Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Koekkoek over het Rapport 'de evacuatie uit Afghanistan' d.d. 12 december 2021 door Crisisplan
Vragen van het lid Koekkoek (Volt) aan de Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het Rapport «de evacuatie uit Afghanistan» d.d. 12 december 2021 door Crisisplan (ingezonden 17 december 2021).
Antwoord van Ministers Hoekstra (Buitenlandse Zaken) en Ollongren (Defensie) en Staatssecretaris
Van der Burg (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 18 februari 2022).
Vraag 1
In overweging nemende dat u in uw Kamerbrief toezegt de Kamer te informeren over hoe
de aanbevelingen uit het rapport geïmplementeerd zullen worden, wat wordt er in de
tussentijd gedaan met de aanbevelingen?
Antwoord 1
De betrokken ministeries zijn direct aan de slag gegaan met de op hun beleidsterrein
betrekking hebbende aanbevelingen.
Vraag 2
Bent u voornemens de Kamer over deze tussenstappen te informeren? Hoe en op welke
termijn?
Antwoord 2
Voor de aankomende zomer zal de Kamer worden geïnformeerd over de implementatie van
de aanbevelingen. Naar verwachting zal deze tijdsperiode van een half jaar nodig zijn
om implementatie van de verschillende, en uiteenlopende, aanbevelingen goed ter hand
te nemen.
Vraag 3 en 4
Welke formele status had het Bewindsliedenoverleg (hierna: BWO) en hoe verhoudt zich
dit tot de ministerraad?
Kunt u een overzicht geven van de besluiten die genomen zijn in het BWO en welke gevolgen
die besluiten hebben gehad?
Antwoord 3 en 4
BWO’s hebben, anders dan de ministerraad, geen formele status en zijn geen besluitvormend
gremium. De besluiten die ten tijde van de Afghanistancrisis door de ministerraad
en de individuele bewindspersonen zijn genomen, al dan niet in overleg met een of
meer collega’s, zijn aan de Tweede Kamer gemeld in Kamerbrieven en het feitenrelaas.
Vraag 5
Klopt het dat er op momenten onduidelijkheid was over het beslismandaat, bijvoorbeeld
in het geval van het terugbrengen van de lijst van zestig evacuees naar drie? Hoe
kan deze onduidelijkheid verklaard en in de toekomst voorkomen worden?
Antwoord 5
De betrokken ministers hebben in het bijzonder gedurende de periode van de evacuaties
uit Afghanistan heel regelmatig met elkaar overlegd, zowel tijdens de ministerraad
als in BWO- en ad hoc-verband. Crisisplan concludeert dat de gehanteerde alternatieve
besluitvormingsstructuur in de crisissituatie goed gewerkt heeft. Wel geeft het de
aanbeveling de «de politieke besluitvormingsstructuur duidelijk(er) te beschrijven,
ook of misschien wel juist als van een geïmproviseerde structuur gebruik wordt gemaakt».
Het kabinet is aan het werk met de aanbevelingen en verbeterpunten en zal over de
voortgang hiervan voor de zomer aan uw Kamer verslag uitbrengen.
Vraag 6
Hoe verklaart u de discrepantie tussen de ontkenning van de Minister-President en
de ambtelijke leiding van Buitenlandse Zaken over het besluit van het terugbrengen
van zestig evacuees naar drie en de indruk van het ambassadeteam dat zij een dergelijke
instructie wel hebben ontvangen?
Antwoord 6
Zoals beschreven in de antwoorden van 11 oktober jl. op vragen van het lid Van Dijk
(Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 271), keurde de ministerraad op 9 juli jl. de overkomst van de gehele lokale staf van
de Nederlandse ambassade in Kaboel naar Nederland met hun kerngezinnen goed. Daarbij
heeft het kabinet besloten dat nauw aangesloten zou worden bij de invulling van de
tolkenregeling. Bij de uitwerking van de tolkenregeling is aangesloten bij o.a. de
al decennia geldende beleidslijnen in het asiel- en migratiebeleid inzake gezins-
en familieleden. Dit betekende ook dat in beginsel alleen kerngezinnen in aanmerking
kwamen, met mogelijk een enkele uitzondering op humanitaire gronden.
