Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Beukering-Huijbregts, Romke de Jong, Tielen en Aartsen over de signalen die zij ontvangen m.b.t. de steunmaatregelen voor zzp’ers
Vragen van de leden Van Beukering-Huijbregts, Romke de Jong (beiden D66), Tielen en Aartsen (beiden VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de signalen die zij ontvangen m.b.t. de steunmaatregelen voor zzp’ers (ingezonden 11 januari 2022).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen
17 februari 2022).
Vraag 1 en 2
Herkent u de signalen dat gemeenten anders omgaan met de ondersteuning van zelfstandigen
dan het Kabinet beoogt? Herkent u de signalen van veel zelfstandigen dat zij geconfronteerd
worden met een vermogens- of levensvatbaarheidstoets bij de aanvraag van steun? Zo
ja, wat doet u met deze signalen?
Wat vindt u ervan dat – ondanks de eerdere uitspraak van het kabinet dat «gemeenten
alleen informatie kunnen uitvragen die relevant is voor de beoordeling van de aanvraag»
– gemeenten klaarblijkelijk1 toch vragen stellen over het vermogen van zelfstandigen? Kunt u zich voorstellen
dat dit voor zelfstandigen een belemmering is om steun aan te vragen? Bent u bereid
ervoor te zorgen dat gemeenten de «instructies» m.b.t. steun voor zelfstandigen beter
opvolgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1 en 2
Er is inderdaad een aantal signalen in de media geweest dat gemeenten te veel informatie
zouden hebben opgevraagd. Gemeenten moeten in het (vereenvoudigd) Besluit bijstandverlening
zelfstandigen 2004 (Bbz) de levensvatbaarheid beoordelen en hebben daar informatie
voor nodig. Gemeenten kijken daarbij naar de soort onderneming, de individuele omstandigheden
van de zelfstandig ondernemer en de lokale economie. Dat kan bij gemeenten leiden
tot verschillen en gemeenten hebben daarin een decentrale verantwoordelijkheid. Ook
kunnen gemeenten aanvullende informatie uitvragen als die relevant en noodzakelijk
is voor de beoordeling van de aanvraag. Informatie over vermogen kan in sommige gevallen
van belang zijn bij de levensvatbaarheidstoets. Daar waar bij het ministerie signalen
binnenkomen dat gemeenten (te)veel informatie zouden uitvragen, wordt dit uitgezocht
en als blijkt dat er inderdaad onnodige informatie wordt uitgevraagd, wordt de VNG
verzocht contact hierover op te nemen met de betreffende gemeente.
Daarnaast heeft de voormalig Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
gemeenten in de Kamerbrief over het steunpakket in het eerste kwartaal van 20222 en in het Gemeentenieuws van SZW opgeroepen om alleen informatie uit te vragen die
noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag van het vereenvoudigde Bbz. Ook
is hierover gecommuniceerd in de werkgroep dienstverlening (waar gemeenten en VNG
zitting in hebben).
Vraag 3
Op welke manier bent u in contact met de Vereniging Nederlandse Gemeenten, Divosa
en individuele gemeenten om ervoor te zorgen dat uw beleid op de bedoelde manier wordt
toegepast? In hoeverre beschouwen deze organisaties de ondersteuning van zelfstandigen
als voldoende? En in hoeverre werken zij eraan om zelfstandigen snel te ondersteunen
tijdens deze fase van de coronacrisis?
