Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Boswijk en Palland over het misbruik van militaire uniformen bij de coronademonstratie in Amsterdam van 2 januari jl.
Vragen van de leden Boswijk en Palland (beiden CDA) aan de Ministers van Defensie en van Justitie en Veiligheid over het misbruik van militaire uniformen bij coronademonstratie in Amsterdam van 2 januari jl. (ingezonden 4 januari 2022).
Antwoord van Minister Ollongren (Defensie) en van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie
en Veiligheid) (ontvangen 17 februari 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2021–2022, nr. 1425.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat er tijdens de coronademonstratie van 2 januari jl.
wederom mensen in militaire kleding meeliepen en er zelfs een politieagent zwaar is
mishandeld door een demonstrant die zich identificeerde als «veteraan»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt deze berichtgeving en wat vindt u ervan dat demonstranten zich identificeerden
als «veteranen» of «militairen», met als taak om de orde bij de demonstratie te handhaven?
Is dit in strijd met de «Wet op de Weerkorpsen»? Zo ja, hoe treedt u hiertegen op?
Zo nee, waarom treedt u hier niet tegen op?
Antwoord 2
Het recht op demonstratie is een groot goed in onze samenleving en de bescherming
hiervan staat voorop. Om hier in de praktijk een goede invulling aan te geven is het
gebruikelijk dat gemeenten en politie afspraken maken over het in goede banen leiden
van een demonstratie met de organisatie van een demonstratie. Niet ongebruikelijk
is dat de begeleiders van een demonstratie, door bijvoorbeeld hesjes, herkenbaar zijn.
Het is niet vast te stellen of de betreffende demonstranten ook daadwerkelijk veteranen
of militairen waren. Aan het dragen van een uniform zijn strikte regels verbonden.
Voor bepaalde gelegenheden is het ook bepaalde oud-militairen toegestaan het uniform
te dragen. Ook op die momenten gelden de voorschriften van Defensie omtrent het dragen
van het uniform. Het optreden waar het in dit geval om gaat, behoort in ieder geval
niet tot de gelegenheden waarbij het dragen van een uniform op grond van die voorschriften
is toegestaan.
Vraag 3
Deelt u onze zorg dat het misbruik van militaire uniformen het aanzien van onze Krijgsmacht
en de individuele positie van elke actieve militair of veteraan beschadigt?
Antwoord 3
Het dragen van een uniform is onderdeel van de trots van militairen en veteranen.
Het doet afbreuk aan de waardigheid van de krijgsmacht, wanneer personen ten onrechte
de indruk wekken onderdeel van die krijgsmacht te zijn danwel het uniform op incorrecte
of incomplete wijze dragen.
Vraag 4
Welke acties heeft u ondernomen naar aanleiding van de aangenomen motie 35 925 X, nr. 23, die vraagt om strakkere handhaving van de artikelen 196 en 435c uit het Wetboek
van Strafrecht?
Antwoord 4
Hierover wordt gesproken met OM en politie.
Voor de strafrechtelijke handhaving van de genoemde artikelen uit het Wetboek van
strafrecht geldt dat het voor ter plekke aanwezige opsporingsambtenaren en de betrokken
officier van justitie bij het signaleren van een (rodekruis of ander)teken niet zonder
meer kenbaar is of de betoger het teken onrechtmatig draagt. Om strafbaar gedrag vast
te kunnen stellen is het nodig om bij de desbetreffende organisatie navraag te doen
of de betrokken persoon het bij het teken behorende ambt bekleedt of anderszins toestemming
van de rechthebbende organisatie heeft gekregen voor het dragen van het teken. Aangezien
de prioriteit bij demonstraties doorgaans ligt bij de-escalerend optreden, is het
niet altijd mogelijk om het onderzoek of verhoor dat daarvoor nodig is, ter plekke
uit te voeren. Dat geldt ook voor het dragen van militaire uniformen. Voor de duidelijkheid
wordt benadrukt dat het bij deze strafrechtelijke handhaving door politie van bovengenoemde
artikelen uit het wetboek van strafrecht niet gaat om de handhaving van de bij de
beantwoording van vraag 2 genoemde interne regels van Defensie als werkgever die primair
tuchtrechtelijk worden gehandhaafd.
De Commandant der Strijdkrachten heeft in december 2021 zijn ondercommandanten schriftelijk
geïnstrueerd hoe zij kunnen handelen als militairen in uniform meedoen aan protesten/betogingen.
Met deze brief worden de ondercommandanten ook opgeroepen om actief hierover te communiceren
binnen hun Operationele Commando’s (Koninklijke Landmacht, Marine, Luchtmacht en Marechaussee)
en duidelijk te maken dat demonstreren in uniform een tuchtvergrijp is, tenzij het
gaat om een demonstratie die uitsluitend de militaire rechtspositie als onderwerp
heeft.
Vraag 5
In hoeverre kan een verduidelijking van de betreffende wetsartikelen, waarvan sommige
nog uit de jaren ’30 stammen, zorgen voor betere handhaafbaarheid?
Antwoord 5
Ons zijn geen signalen bekend dat de huidige tekst van de artikelen 196 en 435c van
het Wetboek van Strafrecht tot problemen leidt bij hun toepassing in de rechtspraktijk.
Om die reden zien wij geen aanleiding om voor een betere handhaafbaarheid over te
gaan tot verduidelijking van deze strafbepalingen.
Vraag 6
Bent u bereid om de aanpak van het misbruik van militaire uniformen en de veteranenstatus
extra prioriteit te geven?
Antwoord 6
Dat is door middel van de in het antwoord op vraag 4 aangegeven wijze gedaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Defensie -
Mede ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.