De groep lokale medewerkers plus kerngezinnen bestond uit 160 personen. De lokale
medewerkers verzochten om toevoeging van 58 additionele familieleden. Het Bewindsliedenoverleg
(BWO) van 11 augustus besprak deze additionele verzoeken, en de mogelijkheden deze
te accommoderen. Conclusie van het BWO was dat uitzonderingen «zeer restrictief» moesten
worden toegepast, mede gezien de eerdere afspraak om nauw aan te sluiten bij de tolkenregeling,
en dat de post gevraagd zou worden nog eens goed naar de lijst te kijken en contact
te hebben met de IND om te identificeren wie in aanmerking kon komen voor een uitzondering
op humanitaire gronden.
De conclusies van het BWO zijn telefonisch overgebracht aan de Nederlandse ambassadeur,
waarbij is genoemd dat in het BWO was geconcludeerd dat zeer restrictief met uitzonderingen
zou worden omgegaan en de ambassade is verzocht samen met de collega’s in Den Haag
nog eens goed naar de lijst te kijken en contact op te nemen met de IND om te bezien
in welke gevallen een uitzondering zou kunnen worden gemaakt. Om de conclusie «zeer
restrictief» te illustreren is in de uitwisseling het getal 3 als orde van grootte
genoemd, zonder dat dat als een absoluut aantal is bedoeld. Het is te betreuren als
de indruk is gewekt dat dit wel zo werd bedoeld.
In het licht van de snel verslechterende situatie is naar aanleiding van de bespreking
in het BWO van 14 augustus op voorstel van de Minister van Buitenlandse Zaken besloten
dat alle familieleden waarvoor een uitzondering was gevraagd mee-geëvacueerd zouden
worden.
Vraag 7
Klopt het dat de juridische en beleidsmatige nauwkeurigheid de snelheid van het proces
beteugelden?
Antwoord 7
Of de procedures van de tolkenregeling de snelheid van het proces beïnvloed hebben,
zal uit onderzoek moeten blijken. Daaruit zal ook naar voren komen in welke mate juridische
en beleidsmatige nauwkeurigheid de snelheid van het proces beteugelden.
Vraag 8
Klopt het dat de gevoelde urgentie rond het tolkendossier navenant laag was? Wanneer
werd de urgentie wel gevoeld?
Antwoord 8
Zoals bijvoorbeeld ook in het feitenrelaas (Kamerstuk 27 925, nr. 806) is beschreven, is het dossier sinds het maken van de werkafspraken in 2014 in toenemende
mate op de agenda’s gekomen van beleidsmedewerkers, uitvoerders, besluitvormers en
bewindspersonen. Sinds begin 2021 zijn diverse stappen ondernomen door de betrokken
departementen om het proces van overbrenging van de tolken te bespoedigen, zoals onder
andere ook gemeld in de Kamerstukken 35 570 X, nr. 94 (d.d. 2 juni 2021), 35 570 X, nr. 113 (d.d. 11 juni 2021) en 27 925, nr. 806 (d.d. 7 september 2021). De urgentie bleek ook uit het uitbreiden van de personele
capaciteit ten aanzien van het tolkendossier bij de Ministeries van Buitenlandse Zaken,
Defensie, Justitie en Veiligheid en specifiek de IND.
Met de aankondiging van de terugtrekking van coalitietroepen uit Afghanistan en het
verslechteren van de veiligheidssituatie in Afghanistan, nam de urgentie verder toe
en werd het tolkendossier eerst wekelijks en later dagelijks op alle niveaus besproken.
Daarbij dient aangetekend te worden dat de betrokken ministeries werkten op basis
van de informatie die destijds voorhanden was over de snelheid van de opmars van de
Taliban en de termijn waarop Kaboel mogelijk zou kunnen vallen.
Vraag 9
Welke evacuatieopties zijn besproken in het overleg op 11 maart 2021? In hoeverre
heeft staand asiel- en migratiebeleid invloed gehad op de mogelijke opties en het
uitsluiten van opties?