Antwoord 3
Gemeenten hechten er, net zoals het kabinet, veel belang aan dat zelfstandigen snel
en goed ondersteund worden. Er is voortdurend en intensief contact met de VNG, Divosa
en gemeenten over dit beleid en de uitvoering ervan in diverse werkgroepen. Juist
dit contact heeft ervoor gezorgd dat het Bbz is vereenvoudigd, omdat gemeenten aangaven
dat het reguliere Bbz niet zou zijn toegerust op de verwachte aantallen na afloop
van de Tozo. Daarnaast vinden gemeenten op de websites van Divosa, VNG, Stimulansz
en het Platform voor Publieke Ondernemersadviesorganisaties Nederland de meest actuele
informatie en ondersteuningsproducten waarmee ze het vereenvoudigde Bbz adequaat kunnen
uitvoeren. Gemeenten geven aan ondernemers hiermee goed te kunnen ondersteunen.3
Vraag 4
Heeft u (cijfermatig) inzicht in de ontwikkeling van enerzijds de omzetten en aantal
gewerkte uren van zelfstandigen en anderzijds het interen op de financiële reserves
en buffers van zelfstandigen? Kunt u deze cijfers delen? Hoe beoordeelt u deze ontwikkelingen
in vergelijking met werknemers in loondienst?
Antwoord 4
Er is recent onderzoek van de Universiteit Leiden4 naar de werkgelegenheidseffecten van de coronacrisis op zelfstandigen. Daaruit blijkt
dat het aantal gewerkte uren van zelfstandigen in 2020 en in het begin van 2021 gedaald
is. Ook is de daling van het aantal gewerkte uren bij zelfstandigen sterker dan bij
werknemers. CBS-cijfers laten eenzelfde beeld zien.5
Bij de evaluatie van het steunpakket zal eveneens ingegaan worden op overige ontwikkelingen
met betrekking tot onder andere de werkgelegenheidseffecten en de financiële positie
van zelfstandigen en werknemers tijdens de coronacrisis. Over deze evaluatieaanpak
is uw Kamer eind 2021 nader geïnformeerd.6
Vraag 5
Kunt u zich voorstellen dat zelfstandigen zich door de overheid niet serieus genomen
voelen omdat voor velen een eventuele tegemoetkoming tot maximaal bijstandsniveau
niet in verhouding staat tot hun verlies van inkomen door corona? Zo ja, wat kunt
u eraan doen om te laten zien dat u zelfstandigen serieus neemt?
Antwoord 5
Het zijn moeilijke tijden voor ondernemers. Dit geldt zeker voor ondernemers in die
sectoren die nog steeds geconfronteerd worden met maatregelen. Ik begrijp dan ook
heel goed dat ondernemers en werkenden zich zorgen maken en dat onzekerheid over hun
inkomen hard aankomt. Daarom biedt het kabinet ook inkomensondersteuning via het Bbz.
Het Bbz is een tijdelijke vangnetvoorziening voor zelfstandigen met financiële problemen
om hen in staat te stellen weer volledig zelfstandig in het bestaan te voorzien. Het
klopt dat een voorziening op bijstandsniveau niet het hele verlies aan inkomen compenseert,
maar het biedt wel een basis. Dit Bbz is vereenvoudigd. Tot 1 april 2022 geldt dat
eventueel aanwezig vermogen geen reden vormt om de aanvraag inkomensondersteuning
af te wijzen, terwijl dat in het reguliere Bbz eerst zou leiden tot voorlopige leenbijstand.
De ondersteuning kan met terugwerkende kracht aangevraagd worden. Ook geldt een maandsystematiek
in plaats van een jaarsystematiek. Deze maandsystematiek leidt daarbij tot een verrekening
van inkomsten die gunstiger voor ondernemers uitpakt omdat over een heel jaar bezien
alle inkomsten meetellen en deze kunnen tegenvallen maar ook meevallen. De voorwaarden
zijn ruimer dan de voorwaarden die in het reguliere Bbz gelden. Daarnaast is er ook
nog ondersteuning beschikbaar die gemeenten kunnen bieden in de vorm van bijzondere
bijstand, kan een deel van de zelfstandigen aanspraak maken op de TVL en/of de NOW
en is er ook aanvullende ondersteuning in de vorm van heroriëntatie op ondernemerschap
beschikbaar.
