Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 729 Voorstel van wet van het lid Leijten houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum
Nr. 7
                   NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
            
Vastgesteld 18 februari 2022
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
1
2.
Motivering
3
3.
Realiseren van draagvlak
4
4.
Reikwijdte
5
5.
Vertragende werking
5
6.
Nadere uitwerking
6
1. Inleiding
               
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet van het
                  lid Leijten houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen
                  inzake het correctief referendum. Voor de leden van de VVD-fractie is de vertegenwoordigende
                  democratie leidend. Nederland heeft een stelsel van vertegenwoordigende democratie,
                  waarin de invloed van de bevolking tot uiting komt door middel van de volksvertegenwoordiging.
                  In deze optiek schenken de burgers/kiezers hun vertrouwen aan de volksver-tegenwoordiging.
                  Het primaat van het vertegenwoordigende stelsel weegt voor de VVD zwaar. Niet is uitgesloten
                  dat burgers zich bij een referendum laten leiden door andere motieven dan die welke
                  te maken hebben met het onderwerp van het correctief referendum. Ook kan de invloed
                  van belangengroepen groot worden, wat kan leiden tot professionalisering van het referendum.
                  De leden van de VVD-fractie hebben in eerste lezing dan ook tegen dit wetsvoorstel
                  gestemd. Ook in tweede lezing staan zij niet positief tegenover het voorstel, dat
                  invoering van het correctief referendum in Nederland mogelijk moet maken.
               
De leden van de D66-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisge-nomen van
                     het voorstel van wet van het lid Leijten houdende verandering in de Grondwet, strekkende
                     tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum. Zoals bekend, staan
                     de genoemde leden positief tegenover de invoering van een correctief bindend referendum.
                  
Daarin staan zij niet alleen: ook de staatscommissie Parlementair Stelsel spreekt
                     zich ondubbelzinnig uit voor invoering van het bindend correctief referendum. De staatscommissie
                     ziet het als een belangrijke bijdrage aan de toekomstbestendigheid van het parlementair
                     stelsel, ter modernisering van en aanvulling op de representatieve democratie. De
                     genoemde leden onder-schrijven dit. Wel ontvangen zij graag nog een reflectie op enkele
                     beschou-wingen over het precieze voorliggend voorstel, het wetstraject tot op heden
                     en de aanstaande behandeling in tweede lezing. Zij hebben in dit verband nog enkele
                     vragen.
                  
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel om in de Grondwet
                     bepalingen op te nemen over een bindend correctief referendum.
                  
Deze leden zijn van mening dat het de taak van de wetgever is om bij het opstellen
                     van wetten open te staan voor wensen en belangen van burgers en om alle betrokken
                     belangen mee te wegen in de besluitvorming. Deze leden vragen de initiatiefnemer of
                     dit naar diens mening nu onvoldoende gebeurt en zo ja, welke aanpassingen er naar
                     zijn opvatting nodig zijn binnen het proces om tot wetgeving te komen.
                  
De leden van de SP-fractie hebben het voorstel tot grondwetswijziging gelezen en zijn
                  ten aanzien van de eerste lezing niet van mening veranderd. Zij zien echter dat het
                  oorspronkelijke voorstel door amendering ingrijpend is veran-derd. De genoemde leden
                  betreuren de hoge drempels die via amendering in het wetsvoorstel zijn opgenomen,
                  maar zij zijn ook van mening dat de mogelijkheid tot het houden van een correctief
                  bindend referendum opweegt tegen de nadelen van de hoge drempels. Is de initiatiefnemer
                  dat met de genoemde leden eens en kan de initiatiefnemer hier nader op in gaan?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgeno-men van
                  het voorstel van wet, houdende verandering in de Grondwet, strekken-de tot opneming
                  van bepalingen inzake het correctief referendum, waarvan het lid Leijten de verdediging
                  over heeft genomen. Zij complimenteren de initiatief-nemer en haar voorganger met
                  het initiatief. Daar het een tweede lezing betreft beperken genoemde leden zich tot
                  het stellen van enkele vragen.
               
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het initiatiefwets-voorstel.
                  Bij hen leeft een aantal vragen.
               