Antwoord 9
Op 11 maart vond overleg plaats tussen de ambassade, het Ministerie van Defensie,
de IND en diverse directies van Buitenlandse Zaken over voorbereidingen van verschillende
evacuatieopties in de aanloop naar 1 mei 2021 (oorspronkelijke deadline troepenterugtrekking
van de VS). Dit was een eerste overleg over evacuatieopties voor de lokale staf. Zoals
in antwoord op vraag 147 van de feitelijke vragen over het Feitenrelaas (Kamerstuk
27 925, nr. 806) aangegeven, had het overleg tot doel meer helderheid te krijgen over opties voor
evacuatie van lokale medewerkers op basis van verschillende scenario’s, te weten:
vrijwillige evacuatie naar Nederland, dan wel vrijwillige evacuatie naar een veilige
locatie in de regio. Tevens was het overleg bedoeld ter voorbereiding van een geplande
missie van de veiligheidsdirectie van Buitenlandse Zaken waarbij de Directie Operaties
van Defensie zou aansluiten, waarin de scenario’s concreet zouden worden uitgewerkt.
In deze fase betrof het vooral een inventarisatie van opties voor de evacuatie van
lokale staf. Drie variabelen speelden daarbij een belangrijke rol: a) welke groepen/medewerkers
worden geëvacueerd, b) om welke aantallen gaat het en c) welke evacuatiebestemming
moeten zij krijgen (Nederland of dichtstbijzijnde veilige gebied in of buiten het
land). Het evacueren van lokale ambassadestaf betrof een unieke casus waarvoor geen
vergelijkbare eerdere besluitvorming bestond. Staand asiel- en migratiebeleid heeft
daar geen invloed op gehad. Het asielbeleid is niet van invloed geweest op de besluitvorming
over de evacuatie van de lokale staf. Wel is, zoals in het antwoord op vraag 4 beschreven,
het staande asielbeleid ten aanzien van de afbakening het kerngezin in eerste aanleg
richtinggevend geweest bij de bepaling van het aantal gezinsleden dat mocht meereizen
(daarbij werd aangesloten bij de tolkenregeling). Later is hier voor het lokaal personeel
van de ambassade van afgeweken.
Vraag 10
Hoe verklaart u dat het voor het ambassadepersoneel niet duidelijk was hoe de informatie-
en werkstructuren in Den Haag verliepen? Kunt u een overzicht geven van de informatie-
en werkstructuren op het terrein van evacuatie uit oorlogsgebied en deze specifieke
evacuatie uit Afghanistan in Den Haag over de periode van 11 maart tot en met 15 augustus
2021?
Antwoord 10
De redenen van de in het rapport genoemde onduidelijkheid liggen bij de convergentie
van de verschillende complexe dossiers en de tijdsdruk waaronder interdepartementale
(politieke) besluitvorming moest plaatsvinden.
Het rapport geeft vervolgens adviezen ter verbetering van de crisisstructuur en informatiecirculatie.
Het rapport van Crisisplan geeft een uitgebreide beschrijving van de informatie- en
werkstructuren in Den Haag, zowel op het Ministerie van Buitenlandse zaken als interdepartementaal.
Ook het feitenrelaas van september 2021 gaat hierop in.
De formele informatie- en werkstructuren in elke crisis, zoals ook in een evacuatie
situatie, zijn vastgelegd in het Departementaal Handboek Crisisbeheersing. Hierbij
is sprake van een normale fase, aandachtsfase, crisis- en nafase. De bijbehorende
structuren zijn die van overleg, pre-crisisberaad en crisisberaad. De fase en aard
van de crisis bepaalt welke directies of departementen betrokken worden. Besluit tot
evacuatie wordt altijd genomen door de Minister van Buitenlandse Zaken. Het rapport
gaat in op de redenen waarom niet volledig is vastgehouden aan het Handboek en concludeert
dat de kennis- en informatiecirculatie binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken
en tussen de verschillende ministeries volgens respondenten naar behoren heeft gewerkt,
zowel voor als tijdens de crisis.
Vraag 11
In hoeverre heeft het niet langer deelnemen van de IND aan het Afghanistan-beraad
de informatietoevoer naar de uitvoeringsorganisaties (IND en COA) negatief beïnvloed
en wat waren daarvoor de gevolgen voor de (mogelijke) evacuees?
