Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Aartsen over het feit dat RVO bij het toekennen van TVL kijkt naar groepsverbondenheid waardoor veel ondernemers amper tot geen coronasteun krijgen omdat ze meerdere zaken hebben
Vragen van het lid Aartsen (VVD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het feit dat RVO bij het toekennen van TVL kijkt naar groepsverbondenheid waardoor veel ondernemers amper tot geen coronasteun krijgen omdat ze meerdere zaken hebben (ingezonden 3 januari 2022).
Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 18 februari
2022).
Vraag 1
Klopt het dat Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) bij de toekenning vande
Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) kijkt naar de groepsverbondenheid van ondernemers
met meerdere zaken? Zo ja, wat is de reden dat er wordt gekeken naar groepsverbondenheid?
Antwoord 1
Ja, de TVL valt onder paragraaf 3.1 van de Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun
ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak (hierna: Tijdelijke
kaderregeling). De maximale staatssteun die op grond van die paragraaf mag worden
verstrekt bedraagt momenteel € 2,3 mln. per onderneming. Voor landbouwondernemingen
of ondernemingen die actief zijn in de visserij- en aquacultuursector bedraagt dit
maximale bedrag € 290.000 respectievelijk € 345.000. Uit het Europees staatssteunrecht
en jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie volgt dat met betrekking tot het
begrip «één onderneming» moet worden gekeken naar alle verbonden ondernemingen tezamen.
Dit betekent dat de groep verbonden ondernemingen gezamenlijk niet meer mag ontvangen
dan het maximale staatssteunbedrag. Om die reden kijkt RVO bij de toekenning van TVL
naar groepsverbondenheid.
Vraag 2
Waarom wordt er gekeken naar groepsverbondenheid wanneer er sprake is van meerdere
losstaande besloten venootschappen (bv's) met ieder eigen vaste lasten?
Antwoord 2
Uit het Europees staatssteunrecht en de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie
volgt dat voor het begrip van «één onderneming» alle verbonden ondernemingen in aanmerking
moeten worden genomen. Deze groep verbonden ondernemingen tezamen mag niet meer steun
ontvangen dan het maximale staatssteunbedrag. RVO ziet erop toe dat de staatsteungrens
per groep verbonden ondernemingen niet wordt overschreden om te voorkomen dat ondernemingen
onterecht steun krijgen toegewezen.
Vraag 3
Bent u ermee bekend dat een ondernemer met meerdere zaken ook vaak bij iedere zaak
vaste lasten heeft die doorlopen zoals huur, gas, energie etc.? Is de Minister er
mee bekent dat door de toepassing van de groepsverbondenheid deze aparte bv's niet
de steun krijgen die nodig is om de vaste lasten te betalen?
Antwoord 3
Het is mogelijk dat het steunbedrag anders uitvalt voor ondernemers door de toepassing
van groepsverbondenheid dan in de toekenning van steun per aparte onderneming. Desalniettemin
moet de RVO alle verbonden ondernemingen in aanmerking nemen bij het bepalen van het
maximale steunbedrag, waardoor er naar groepsverbondenheid moet worden gekeken. Voor
ondernemingen die gezamenlijk onder de definitie van mkb vallen, geldt dat deze apart
een TVL-aanvraag kunnen indienen. Deze zaken kunnen dus per BV TVL ontvangen, tot
aan het maximale steunbedrag van € 2,3 mln. voor de gehele groep (of € 290.000 respectievelijk
€ 345.000 voor landbouwondernemingen of ondernemingen die actief zijn in de visserij-
en aquacultuursector).
Doordat bij grote ondernemingen, vaker dan bij mkb-ondernemingen, sprake is van een
complexere structuur met meerdere vestigingen, kunnen deze ondernemingen alleen per
groep verbonden ondernemingen een TVL-aanvraag indienen, totdat ze als groep de staatssteungrens
van € 2,3 mln. (of € 290.000 respectievelijk € 345.000 voor landbouwondernemingen
of ondernemingen die actief zijn in de visserij- en aquacultuursector) hebben bereikt.
Hierbij geldt dat de berekening van de subsidie wel uitgaat van de omzetderving en
vaste lasten van de hele groep en niet van één bv.
Vraag 4
Vindt u het eerlijk om een ondernemer met bijvoorbeeld drie zaken en dus ook drie
keer vaste lasten te beschouwen als één ondernemer met maar één keer vaste lasten?
Zo ja, waarom?
Antwoord 4
Een mkb’er met drie zaken kan per kwartaal drie keer TVL ontvangen voor de vaste lasten
van deze drie zaken. Deze ondernemer kan dan in totaal niet meer dan het maximale
steunplafond krijgen voor de drie zaken bij elkaar. Dit maximale steunplafond geldt
voor TVL en andere steun die op basis van paragraaf 3.1 van de Tijdelijke Kaderregeling
is verleend.
Grote ondernemingen kunnen één aanvraag per kwartaal indienen, waarbij ook in totaal
tot het maximale steunplafond van paragraaf 3.1 van de Tijdelijke kaderregeling kan
worden ontvangen, inclusief overige verleende steun op grond van deze paragraaf. Daarbij
wordt de berekening van de subsidie wel gedaan aan de hand van de omzetderving en
vaste lasten van het Nederlandse deel van de groep en niet van één bv.