De indiener dankt de leden van de fracties van VVD, D66, CDA, SP, ChristenUnie en
                     SGP voor hun inbreng.
Zij constateert dat de discussie over vernieuwing en versterking van onze parlementaire
                     democratie volop aan de gang is en het middel van het correctief referendum daarin
                     ook een steeds prominentere rol speelt. In het verleden werd het correctief referendum,
                     als een directe vorm van democratie, nog wel eens gezien als tegengesteld aan het
                     parlementaire stelsel, dat onderdeel is van onze vertegenwoordigende democratie. Tegenwoordig
                     wordt het correctief referendum vooral beschouwd als een manier om onze vertegenwoordigende
                     democratie en daarmee de werking van ons parlement te aan te vullen en te versterken,
                     stelt de indiener in reactie op vragen van de fracties van VVD, CDA en SGP. Zoals
                     in het advies van de Staatscommissie parlementair stelsel («Lage drempels, hoge dijken.
                     Democratie en rechtsstaat in balans», december 2018); in het advies van de Afdeling
                     advisering van de Raad van State bij dit wetsvoorstel in eerste lezing (september
                     2019) en recentelijk ook door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), in haar «Reflectie
                     op het regeerakkoord 2021–2025 vanuit het burgerperspectief» (januari 2022), waarin
                     het wordt gesteld. De indiener hoopt dat de analyse van de laatste tegemoet kan komen
                     aan de bezwaren die op dit moment nog leven bij de leden van de fracties van VVD,
                     CDA en SGP – een analyse die bovendien in gaat op de verhouding van het correctief
                     referendum ten opzichte van andere vormen van participatie en inspraak van burgers:
                     «Daarbij is lastig dat juist de burgers die ontevreden zijnover de manier waarop in
                     de politiek besluiten wordengenomen en die meer invloed wensen, zelf minder vaakmeedoen
                     aan (intensieve) vormen van politieke participatie. Ze willen vooral aan de noodrem
                     kunnen trekken.Hiertoe stelde de Staatscommissie een correctief bindendreferendum
                     voor, als instrument dat de representatievebesluitvorming aanvult en corrigeert, maar
                     nietde pas afsnijdt. Invoering hiervan vraagt de nodige waarborgen en de wenselijkheid
                     ervan is een politieke afweging,maar het biedt wel de gewenste noodrem bij gebrek
                     aandraagvlak voor een parlementaire beslissing en kan deongelijke invloed corrigeren.
                     Meer burgerparticipatie inde uitvoering, zoals het uitdaagrecht dat in het coalitieakkoord
                     als voorbeeld wordt genoemd, biedt hiervoor inieder geval geen oplossing. Ten eerste
                     draagt dit niet bijaan invloed op de besluitvorming; ten tweede betreft ditalleen
                     het lokale niveau; en ten derde is het juist bij dezeintensieve vormen van burgerparticipatie
                     noodzakelijk tevoorkomen dat ze voorbehouden blijven aan «usual suspects» opdat ze
                     de ongelijkheid in participatie niet nog verdervergroten.» (SCP, «Reflectie op het
                     regeerakkoord 2021–2025 vanuit het burgerperspectief» (januari 2022) p. 9–10.). Indiener
                     wil graag ook aangeven dat uit de «Atlas van afgehaakt Nederland. Over buitenstaanders
                     en gevestigden» (december 2021) blijkt dat voor mensen die zich niet meer gerepresenteerd
                     voelen of zijn via reguliere verkiezingen wél een stem kan worden gegeven via het
                     correctief referendum. Voor inwoners die zich afgehaakt voelen bij de democratie kan
                     het deelnemen aan een referendum juist bijdragen aan het weer deel willen nemen aan
                     de democratie.
De indiener dankt de leden van de fracties van D66, SP en ChristenUnie voor hun constructieve
                     inbreng en zal de gestelde vragen graag beantwoorden.
2. Motivering
               