Antwoord 11
Zoals ook in het rapport wordt aangegeven zijn er naast de crisisstructuur verschillende
substructuren opgetuigd waarin er zeer regelmatig contact was tussen de medewerkers
van Defensie, Buitenlandse Zaken, IND en COA en alle voor IND en COA relevante informatie
werd gewisseld. Naast het beraad was er dagelijks veelvuldig contact tussen de crisiscoördinator
van BZ en IND en COA over bijvoorbeeld te verwachten aantal Afghanen. De informatie
hierover was echter niet altijd vooraf bekend.
In de chaotische periode tussen de val van Kaboel op 15 augustus en de sluiting van
de luchthaven was niet altijd duidelijk hoeveel personen in elke vlucht zaten, hoeveel
personen daadwerkelijk naar Nederland zouden gaan en in hoeverre deze personen ook
de bestemming Nederland hadden of moesten doorreizen naar andere landen. Door de inzet
van liaison-officers van de IND in Islamabad en Tiblisi alsmede op het kerndepartement
van Buitenlandse Zaken in Den Haag werd dit zo goed mogelijk ondervangen.
Vraag 12
In hoeverre heeft het feit dat slechts twee IND-medewerkers verantwoordelijk waren
voor het beoordelen of de aanmeldingen van zowel de tolken als de lokale staf (en
de aangemelde familieleden) aan de wettelijke eisen voldeden en het feit dat het proces
(daardoor) langzaam verliep negatieve gevolgen gehad voor het aantal mensen dat geëvacueerd
kon worden?
Antwoord 12
Ervan uitgaande dat met de evacuatie de periode wordt bedoeld na 15 augustus 2021
dan heeft inzet van IND-medewerkers geen rol gespeeld bij het aantal te evacueren
personen.
Wanneer wordt gedoeld op de periode van voor 15 augustus 2021 dan klopt het dat twee
IND-medewerkers het aanspreekpunt waren voor alle aanvragen die werden gedaan in het
kader van de tolkenregeling. Het betekent echter niet dat het werk dat hieruit voortkwam
ook alleen door deze twee medewerkers moest worden gedaan. Achter deze medewerkers
zat een team van IND-medewerkers dat met de aanvragen aan de slag ging en ook een
team medewerkers van de KMar die de controle deden op de identiteitsdocumenten. De
inzet van de IND heeft geen vertragende invloed gehad op het proces. In de weken voor
15e augustus gaf de IND zeer snel (veelal binnen een dag) uitsluitsel over de aanvragen.
Vraag 13
Zijn door onduidelijkheid over de definitie van «hoogprofiel werkzaamheden», die op
30 juli 2021 nog gedefinieerd moest worden en de onduidelijkheid over het wel of niet
hoeven mee te nemen van tolken in de evacuatieplanning en de aanname van Buitenlandse
Zaken dat dit niet het geval was, minder mensen dan mogelijk geëvacueerd?
Antwoord 13
Nee. De overkomst van tolken en andere Afghanen die in een hoogprofielfunctie in het
kader van een internationale missie voor Nederland gewerkt hadden vond voor 15 augustus
plaats op basis van de tolkenregeling zoals deze reeds sinds 2014 wordt gehanteerd
en waarover de Kamer ook is geïnformeerd (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019,
nr. 3278 d.d. 4 juli 2019 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3805 d.d. 18 augustus 2021). Het Ministerie van Defensie hanteerde bij de check of de
aanvrager voor een internationale militaire missie voor Nederland had gewerkt, al
sinds 2014 een definitie voor hoogprofielwerkzaamheden. Voorafgaand aan de evacuatiefase
(die begon op 15 augustus) heeft de ambassade de tolken en andere Afghaanse medewerkers
die aan de vereisten voldeden, benaderd en geadviseerd op korte termijn gebruik te
maken van commerciële vluchten om naar Nederland te komen. Toen commercieel vliegen
niet meer mogelijk was, zijn zij, voor zover mogelijk, met militaire middelen uit
Afghanistan geëvacueerd.
Vraag 14
Wat zijn de gevolgen geweest van «de vlucht naar voren» nemen in het beantwoorden
van Kamervragen? Op welke manier heeft dat de beantwoording van Kamervragen beïnvloed
en heeft dit (achteraf gezien) geleid tot het onjuist informeren van de Kamer? Zo
ja, op welke momenten?
