derhalve
weet het kabinet niet in hoeverre de standpunten hierover uiteen lopen. Het is duidelijk
dat veel lidstaten de kritische houding van Nederland tegenover de tot nog toe geboekte
resultaten van de onderhandelingen delen.
Vraag 12, 13 en 14
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als leden van het ECT zelfstandig kunnen
bepalen welke energievormen beschermd worden en welke niet? Wat zijn de posities van
de Europese Commissie en andere lidstaten (voor zover bekend) over dit zogenaamde
flexibiliteitsvoorstel?
Wat zijn de juridische stappen om een dergelijk voorstel uit te voeren indien het
aanvaard zou worden? Zouden de nationale parlementen een dergelijke aanpassing van
het verdrag kunnen afkeuren?
Wat zijn de gevolgen voor de ECT-leden die het flexibiliteitsvoorstel en andere wijzigingen
niet ratificeren? Is het denkbaar dat er een situatie ontstaat waarbij een hervormd
ECT van toepassing is op de ECT-leden die de hervorming steunen en een oorspronkelijk
ECT dat van toepassing is op alle ECT-leden? Indien ja, hoe zouden de Europese Unie
en lidstaten ISDS-claims kunnen voorkomen van investeerders uit landen die het hervormingsvoorstel
niet ratificeren?
Antwoord 12, 13 en 14
Het door u genoemde voorstel is een van de opties waarover verder onderhandeld wordt.
Mocht dit voorstel worden aangenomen dan zou het naar verwachting resulteren in een
situatie waarbij investeringen in EU landen in verschillende vormen van fossiele brandstof
(op termijn) niet meer beschermd worden door het ECT. Volgens artikel 42 van het Energiehandvest
moeten wijzingen van het verdrag door alle verdragspartijen bekrachtigd, aanvaard
of goedgekeurd worden. Nederland is partij bij het ECT. Conform de Grondwet en de
Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen zal een voorgestelde verdragswijziging
van het ECT aan de Staten-Generaal worden voorgelegd voor goedkeuring. Andere verdragspartijen
hebben mogelijk verschillende parlementaire procedures. Zoals aangegeven in de beantwoording
van vraag 5 is het doel van de EU bij de moderniseringsonderhandelingen niet om rechtszaken
te voorkomen of om alle investeerders het recht tot investeringsbescherming te ontzeggen.
Vraag 15
Kunt u tekstvoorstellen delen voor de definitie van economische activiteiten die in
recente ECT-moderniseringsrondes worden besproken, inclusief het flexibiliteitsvoorstel?
Antwoord 15
De onderhandelingsteksten zijn door het Secretariaat van het ECT aangemerkt als vertrouwelijk
en daarom is het niet mogelijk deze te delen. De tekstvoorstellen die de EU heeft
ingediend aan het begin van de onderhandelingen zijn wel openbaar gemaakt en te vinden
op de website van de Europese Commissie.3
Vraag 16
De arbitrageprocedure die RWE en Uniper tegen Nederland gestart zijn om compensatie
te krijgen vanwege de kolenexit is volgens het Europees Hof van Justitie in strijd
met Europees recht; hoe kan het dat deze procedures nog niet zijn stopgezet of door
de geselecteerde arbiters zijn afgewezen?
Antwoord 16
Zoals aangegeven in Kamerbrieven met kenmerk Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 83 en Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 10 voert Nederland in beide arbitrageprocedures verweer op zowel de bevoegdheid van
het arbitragetribunaal als op de inhoud van het geschil. Daarin zal ook het standpunt
van Nederland worden ingebracht dat intra-EU investeringsarbitrage tussen een investeerder
van een EU-lidstaat en een-EU lidstaat in strijd is met het EU-recht. Op dit verweer
is nog niet beslist. Naast de ICSID-procedures lopen er procedures in Nederland en
in Duitsland, waar bij de Duitse rechter de vraag voorligt of het ECT een geldige
arbitrageclausule bevat in deze intra-EU context. Ook deze zaken zijn nog onder de
rechter.
Vraag 17
Wat doen de Europese Unie en Nederland eraan om te voorkomen dat er nog arbitragezaken
onder het ECT worden gevoerd door investeerders uit EU-landen tegen andere EU-landen?
Antwoord 17
Het standpunt van Nederland is dat intra-EU investeringsarbitrage in strijd is met
het EU-recht. Op 2 september 2021 stelde het Hof van Justitie van de Europese Unie
in haar uitspraak in de zaak Republiek Moldavië v. Komstroy dat artikel 26(2)(c) van
het ECT, dat ziet op het geschillenbeslechtingsmechanisme tussen een investeerder
en een staat, moet worden uitgelegd als zijnde niet van toepassing op geschillen tussen
een EU-lidstaat en een investeerder uit een andere lidstaat over investeringen die
deze laatste in de eerste lidstaat heeft gedaan. De EU-lidstaten en de Europese Commissie
zijn in onderling overleg over hoe de EU het beste gehoor kan geven aan de uitspraak
van het Hof in deze zaak ten aanzien van het ECT.