De leden van de D66-fractie vragen indiener allereerst te reflecteren op de kritiek
                  van de Raad van State op de onderbouwing in de memorie van toelich-ting, die slechts
                  dertien pagina’s bedroeg. Vindt zij terugkijkend dat de precieze keuzes, bijvoorbeeld
                  over de verschillende drempels of de negatieve lijst, in de verklaringswet in eerste
                  lezing voldoende gemotiveerd waren? Of had dit in haar optiek op punten uitgebreider
                  gekund? Zo ja, welke? Had dat kunnen uitmaken voor de vormgeving van of het draagvlak
                  voor voorliggend voorstel? Nadat het wetsvoorstel door de Tweede Kamer in eerste lezing
                  werd aange-nomen, heeft de Eerste Kamer drie wetenschappers gevraagd om nog eens te
                  kijken naar de uitkomstdrempel conform het amendement van de ChristenUnie. Heeft indiener
                  een uitgebreide empirische, staatsrechtelijke of politicologische weging van dergelijke
                  elementen ook overwogen voor de eerste lezing in de Tweede Kamer? Welke wetenschappers
                  heeft indiener of haar voorganger geconsulteerd voor de verklaringswet of het voorliggend
                  wetsvoorstel? De genoemde leden vragen indiener voorts om een vergelijking met andere
                  landen. In welke landen heeft men een uitkomstdrempel in de Grondwet verankerd?
               
De discussie over invoering van een correctief referendum kent een lange geschiedenis,
                     die teruggaat tot de paarse kabinetten Kok in de jaren negentig. Het correctief referendum
                     is ook een fundamentele versterking van onze vertegenwoordigende democratie. Deze
                     discussie is niet alleen een zaak van individuele Kamerleden of van bepaalde Kamerfracties,
                     maar van de Tweede Kamer als geheel. De indiener heeft er dan ook niet voor gekozen
                     om een eigen wetsvoorstel in te dienen, maar zoveel mogelijk aan te sluiten bij eerdere
                     initiatieven vanuit de fracties van D66, PvdA en GroenLinks. Voor de motivering van
                     dit wetsvoorstel heeft de indiener zoveel mogelijk aangesloten bij de analyse van
                     de Staatscommissie parlementair stelsel, die door de Eerste en Tweede Kamer in het
                     leven is geroepen met als doel het parlementaire stelsel te versterken. De indiener
                     heeft niet de intentie het beter te willen weten dan de staatscommissie onder leiding
                     van de heer Remkes en is van mening dat de analyse van deze wetenschappelijke commissie
                     een goed uitgangspunt is voor de discussie in de Tweede Kamer. De indiener constateert
                     dat de Kamer in eerste lezing wijzigingen heeft aangebracht aan het voorstel, in het
                     bijzonder door drempels vast te leggen in de Grondwet. In dat debat heeft de toenmalige
                     indiener aangegeven dat het praktisch beter en grondwettelijk zuiverder zou zijn om
                     die drempels op te nemen in aanvullende wetgeving, maar daar heeft de Tweede Kamer
                     niet voor gekozen. Het vastleggen van een uitkomstdrempel in de Grondwet is voor zover
                     de indiener kan overzien in het buitenland ook niet gebruikelijk, maar de Tweede Kamer
                     heeft hier de keuze voor gemaakt. De indiener constateert dat in de behandeling van
                     dit voorstel in eerste lezing in de Eerste Kamer bezwaar is gemaakt tegen de hoogte
                     van de uitkomstdrempel, maar tevens dat de senaat daarmee ook heeft ingestemd. De
                     indiener deelt de opvatting dat de hoge uitkomstdrempel een hoge opkomst vraagt voordat
                     het referendum bindend is en dat het bij een lagere opkomst aan de fracties in de
                     Tweede Kamer is om te bepalen hoe zij de uitkomst van een referendum waarderen. Deze
                     uitkomstdrempel kan fracties die twijfelen over dit correctief referendum de comfort
                     bieden die nodig is om aan te sluiten bij de actuele discussie en alsnog in te stemmen
                     met dit wetsvoorstel.
3. Realiseren van draagvlak
               