Antwoord 14
De «vlucht naar voren»-aanpak waarover eind juli gesproken werd, ging over antwoorden
op Kamervragen en een stand-van-zakenbrief die de Kamer zouden toegaan voor het einde
van het zomerreces. Door de snelle ontwikkelingen in Afghanistan en de veranderingen
in aanpak die dit met zich meebracht, moest de beantwoording van de Kamervragen uiteindelijk
worden aangepast omdat de beschreven procedures niet langer actueel waren. Dat moest
midden in de crisisperiode gebeuren. Gevolg was dat de beantwoording van de Kamervragen
uiteindelijk langer op zich heeft laten wachten dan de bedoeling was. De Kamer is
hierbij niet onjuist geïnformeerd.
Vraag 15
Welke actie(s) zijn genomen naar aanleiding van het bericht van de ambassade op 8 augustus
2021, waarin verzocht werd aan de IND om het proces te versnellen, en is hierdoor
het proces versneld? Als het verzoek van de ambassade niet tot actie(s) heeft geleid,
waarom niet?
Antwoord 15
De ambassade heeft de IND op 8 augustus 2021 gevraagd zo snel mogelijk te reageren
op de verschillende zaken die er lagen. Dit heeft de IND ook gedaan. Zoals aangegeven
in het antwoord op vraag 12 gaf de IND zeer snel (veelal binnen een dag) uitsluitsel
over de aanvragen.
Vraag 16
Klopt het dat op 11 maart 2021 overleg is geweest tussen de vertegenwoordigers van
Buitenlandse Zaken, Defensie en IND over de verschillende evacuatieopties en dat hierbij
bewust is gekozen voor een «inspanningsverplichting» in plaats van een «resultaatverplichting»
ten aanzien van het evacueren van de lokale staf omdat een resultaatverplichting politiek
en maatschappelijk «veel stof» zou doen opwaaien en omdat gevreesd werd voor precedentwerking?
Antwoord 16
Zoals ook in antwoord op vraag 9 weergegeven was er op 11 maart een verkennend gesprek
over de evacuatieopties voor lokale medewerkers. De veiligheid van de lokale medewerkers
en het staande beleid van Buitenlandse Zaken t.a.v. lokale medewerkers vormden de
uitgangspunten van de discussie. Als onderdeel van dat beleid werd geconstateerd dat
Buitenlandse Zaken een inspanningsverplichting heeft met als uitgangspunt evacuatie
naar de dichtstbijzijnde veilige locatie met een beperkte tijdsduur en op vrijwillige
basis. Daarbij is in de vergadering van 11 maart onder andere gesproken over de parallel
met het tolkendossier, de zorgplicht die Buitenlandse Zaken als werkgever heeft in
dit zeer bijzondere geval waarin de bedreiging van de lokale medewerkers mede voortvloeide
uit hun werkzaamheden voor de ambassade en de nadere informatie die nodig was voor
besluitvorming. Centraal hierbij stond de vraag of het staande beleid van Buitenlandse
Zaken (ondersteuning bij evacuatie naar de dichtstbijzijnde veilige locatie met een
beperkte duur) wel voldoende zou zijn in de specifieke context van Afghanistan. De
stelling dat tijdens dit overleg een keuze zou zijn gemaakt voor een inspanningsverplichting
in plaats van een resultaatsverplichting is niet juist.
Vraag 17
Als dit klopt, waarom is dan in eerdere vragen over de invloed van bestaand asiel-
en migratiebeleid gesteld in debatten en als antwoord op schriftelijke vragen van
de Kamer consequent geantwoord dat dit geen invloed had?
Antwoord 17
Ten aanzien van het lokale ambassadepersoneel is zoals aangegeven gesproken over hoe
de overbrenging naar Nederland zou kunnen plaatsvinden. Aansluiten bij de tolkenregeling
leek hierbij het meest passend. Het asiel- en migratiebeleid is hier niet van invloed
op geweest. Wel is, zoals in het antwoord op vraag 4 en 9 beschreven, het staande
asielbeleid ten aanzien van de afbakening het kerngezin in eerste aanleg richtinggevend
geweest bij de bepaling van het aantal gezinsleden dat mocht meereizen (daarbij werd
aangesloten bij de tolkenregeling). Later is hier voor het lokaal personeel van de
ambassade van afgeweken.