Vraag 18
Deelt u ook de mening dat ook investeerders van buiten de Europese Unie geen ISDS-claims
onder het Energy Charter Treaty zouden moeten kunnen starten over klimaatbeleid?
Antwoord 18
Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen 2 en 5 is het doel van de modernisering
niet om rechtszaken te voorkomen of om alle investeerders het recht tot investeringsbescherming
te ontzeggen. De inzet van de EU is onder andere om het verdrag in lijn te brengen
met de klimaatdoelen van de EU en het akkoord van Parijs. Onderdeel van het EU voorstel
is daarom om investeringsbescherming van investeringen in fossiele brandstoffen onder
het ECT op te heffen. Idealiter zou dit voorstel na een modernisering van toepassing
zijn op alle verdragspartijen van het ECT, waaronder partijen van buiten de EU. Echter,
zoals beschreven in het antwoord op vraag 2, is er buiten de EU weinig steun voor
dit voorstel.
Vraag 19 en 20
Met RWE is afgesproken om het arbitrageproces zo transparant mogelijk te voeren; waarom
is/zijn de brief/brieven van RWE niet openbaar gemaakt, waarin RWE arbitrage aanspant
en toelicht hoeveel compensatie het claimt en wat de onderbouwing is voor de hoogte
van de compensatie en de vermeende schending van de bescherming van hun investering?
Kunt u dit alsnog openbaar maken?
Als RWE niet bereid is deze brief/brieven openbaar te maken, wilt u ze dan herinneren
aan de uitspraak van de CEO van RWE bij de hoorzitting van 11 februari 2021 dat ze
«op zich niks te verbergen» hebben en ze vragen hier alsnog aan mee te werken?
Antwoord 19 en 20
In lijn met de Nederlandse inzet is door het arbitragetribunaal in de zaak met RWE
besloten om de arbitrageprocedure zo transparant mogelijk te voeren. Dat betekent
o.a. dat processtukken gepubliceerd mogen worden op voorwaarde dat vertrouwelijke
of beschermde informatie wordt afgeschermd. In de procedure zal Nederland de eigen
stukken zo veel mogelijk actief openbaar maken en verzoeken om actieve openbaarmaking
van de processtukken van RWE, zoals het verzoek om arbitrage en de memorial,waarin de claim en verzoek om compensatie worden toegelicht. Stukken die niet officieel
tot de procedure behoren, zoals stukken die vooraf zijn gegaan aan het verzoek tot
arbitrage, vallen niet onder dit transparantieregime.
Vraag 21
Kunt u zich ervoor inspannen dat ook de brief/brieven van Uniper openbaar worden,
waarin ze de arbitrage starten, hun claim kenbaar maken en een onderbouwing geven?
Antwoord 21
De arbitrageprocedure met Uniper is later gestart en loopt een aantal maanden achter
op de procedure met RWE. Nu het arbitragetribunaal in de zaak tussen Uniper en Nederland
is vastgesteld, worden binnenkort processuele beslissingen over het te voeren proces
genomen. De inzet is om een vergelijkbare mate van transparantie te bereiken in de
arbitrageprocedure met Uniper als is vastgesteld voor de procedure met RWE.
Vraag 22
Kunt u aangeven welk bedrag Uniper eist ter compensatie voor vermeende schade als
gevolg van de kolenwet?
Antwoord 22
Uniper stelt in alle stukken de rechtmatigheid van de Wet verbod op kolen ter discussie,
zonder een schadebedrag te noemen. Uit openbare bronnen blijkt dat Uniper de schade
schat op circa 1 miljard euro.
Vraag 23
Hoe staat het met de anti-arbitrage-procedures van de Nederlandse staat bij de Duitse
rechtbank in Keulen? Wanneer verwacht zij een eerste zitting? Zijn de zittingen en
bijbehorende stukken publiek toegankelijk? Wanneer verwacht u een uitspraak?
Antwoord 23
De procedures die de Nederlandse Staat in Duitsland tegen RWE en Uniper heeft aangespannen,
gaan over de vraag of het ECT onder het EU-recht een geldig aanbod voor arbitrage
tussen een investeerder van een EU lidstaat en een EU lidstaat bevat. In deze zaak
staat geen mondelinge behandeling gepland. Naar verwachting doet de rechter in de
eerste helft van dit jaar nog een uitspraak. Het vonnis is openbaar, de Nederlandse
staat onderzoekt of het onder Duits recht mogelijk is om, net als in de nationale
procedure, eigen processtukken actief openbaar te maken.