De leden van de D66-fractie zijn verder benieuwd welke twee derde meerderheid in tweede
                     lezing indiener in zowel de Tweede Kamer als Eerste Kamer voor mogelijk houdt? Deze
                     leden vragen indiener daarbij te reflecteren op de diverse aangenomen en verworpen
                     amendementen en moties in de Tweede Kamer en de aangenomen en verworpen moties in
                     de Eerste Kamer. Tevens vragen zij indiener in haar antwoord het verschil in stemverhouding
                     in eerste lezing tussen de Tweede Kamer en Eerste Kamer te betrekken. Voorts vragen
                     deze leden hoe indiener in dit licht kijkt naar de mogelijkheden om het voorliggend
                     voorstel in tweede lezing te splitsen? Acht zij dit inhoudelijk opportuun? Kan zij
                     een overzicht geven van staatsrechtelijke voor- en tegen-argumenten van splitsing?
                     Is zij bereid hiervoor – publiek kenbaar – advies in te winnen? Hoe zou indiener het
                     Grondwetsvoorstel mogelijk willen splitsen? Omdat deze leden een beeld proberen te
                     vormen van de mogelijke invloed op de stemverhoudingen door splitsing, vragen zij
                     indiener om een overzicht van Grondwetsvoorstellen die in het verleden in tweede lezing
                     zijn gesplitst of geprobeerd te splitsen, inclusief een overzicht van de stemverhoudingen
                     na splitsing en een overzicht tussen de stemverhouding in eerste en tweede lezing
                     van diezelfde voorstellen.
                  
De leden van de D66-fractie melden nu reeds dat zij bij de behandeling van het wetsvoorstel
                     de regering zullen vragen hoe zij als adviseur van de Kamer tegen mogelijke splitsing
                     van het onderhavige wetsvoorstel aankijkt.
                  
De discussie over het correctief referendum is een levendige en doorlopende discussie,
                     die eveneens wordt gevoerd door wetenschappelijke adviseurs, zoals in januari 2022
                     in het advies van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), in haar «Reflectie op
                     het regeerakkoord 2021–2025 vanuit het burgerperspectief». Deze discussie zal ook
                     de Tweede Kamer moeten aangaan en de indiener kijkt daar naar uit. In het (recente)
                     verleden hebben fracties in de Tweede Kamer over het correctief referendum discussies
                     gevoerd, ook in hun eigen partij en met hun eigen leden, die hebben geleid tot nieuwe
                     inzichten en andere standpunten. Het correctief referendum is geen democratisch experiment,
                     maar een aanvulling en versterking van de vertegenwoordigende democratie. Dit voorstel
                     voor een correctief referendum kent hoge drempels, die het correctieve vermogen van
                     het referendum mogelijk beperken, maar ook comfort kunnen bieden aan fracties voor
                     wie steun aan dit wetsvoorstel een politieke stap is. Door met dit referendum te gaan
                     werken kunnen we zien hoe het middel in de praktijk functioneert en hoe het zo nodig
                     moet worden aangepast of versterkt. De indiener is geen voorstander van splitsing
                     van dit wetsvoorstel en zal hiertoe niet het initiatief nemen.
4. Reikwijdte
               
De leden van de SGP-fractie vragen de initiatiefnemer toe te lichten waarom de goedkeuring
                  van verdragen generiek is uitgezonderd van de mogelijkheid tot het houden van een
                  referendum. Deze leden kunnen zich voorstellen dat men bezwaren heeft tegen het houden
                  van een referendum bij multilaterale verdragen, maar zij vragen waarom het referendum
                  daarmee meteen ook uitgesloten wordt voor de veel overzichtelijker situaties van bilaterale
                  verdragen.
               