Vraag 18
Wat is het gevolg geweest van het tijdens dit overleg op 11 maart 2021 ontstane idee
om verschillende categorieën te formuleren en voor elke categorie het risico in kaart
te brengen? Heeft dit ertoe geleid dat de ambassade het verzoek om het aantal van
60 mogelijk te evacueren mensen terug te brengen naar drie als dwingend heeft ervaren?
Antwoord 18
De op 11 maart 2021 besproken optie om voor verschillende categorieën medewerkers
het risico in kaart te brengen, is meegenomen in de nadere uitwerking van de verschillende
opties en scenario’s, net als de optie van evacuatie van alle medewerkers. In de uiteindelijke besluitvorming is gekozen voor de evacuatie van
alle medewerkers en hun kerngezinnen.
De lijst van 58 gezinsleden waar later sprake van was, betrof de lijst van gezinsleden
die geen deel uitmaakten van het kerngezin van de lokale medewerkers. Verschillende
lokale medewerkers hadden om uitzondering op humanitaire grond gevraagd zodat zij
ook naar Nederland geëvacueerd konden worden samen met de lokale medewerkers en hun
kerngezinnen (waarvoor de evacuatie reeds akkoord bevonden was). Er is geen verband
tussen deze discussie en de vergadering van 11 maart 2021.
Vraag 19
Waarom is ervoor gekozen om ten aanzien van het evacueren van inwonende gezinsleden
van lokale staf zoveel mogelijk de internationale lijn, met name die van Duitsland
en het Verenigd Koninkrijk, te volgen?
Antwoord 19
In internationaal verband is het gebruikelijk om bepaalde vraagstukken (zoals in dit
geval rondom het kerngezin) regelmatig te leggen naast de aanpak van andere landen,
om zo te bezien of Nederland niet te zeer afwijkt van hetgeen andere landen doen.
Het betrof bovendien een situatie waarvoor in Nederland zelf geen precedenten bestonden.
Het beleid van andere vergelijkbare landen was voor Nederland dus nuttig als referentiepunt.
Vraag 20
Wat is het gevolg geweest van de beslissing om de internationale lijn ten aanzien
van het evacueren van inwonende gezinsleden vast te houden? Zijn hierdoor minder mensen
dan mogelijk geëvacueerd?
Antwoord 20
Nee, want op voorstel van de Minister van Buitenlandse Zaken is op 14 augustus 2021
ingestemd met de evacuatie van alle 58 extended family-leden van lokale medewerkers die voor evacuatie in aanmerking wilden komen. Zij zijn
ook allemaal naar Nederland overgebracht.
Vraag 21
Gezien het feit dat de ambassade vroeg om een ruimere interpretatie van het begrip
kerngezin, klopt het dat de door de IND gehanteerde definitie te eng was? Wat was
de invloed van de door de IND gehanteerde definitie op het aantal geëvacueerde mensen?
Hadden er bij een ruimere definitie van het begrip kerngezin meer mensen geëvacueerd
kunnen worden?
Antwoord 21
Nee, het ambassadepersoneel is uiteindelijk geëvacueerd inclusief alle gezins- en
familieleden die zij wensten mee te nemen.
In de ministerraad van 9 juli 2021 heeft het kabinet besloten om voor de overbrenging
van het ambassadepersoneel aan te sluiten bij de reeds bestaande tolkenregeling inclusief
de personen die als gezinslid konden mee komen (het kerngezin). Vervolgens bleek uit
de opgave van de ambassade dat het ambassadepersoneel naast leden uit het kerngezin
ook ongeveer 58 personen wilde laten overkomen die buiten het zogeheten kerngezin
vielen. Vervolgens is er in de bewindspersonenoverleggen van 11 augustus en 14 augustus
2021 opnieuw gesproken over het overbrengen van deze extra personen. Op 14 augustus
2021 is besloten dat ook alle 58 personen mochten overkomen naar Nederland.