Vraag 24
Kunt u het verzoek delen dat Uniper vorige week deed aan de ECT-arbiters om een einde
te maken aan de Nederlandse zaak bij de Duitse rechter?
Antwoord 24
Zie het antwoord op vraag 21. Zodra er beslissingen over het verloop van het proces
zijn genomen, kunnen stukken die onderdeel van de arbitrageprocedure zijn eventueel
openbaar gemaakt worden.
Vraag 25
Hoe is het mogelijk dat arbiters van een handelsverdrag een normale rechtszaak onder
een nationale rechter kunnen dwarsbomen?
Antwoord 25
Een arbitragetribunaal ontleent zijn bevoegdheid aan een investeringsverdrag. Het
arbitragetribunaal in de zaken met RWE en Uniper is gevraagd te oordelen over de vraag
of er een schending van het internationaal recht, namelijk het ECT, heeft plaatsgevonden.
Dit staat los van de vraag of de Wet verbod op kolen rechtmatig is onder nationaal
recht. Over het laatste is de nationale rechter bevoegd. Het gaat hier dus om verschillende
procedures op basis van een andere rechtsgrondslag.
Vraag 26
Riverstone krijgt 212 miljoen euro voor de sluiting van de Onyx-centrale; kunt u onderbouwen
waarom ze zoveel compensatie krijgen, terwijl Riverstone deze centrale in 2019 voor
een veel lager bedrag heeft gekocht in de wetenschap dat de centrale niet lang meer
open zou zijn en terwijl de boekwaarde volgens het eigen jaarverslag uit 2019 slechts
96 miljoen euro zou zijn?
Antwoord 26
Volgens de voorwaarden van de call for proposalsheeft de exploitant van de centrale Powerplant Rotterdam (PPR) een projectvoorstel
gedaan voor de beëindiging van de productie en de ontmanteling van PPR. De exploitanten
van de andere kolencentrales hebben aangegeven in dit kader geen voorstel te doen.
Door de onafhankelijke adviseur van de Minister van EZK is geoordeeld dat de hoogte
van de gevraagde subsidie voor de uitvoering van het projectvoorstel niet leidt tot
overcompensatie van de exploitant. Dit wordt ook gecontroleerd door de Europese Commissie
voordat de subsidie kan worden verleend
Vraag 27, 28 en 29
Heeft Riverstone in de gesprekken met de overheid benoemd dat ze ook compensatie zouden
kunnen eisen via de rechter of met een arbitragezaak onder het Energy Charter Treaty
of een ander investeringsbeschermingsverdrag? Heeft u dit meegewogen in het besluit
om Riverstone met 212 miljoen euro te compenseren?
Bent u bereid om alle verslagen en/of notulen van de gesprekken met Riverstone inzake
de compensatie met de Kamer te delen?
Acht u het mogelijk dat Riverstone met een lager bedrag akkoord was gegaan als zij
geen mogelijkheid hadden gehad tot arbitrage via investeringsbeschermingsverdragen?
Antwoord 27, 28 en 29
De call for proposalsvoor vrijwillig stoppen met gebruik van kolen staat los van de Wet verbod op kolen.
Het doel van de call for proposalsis om in de periode tot 2030 aanvullend CO2 te reduceren. De call for proposalsstond daarom open voor alle producenten. Alleen de exploitant van centrale PPR heeft
een voorstel tot sluiting en ontmanteling ingediend. De voorgaande Minister van EZK
heeft beoordeeld of de aanvraag en het projectvoorstel aan de eisen van de call for proposals voldoet. Er is geen sprake van een overeenkomst of akkoord, maar van subsidieverlening.
Overigens is Riverstone voor de overname geïnformeerd over de Wet verbod op kolen
en kon daarom bij de overname al met het toekomstige verbod op kolen rekening houden.
Om die reden kan Riverstone niet stellen dan wel aannemelijk maken dat zij als gevolg
van de Wet verbod op kolen schade lijdt of zal lijden.
Om uw Kamer inzicht te geven in deze adviezen en maximale transparantie te bieden
heb ik de onderliggende stukken vertrouwelijk ter inzage in de Tweede Kamer gelegd
zodat uw Kamer volledig zicht heeft op de onderbouwing van deze subsidie (Kamerstuk
32 813, nr. 937). Vanwege bedrijfsvertrouwelijke informatie kan ik het subsidiebesluit en de onderliggende
adviezen niet openbaar maken.
