Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over het bericht 'Een jaar dakloos en dertig vakantieparken achter de rug en nu is het bijna kerst'
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Een jaar dakloos en dertig vakantieparken achter de rug en nu is het bijna kerst» (ingezonden 21 december 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (ontvangen
16 februari 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1245/
Vraag 1
Kent u het artikel over de uitzichtloze en dakloze situatie van de familie Hendriks
van 14 december jongstleden?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat er een zorgplicht bij een woningcorporatie en/of verhuurder
ligt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 2
Het past bij de taak van woningcorporaties om voor het beëindigen van de huurovereenkomst
met huurders te kijken naar alternatieve woonruimte of hen te verwijzen naar een plek
waar zij daar voor terecht kunnen. Hier bestaat echter geen formele plicht voor. Hoe
woningcorporaties dit invullen verschilt per corporatie.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het bekijken van alternatieven voor een andere woning een onderdeel
van haar zorgplicht is als een woningcorporatie een huurovereenkomst met haar huurder
wil beëindigen die tot dakloosheid kan leiden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 3
Zoals in de beantwoording van vraag 2 aangegeven, past het bij de taak van corporaties
om met huurders naar alternatieve woonruimte te kijken wanneer zij de huurovereenkomst
wil beëindigen. Het is aan woningcorporaties zelf welk beleid zij hierop hanteren.
Dit is niet landelijk voorgeschreven. Een verhuurder kan een huurovereenkomst bovendien
niet zomaar beëindigen. Dit kan alleen via wederzijds goedvinden, of via de rechter.
Beëindiging via de rechter kan alleen in bijzondere gevallen, zoals ernstige overlast,
criminele activiteiten of het niet-betalen van de huur. Het huurrecht is er op gericht
huurders te beschermen. Extreme situaties kunnen echter voorkomen waarbij de verhuurder
toch het recht heeft de overeenkomst te ontbinden. Bijvoorbeeld als de huurder op
geen enkele manier meewerkt en er geen alternatieven meer zijn.
Vraag 4
Is er een procedure in het geval een woningcorporatie/verhuurder een huurovereenkomst
ontbindt die tot dakloosheid leidt? Zo ja, welke is dat? Zo nee, waarom niet en zou
deze procedure er wel moeten komen zodat mensen uiteindelijk niet dakloos worden gemaakt
dan wel opgevangen kunnen worden?
Antwoord 4
Woningcorporaties moeten zich bij de beëindiging van een huurovereenkomst aan de bestaande
wet- en regelgeving houden. Onderdeel daarvan is dat huurders in Nederland huurbescherming
hebben. Zoals ik in de beantwoording van vraag 3 al aangaf, kunnen verhuurders een
huurovereenkomst alleen in uitzonderlijke gevallen beëindigen. Binnen de wet- en regelgeving
hebben woningcorporaties een belangrijke mate van beleidsvrijheid in het vormgeven
van beleid rondom het beëindigen van huurovereenkomsten. In de Governancecode 2020
van Aedes, waarin principes voor de gehele sector zijn vastgelegd, wordt benadrukt
dat van corporaties wordt verwacht dat zij in de omgang met haar huurders vanuit haar
maatschappelijke opdracht handelt en te allen tijde een respectvolle dialoog voert.
In de afweging die corporaties maken bij het beëindigen van een huurovereenkomst zullen
zij de behoeften van haar huidige en toekomstige huurders en bewoners dan ook als
vertrekpunt dienen te nemen.
Vraag 5
Wat is de verantwoordelijkheid van de gemeente Bladel jegens deze familie waar deze
familie ingeschreven is?
Antwoord 5
De verplichting om te zorgen voor voldoende woongelegenheid is een inspanningsverplichting
voor de overheid. Dit staat zowel in de Grondwet (artikel 22, lid 2) als in meerdere
verdragen (o.a. Artikel 11, eerste lid, van het Internationaal Verdrag inzake economische,
sociale en culturele rechten en artikel 11, eerste lid, van het Internationaal Verdrag
inzake economische, sociale en culturele rechten). De zorgplicht betreft zowel het
aantal woningen, alsook de kwaliteit, veiligheid, gezondheid, betaalbaarheid, toegankelijkheid
en passendheid. Dit recht gaat niet zover dat iedereen recht heeft op een woning naar
keuze.