Voor het indienen van één aanvraag per groep verbonden ondernemingen in het geval
van grote ondernemingen is gekozen omdat grote ondernemingen vaak in meerdere branches
actief zijn, veelal vestigingen in meerdere landen hebben en een complexere structuur
kennen dan mkb-bedrijven. Door het indienen van één aanvraag per groep grote ondernemingen
wordt gewaarborgd dat de omzet en daarmee het omzetverlies van de gehele groep in
Nederland tezamen in aanmerking wordt genomen voor de berekening van TVL. Daarmee
wordt misbruik en oneigenlijk gebruik voorkomen en wordt voorkomen dat bijvoorbeeld
een groep die als geheel genomen geen omzetverlies heeft en winstgevend is in Nederland,
maar die een kleine, verlieslatende rechtspersoon in Nederland heeft, toch TVL kan
aanvragen.
Vraag 5
Bent u zich ervan bewust dat door de combinatie van het toepassen van de groepsverbondenheid
én de TVL-cap in het jaar 2021 er duizenden ondernemers zijn die in de laatste lockdown
niet in aanmerking komen voor TVL? Wat is zijn reactie daarop en past dit in het kabinetsbeleid
om ondernemers ruimhartig te steunen tijdens een harde lockdown?
Antwoord 5
Het kabinet heeft zich sinds het begin van de coronacrisis hard ingezet om ondernemers
die als gevolg van corona omzetverlies ervaren, ruimhartig via steunregelingen tegemoet
te komen. Zogezegd zijn deze regelingen wel aan wettelijke kaders gebonden, o.a. met
betrekking tot het staatssteunplafond uit het Europees steunkader, en de groepsverbondenheid
die voortkomt uit Europees staatssteunrecht en jurisprudentie van het Europees Hof
van Justitie. Het kabinet onderschrijft het belang van deze kaders. Deze kaders sluiten
ondernemers niet uit van TVL, maar beperken in sommige gevallen de mate waarop hier
aanspraak op gemaakt kan worden. Om ondernemers die aan de staatsteungrens zaten tegemoet
te komen, is deze op 18 november 2021 verhoogd van € 1,8 mln. naar € 2,3 mln. en € 290.000
respectievelijk € 345.000 voor landbouwondernemingen of ondernemingen die actief zijn
in de visserij- en aquacultuursector. Dit in navolging van de verhoging van het staatssteunplafond
in het Europees Steunkader.
Vraag 6
Klopt het dat er bij de eerste twee TVL-periodes (TVL Q3 2020 en TVL Q4 2020) geen
sprake van het toepassen van de groepsverbondenheid? Zo ja, waarom is er gekozen om
die plotseling toch te hanteren?
Antwoord 6
Tot en met Q4 2020 was de TVL-regeling gericht op het mkb. Vanaf de eerste openstelling
van de TVL geldt dat ook bij mkb-ondernemingen sprake kan zijn van verbondenheid tussen
ondernemingen. Ook voor het mkb geldt al vanaf het begin dat zij voor de gehele groep
ondernemingen tezamen in totaal niet meer mochten krijgen dan het staatssteunplafond.
Het Europese recht en de jurisprudentie gaat namelijk uit van het begrip «één onderneming»,
waartoe verbonden ondernemingen kunnen behoren. Dit om te voorkomen dat bedrijven
meer staatssteun krijgen dan het maximaal toegestane bedrag doordat zij zijn opgesplitst
in afzonderlijke rechtspersonen.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het veel eerlijker en logischer is om een mkb-toets op groepsniveau
toe te passen en TVL gewoon op basis van de aparte rechtsvorm uit te keren? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 7
Voor het toepassen van de mkb-toets zijn we gehouden aan de Europese regelgeving hierover.
De TVL-regeling verwijst naar de definitie van een mkb-onderneming uit de algemene
groepsvrijstellingsverordening (hierna: AGVV). Hier worden mkb-ondernemingen als ondernemingen
waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen en/of
het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt (artikel 2 van bijlage I
AGVV).
Om deze berekening te maken moet onderzocht worden of sprake is van een zelfstandige
onderneming. In het geval van een zelfstandige onderneming worden de gegevens, met
inbegrip van het aantal werkzame personen, uitsluitend op grond van de rekeningen
van die onderneming vastgesteld (artikel 6, lid 1 van bijlage I AGVV). Als echter
ook sprake is van partner- en verbonden ondernemingen, zullen die rekeningen ook meegenomen
moeten worden bij het bepalen of er sprake is van een mkb-onderneming.
Wanneer een onderneming of groep ondernemingen als mkb-onderneming kwalificeert, geldt
dat per rechtspersoon TVL kan worden aangevraagd en dat per groep niet meer kan worden
ontvangen dan het maximale steunplafond.
Vraag 8
Bent u bereidt om de groepsverbondenheid met terugwerkende kracht in 2021 aan te passen
zodat ondernemers met meerdere zaken wél in aanmerking komen voor TVL? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 8
Zoals uiteengezet is het niet het geval dat een ondernemer met meerdere zaken niet
in aanmerking kan komen voor TVL. De ondernemer kan in totaal niet meer dan € 2,3 mln.
aan steun (of € 290.000 respectievelijk € 345.000 voor landbouwondernemingen of ondernemingen
die actief zijn in de visserij- en aquacultuursector) krijgen voor alle zaken bij
elkaar. Het kijken naar de groep verbonden ondernemingen met betrekking tot het staatssteunplafond
is het gevolg van Europese regelgeving en jurisprudentie. Om het staatssteunplafond
te controleren kunnen grote ondernemingen per groep één aanvraag indienen. Mkb-ondernemingen
kunnen per rechtspersoon een TVL-aanvraag indienen, waarbij het staatssteunplafond
wel geldt voor de groep verbonden ondernemingen.
Vraag 9
Bent u bereidt om deze vragen los te beantwoord vóór het eerstvolgende coronadebat?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.