De discussie over invoering van een correctief referendum kent een lange geschiedenis,
                     die teruggaat tot de paarse kabinetten Kok in de jaren negentig. Het correctief referendum
                     is ook een fundamentele versterking van onze vertegenwoordigende democratie. Deze
                     discussie is niet alleen een zaak van individuele Kamerleden of van bepaalde Kamerfracties,
                     maar van de Tweede Kamer als geheel. De indiener heeft ervoor gekozen om met dit wetsvoorstel
                     aan te sluiten bij eerdere initiatieven die gedaan zijn vanuit de fracties van D66,
                     PvdA en GroenLinks. De indiener constateert dat de Kamer in eerste lezing wijzigingen
                     heeft aangebracht aan het voorstel, onder meer in de lijst van uitzonderingen voor
                     de mogelijkheid tot het houden van een referendum. In dit debat heeft de toenmalige
                     indiener aangegeven niet voor deze wijziging te zijn, maar de Tweede Kamer heeft daar
                     toch voor gekozen. Dit is dan ook het wetsvoorstel dat bij de Kamer voorligt.
5. Vertragende werking
               
De leden van de CDA-fractie hebben een vraag over artikel 89c van het voorstel. Dit
                     artikel geeft aan dat een wet pas bekrachtigd kan worden na een referendum of als
                     duidelijk is dat er geen referendum gewenst wordt. Deze leden lezen hierin een enorme
                     verzwaring en vertraging van het wetgevingsproces. Deze leden ontvangen van de initiatiefnemers
                     graag een reactie op dit punt.
                  
De leden van de CDA-fractie lezen in artikel 89e van het voorstel dat als uitstel
                     niet mogelijk is, invoering terstond kan plaatsvinden, maar dat de betreffende wet
                     ook weer kan worden ingetrokken, als die bij referendum wordt verworpen. Deze leden
                     vragen, wanneer uitstel niet mogelijk is en wanneer wel. Deze leden vragen, of dit
                     niet heel veel onduidelijkheid en kosten met zich meebrengt, bijvoorbeeld als het
                     wetgeving betreft die een stevig implementatietraject vraagt bij bedrijven. Deze leden
                     vragen of het eerlijk is om bedrijven hiermee op te zadelen.
                  
De procedure voor het houden van een correctief referendum is te vergelijken met die
                     van het raadgevende referendum dat we eerder hebben gehad. De precieze hoogtes van
                     het aantal handtekeningen dat moet worden opgehaald, de wijze waarop dat dient te
                     gebeuren en de termijn waarbinnen dat moet plaatsvinden moet worden uitgewerkt in
                     een aanvullende wet en zijn niet zaken die thuishoren in een voorstel tot herziening
                     van de Grondwet. Over deze nadere uitwerking zal de Tweede Kamer moeten beslissen.
                     Mocht om wat voor redenen ook een wet toch direct van kracht moeten worden dan kan
                     de Tweede Kamer daartoe besluiten. Om de Tweede Kamer te corrigeren en een wet alsnog
                     ongedaan te maken is in de wet een hoge uitkomstdrempel opgenomen. Zo’n uitslag laat
                     zien dat het vertegenwoordigende vermogen van de Tweede Kamer onvoldoende en een correctie
                     door de kiezers noodzakelijk was.
De leden van de SGP-fractie constateren dat het voorstel geen duidelijkheid biedt
                  over de termijn waarbinnen een referendum gehouden zou moeten wor-den. Het wordt aan
                  ieder voorstel van wet zelf overgelaten om te bepalen of bekrachtiging vooraf moet
                  gaan aan het houden van een referendum nodig is en in die situatie is geen termijn
                  gesteld voor de mogelijkheid om alsnog een referendum te houden. Deze constateren
                  bovendien dat de initiatiefnemer tijdens de behandeling in de Eerste Kamer gezegd
                  heeft dat de referenda zo veel mogelijk in principe tegelijk gehouden zouden moeten
                  worden met de Tweede Kamerverkiezingen. Daarbij heeft hij bevestigd dat het wenselijk
                  zou zijn om zelfs bij grote wetten na nog 2,5 jaar te wachten voordat daarover een
                  referendum gehouden kan worden. Deze leden menen dat de onduidelijkheid en onzekerheid
                  inzake de termijn van het referendum tot grote problemen kan leiden, bijvoorbeeld
                  als een geplande stelselwijziging jarenlang moet worden aangehouden of een stelselwijziging
                  die volop in implementatie is, wordt teruggedraaid. Zij vragen de initiatiefnemer
                  om een nadere toelichting op de termijnen, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen
                  het bekrachtigen voorafgaand aan een referendum en de reguliere procedure van uitstel
                  van bekrachtiging.
               