Er is in een Wob-verzoek gevraagd om de communicatie tussen het Ministerie van EZK
en Onyx en/of Riverstone in de periode van 1 januari 2019 tot 1 oktober 2020. De beantwoording
van dit Wob-verzoek zal spoedig worden verzonden. Een ander Wob-verzoek is ingediend
voor alle correspondentie van oktober 2020 tot 8 oktober 2021 tussen Onyx en/of Riverstone
en het Ministerie van EZK. De beantwoording hiervan verwacht ik in het eerste kwartaal
van dit jaar te versturen. Bij de beantwoording van deze beide Wob-verzoeken is de
gevraagde informatie ook beschikbaar voor de Kamer.
Vraag 30 en 31
Erkent u dat claims of de dreiging van claims via het Energy Charter Treaty invloed
kan hebben op het klimaatbeleid van Nederland? Is het denkbaar dat ons klimaatbeleid
hierdoor meer geld kost? Is het denkbaar dat ons klimaatbeleid hierdoor meer tijd
kost? Is het denkbaar dat hierdoor beleidsopties geschrapt worden, om claims te voorkomen?
In antwoord op vragen voor de begrotingsbehandeling EZK schreef u «Ten slotte brengt
verder ingrijpen in de kolensector grote juridische risico’s in het kader van de lopende
claims met zich mee»; kunt u dit verder toelichten? In hoeverre worden die «grote
juridische risico’s» minder als er geen Energy Charter Treaty zou zijn?
Antwoord 30 en 31
Het nemen van nieuwe maatregelen is nodig om de klimaatdoelstellingen te bereiken.
Daarbij zal een zorgvuldige belangenafweging moeten worden gemaakt tussen de verschillende
belangen en belanghebbenden conform de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
In sommige gevallen zal het noodzakelijk zijn om in te grijpen in het recht op eigendom
als dat nodig is voor het bereiken van andere doelstellingen van algemeen belang.
Deze ruimte is er, maar die is niet onbegrensd. Zo speelt artikel 1 Eerste Protocol
van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens een belangrijke rol, maar ook
andere normen van internationaal, Europees en nationaal recht. Regulering is dus in
beginsel geoorloofd, als het voldoet aan de legaliteitstoets, de legitimiteitstoets
en de evenredigheidstoets (fair balance). Nieuwe wetgeving wordt ook altijd getoetst aan deze normen.
Investeringsverdragen, waaronder het ECT, bevatten geen hogere of andere standaard
ten aanzien van overheidshandelen dan het Nederlandse of Europese recht. Ook daarin
zijn basisregels voor fatsoenlijk overheidshandelen stevig verankerd. Discriminatoire,
willekeurige en oneerlijke behandeling zijn ook onder Nederlands en Europees recht
verboden, net als het feit dat ook in die rechtsordes onteigening niet zomaar is toegestaan
maar aan voorwaarden is onderworpen. Het opzeggen van het ECT, zorgt er niet voor
dat de overheid zomaar kan ingrijpen in eigendom. Het overheidshandelen is niet normvrij,
maar blijft aan beginselen van behoorlijk bestuur onder internationaal, Europees en
Nederlands recht onderworpen.
Overigens is het uitgangspunt van een rechtsstaat dat burgers en bedrijven die rechtstreeks
geraakt worden door besluiten van de overheid, rechtsbescherming genieten. Dit is
in Nederland geregeld via de bestuursrechtelijke en civiele rechtsgang, als mede via
routes onder het internationaal en Europees recht. Een claim indienen, is niet hetzelfde
als een zaak winnen. De rechter of ander relevant scheidsgerecht zal de zaak beoordelen
en daar een uitspraak over doen. De Nederlandse staat dient rechtmatig te handelen.
En hier ligt een belangrijke taak voor de wetgever om voorzienbaar en stabiel beleid
te maken, dat toekomstbestendig is.
Vraag 32
Welke buitenlandse bedrijven met investeringen in Nederland, vallen mogelijk onder
de investeringsbescherming van het Energy Charter Treaty?
Antwoord 32
Het ECT beschermt investeringen van een investeerder van een Verdragspartij van het
ECT in een andere Verdragspartij, dat wil zeggen elke vorm van activa die een investeerder
in eigendom heeft of waarover hij direct of indirect zeggenschap heeft in relatie
tot een economische activiteit in de energiesector. Dat zijn economische activiteiten
met betrekking tot exploratie, winning, raffinage, productie, opslag, vervoer over
land, transmissie, distributie, handel, marketing of verkoop van energiegrondstoffen
en energieproducten, of met betrekking tot collectieve verwarmingssystemen. Hier vallen
potentieel veel buitenlandse bedrijven onder die investeringen hebben in Nederland.
Vraag 33
Welke bedrijven hebben de mogelijkheid van een arbitragezaak benoemd in reactie op
klimaatbeleid?
Antwoord 33
In reacties op het klimaatbeleid is dit niet naar voren gekomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Mede namens
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.