Vraag 6
Hoeveel zelfstandigen hebben zich – met behulp van de regionale mobiliteitsteams bijvoorbeeld
– sinds maart 2020 laten omscholen of zijn in loondienst gaan werken? Kunt u cijfers
hierover met de Kamer delen? Hoe kwalificeert u de mobiliteit van deze zelfstandigen?
Antwoord 6
Sinds september 2021 zijn de 35 regionale mobiliteitsteams (RMT’s) in het land operationeel.
Landelijk is nog geen cijfer te geven over het aantal zelfstandigen dat bij de RMT’s
heeft aangeklopt voor ondersteuning bij het vinden van werk. In algemene zin valt
de vraag naar dienstverlening van de regionale mobiliteitsteams tot nu toe nog mee,
mede vanwege de steunmaatregelen en de huidige economische situatie (lage werkloosheid).
Momenteel werken we aan een monitor om dit inzichtelijker te krijgen. Hierover wordt
de Kamer via de volgende voortgangsbrief over het coronasteun- en herstelpakket geïnformeerd.
De Bbz-loketten en RMT’s werken actief samen om de aanvullende RMT-dienstverlening
waar nodig aan te bieden aan zelfstandigen. Uit de tweewekelijkse overleggen met de
operationeel coördinatoren van de 35 RMT’s blijkt dat zelfstandige ondernemers ook
uit eigen beweging de weg naar het RMT weten te vinden.
Vraag 7
Heeft u overwogen om de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO)
te herintroduceren, op dezelfde manier vorm gegeven als tijdens de eerste TOZO? Wat
is de uitvoerbaarheid van een dergelijke regeling? Wat is de reden dat u niet heeft
besloten tot een herintroductie daarvan?
Antwoord 7
Het kabinet is van mening dat het in deze fase van de pandemie van belang is dat de
inkomensondersteuning bij die zelfstandigen terecht komt van wie verwacht wordt dat
ze na het wegvallen van de contact beperkende maatregelen in staat zijn hun onderneming
succesvol voort te zetten. Ook ondernemers zelf zijn niet gebaat bij het aanhouden
van een niet-levensvatbaar bedrijf. Per 1 oktober 2021 is als overgang van de Tozo
naar het reguliere Bbz, een versoepelde versie van het Bbz in werking getreden. Hierbij
wordt ook gekeken naar de levensvatbaarheid van het bedrijf. Het kabinet is van mening
dat dit het beste past bij de huidige situatie. Zelfstandigen van wie de onderneming
niet levensvatbaar is, komen zo eerder in beeld zodat er naast inkomensondersteuning
vanuit gemeenten ook ondersteuning bij heroriëntatie richting andere (bedrijfs-)activiteiten
kan worden geboden. Gemeenten bieden daarnaast schuldhulpverlening aan zelfstandig
ondernemers.
Vraag 8
Hoe gaat u ervoor te zorgen dat zelfstandigen die door corona hun omzet en inkomen
hebben zien verdampen, voldoende inkomen of omzet kunnen verdienen?
Antwoord 8
De verwachting is dat zelfstandigen met in de kern levensvatbare bedrijven mettertijd
voldoende inkomen of omzet kunnen verdienen. Ook zet het kabinet in op ondersteuning
in de vorm van heroriëntatie op ondernemerschap. Het gaat hierbij onder andere om
coaching, scholing en schuldhulpverlening. Voor ondersteuning via de bijzondere bijstand
en schuldhulpverlening heeft het kabinet € 45 mln. vrijgemaakt voor 2022. Ik ben in
gesprek over de schuldhulpverlening met onder andere de VNG, MKB-NL, herstructureringsdeskundigen,
schuldhulpverlening voor ondernemers (de NVVK en ook individuele schuldhulpverleners).7 Ook de krapte op de arbeidsmarkt kan ondernemers mogelijkheden bieden om in hun inkomen
te voorzien. Tot slot doet het kabinet zijn best om ondernemers in de problemen zo
goed mogelijk te bereiken. We roepen ondernemers op om zich bij hun gemeente te melden
voor de juiste ondersteuning.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.