De procedure voor het houden van een correctief referendum is te vergelijken met die
                     van het raadgevende referendum dat we eerder hebben gehad. De precieze hoogtes van
                     het aantal handtekeningen dat moet worden opgehaald, de wijze waarop dat dient te
                     gebeuren en de termijn waarbinnen dat moet plaatsvinden moet worden uitgewerkt in
                     een aanvullende wet en zijn niet zaken die thuishoren in een voorstel tot herziening
                     van de Grondwet. Over deze nadere uitwerking zal de Tweede Kamer moeten beslissen.
                     Het verdient de voorkeur om een correctief referendum zoveel mogelijk te houden tegelijk
                     met de verkiezingen voor de Tweede Kamer; het is aan de Kamer om te bepalen of dit
                     mogelijk en wenselijk is. De indiener ziet dat wetgeving over grootschalige projecten
                     in de regel niet in de beginperiode van een nieuw kabinet plaatsvindt.
6. Nadere uitwerking
               
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat verschillende onderdelen van
                  het referendum bij nadere wet zullen moeten worden ingevuld. Zij vragen naar de ideeën
                  bij initiatiefnemer voor de invulling van hetgeen beschreven staat in artikel 89a
                  van het voorstel en hetgeen onder artikel 89f zal vallen. Welke aanvullende wetgeving
                  zal nodig zijn en welke drempels lijken initiatief-nemer wenselijk?
               
Dit wetsvoorstel regelt de mogelijkheid tot het houden van een correctief referendum
                     en doet daartoe een voorstel tot herziening van de Grondwet. De uitwerking voor het
                     houden van een referendum moet nog worden geregeld bij gewone wet en de indiener zou
                     zich kunnen voorstellen dat het kabinet hiertoe het initiatief neemt, in overleg met
                     de Tweede Kamer. De indiener constateert dat de discussie over de nadere uitwerking
                     van het correctief referendum ook al is gestart en in eerste lezing van dit wetsvoorstel
                     heeft geleid tot voorstellen vanuit de Kamer over de lijst van onderwerpen waarover
                     geen referendum kan worden gehouden en over de uitkomstdrempel voor een correctief
                     referendum. Indiener heeft op voorhand geen gedachten bij verdere drempels die nodig
                     moeten zijn op voorhand.
De leden van de SGP-fractie constateren dat tijdens de wetsbehandeling verschillende
                  malen gesteld is dat de voorgestelde opkomstdrempel te hoog zou zijn. Ter rechtvaardiging
                  van een lagere drempel wordt dan gewezen op het feit dat ook lagere drempels tot een
                  representatieve uitkomst zouden kunnen leiden. Deze leden vragen of de initiatiefnemer
                  onderkent dat het democratisch gezien niet alleen van belang is dat sprake is van
                  representativiteit, maar dat juist ook de opkomst als zodanig een bijzondere status
                  heeft. Kan de initiatiefnemer bevestigen dat het in dat licht in een democratisch
                  systeem voor de hand liggend is om ook bij de opkomst ten minste het uitgangspunt
                  van de meerderheid van de meerderheid te hanteren?
               
De indiener constateert dat de Tweede Kamer in eerste lezing wijzigingen heeft aangebracht
                     aan het voorstel, in het bijzonder door drempels vast te leggen in de Grondwet. In
                     dat debat heeft de toenmalige indiener aangegeven dat het praktisch beter en grondwettelijk
                     zuiverder zou zijn om die drempels op te nemen in aanvullende wetgeving, maar daar
                     heeft de Kamer niet voor gekozen. De indiener deelt de opvatting dat de hoge uitkomstdrempel
                     een hoge opkomst vraagt voordat het referendum bindend is. De discussie over de precieze
                     hoogte van de uitkomstdrempel laat de initiatiefnemer aan de Kamer.
Leijten
Ondertekenaars
- 
              
                  
, - 
              
                  
, - 
              
                  
, - 
              
                  Eerste ondertekenaar
R.M. Leijten, Tweede Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.