Vraag 22
Welke bewindspersoon nam het voortouw in de beslissing over de «lijst van 60»? Is
het correct om aan te nemen dat het hier gaat om de Staatssecretaris van Justitie
en Veiligheid, gezien het feit dat de Staatssecretaris politiek verantwoordelijk is
voor de IND? Welke bewindspersoon was doorslaggevend in de beslissing om de keuze
over het uitbreiden van de definitie over te laten aan de IND?
Antwoord 22
Over dit vraagstuk heeft uw Kamer uitgebreid gesproken in het plenaire debat van 15 september
2021. In dat debat is reeds aangegeven dat de beslissing ten aanzien van de overkomst
van het ambassadepersoneel en hun gezins- en familieleden is genomen in de ministerraad
van 9 juli 2021. In het licht van de snel verslechterende situatie hebben de betrokken
bewindspersonen naar aanleiding van de bespreking in het BWO van 14 augustus op voorstel
van de Minister van Buitenlandse Zaken besloten dat alle familieleden waarvoor een
uitzondering was gevraagd mee-geëvacueerd mochten worden. Zie tevens het antwoord
op vraag 6.
Vraag 23
Waarom is hierin niet het voorbeeld van Noorwegen gevolgd, zeker toen bleek vanuit
de ambassade dat het hanteren van de nauwe definitie van kerngezin mogelijk tot negatieve
gevolgen kon leiden?
Antwoord 23
Zoals in het antwoord op vraag 19 weergegeven is het gebruikelijk om bepaalde vraagstukken
(zoals in dit geval rondom het kerngezin) regelmatig te leggen naast de aanpak van
andere vergelijkbare landen, om te bezien of Nederland niet te zeer afwijkt van hetgeen
andere landen doen. Hierbij is ook de aanpak van Noorwegen (die op dat moment een
uitzondering vormde op de aanpak van andere gelijkgezinde landen) meegewogen, maar
dit heeft op dat moment niet meteen geleid tot een herziening van het besluit van
het kabinet dat lokale medewerkers met hun kerngezin voor evacuatie in aanmerking
kwamen. De Nederlandse aanpak was op dat moment in lijn met dat van de meeste andere
gelijkgezinde landen.
Vraag 24
Zijn er negatieve gevolgen geweest voor de personen die uiteindelijk niet tot deze
definitie behoorden, in zoverre dit opgevolgd kan worden? Is hier al opvolging over
geweest? Heeft u zicht op het welzijn van de achtergebleven familieleden?
Antwoord 24
Zie het antwoord op vraag 21.
Vraag 25
Waarom wordt op 14 augustus 2021 de definitie alsnog verruimd? Welke bewindspersoon
heeft daarin een voortrekkersrol genomen? Had, achteraf gezien, deze stap niet eerder
kunnen worden gezet?
Antwoord 25
Zie de antwoorden op vraag 6 en vraag 22.
Vraag 26
Waarom werd op 15 augustus 2021 alsnog besloten tot het evacueren «papieren of niet»
en het meenemen van de volledige «B-lijst»? Is dit besluit genomen onder de politiek
maatschappelijke druk die op dat moment in Nederland toenam?
Antwoord 26
Dat Afghanen die Afghanistan wilden verlaten in het bezit moesten zijn van een Afghaans
paspoort was niet een vereiste van Nederland, maar van de Afghaanse autoriteiten.
Het kabinet had al eerder geprobeerd om mensen met laissez-passers te laten vertrekken,
maar de Afghaanse overheid accepteerde dat niet. Op 15 augustus viel de Afghaanse
regering en ontstond er een nieuwe (crisis)situatie, waarin het tijdelijk mogelijk
was ook Afghanen die niet in het bezit waren van een Afghaans paspoort het land uit
te krijgen. Dit maakte het mogelijk om Afghaanse tolken die die niet in het bezit
waren van een geldig paspoort op een vlucht te plaatsen. Zoals ook in het antwoord
op vraag 7 weergegeven is inmiddels onder het bewind van de Taliban wederom een paspoort
nodig om Afghanistan te mogen verlaten. Zie verder het antwoord op vraag 6 over de
besluitvorming aangaande de «B-lijst».
Vraag 27
Kunt u toezeggen de beantwoording op deze vragen een week voor het volgende Afghanistan
debat aan de Kamer te doen toekomen?
Antwoord 27
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.