Het huisvestingsbeleid is belegd bij gemeenten. De gemeente dient zich zoveel mogelijk
voor voldoende passende huisvesting voor haar inwoners in te spannen. Gemeenten zijn
verplicht een woonvisie op te stellen waarin zij in kaart brengt wat de woonopgave
is. Van gemeenten wordt daarbij ook verwacht dat zij de lokale woonzorgopgave meenemen
in de woonvisie. Het kan immers ook om inwoners gaan die naast een woning zorg of
begeleiding nodig hebben.
Op basis van de Woningwet zijn woningcorporaties vervolgens verplicht om naar redelijkheid
bij te dragen aan de uitvoering van het woonbeleid. Indien de corporatie, gemeente
en huurdersorganisaties het niet eens kunnen worden over wat een redelijke bijdrage
is, en om die reden het totaal aan prestatieafspraken niet willen ondertekenen, staat
voor hen de weg naar geschilbeslechting open bij de adviescommissie geschilbeslechting
prestatieafspraken.
Vraag 6
Heeft de verantwoordelijke wethouder in de gemeente Bladel waar deze familie ingeschreven
staat een huisvestingsplicht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 6
Zoals ik in het antwoord op vraag 5 al aangaf zijn gemeenten verantwoordelijk voor
het huisvestingsbeleid. Gemeenten moeten een woonvisie opstellen, waarin zij het volkshuisvestingsbeleid
voor ten hoogste de eerstvolgende vijf kalenderjaren is neergelegd. Corporaties dienen
naar redelijkheid bij te dragen aan de uitvoering van de woonvisie. Zij dienen te
zorgen voor voldoende huisvesting en het organiseren van een passende woonplek met
begeleiding als mensen uitstromen uit de maatschappelijke opvang of beschermd wonen.
Vraag 7
Is het de gemeente Bladel duidelijk wat haar zorgplicht jegens deze familie is? Kunt
u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 7
De gemeente Bladel heeft in algemene bewoordingen aangegeven wat zij doet voor kwetsbare
inwoners. Zij heeft een zorgloket. Inwoners kunnen daarnaartoe met vragen op het gebied
van aangepast wonen, welzijn en zorg. Van 9 tot 12 is daar een dagelijks spreekuur.
Indien meer tijd nodig is voor de hulp wordt daar buiten een gesprek gepland. Inwoners
kunnen hierbij een onafhankelijk cliëntondersteuning krijgen. Soms worden inwoners
doorverwezen naar bijvoorbeeld het Juridisch Loket of de bijzondere bijstand, of wordt
een Wmo aanvraag ingediend. De gemeente deelt geen details over specifieke casussen.
Ik kan daar dus geen oordeel over geven.
Vraag 8
Komt de gemeente Bladel haar zorgplicht jegens deze familie goed na en waaruit blijkt?
Antwoord 8
Het is aan gemeenten om te beoordelen op welke manier zij met zulke situaties omgaat.
Zoals ik in het antwoord op vraag 7 al aangaf, deelt de gemeente geen details over
specifieke casussen. Ik kan hier dus geen oordeel over geven. De gemeente geeft desgevraagd
wel aan dat ze haar zorgplicht kent en hier aan voldaan heeft. Uiteraard kan de gemeenteraad
hier wel opheldering over vragen bij het college van B&W.
Vraag 9
Kunt u in de prestatieafspraken die u met de gemeenten zal maken opnemen dat huisuitzettingen
die tot dakloosheid kunnen leiden tot nul gereduceerd moeten worden? Kunt u uw antwoord
nader toelichten?
Antwoord 9
Zoals ik al bij de beantwoording van vraag 5 aangaf, komen prestatieafspraken lokaal
tot stand. Op verschillende manieren heeft mijn ambtsvoorganger samen met de Staatssecretaris
van VWS gemeenten gestimuleerd dat er lokaal prestatieafspraken met corporaties en
verhuurdersorganisaties worden gemaakt op basis van woon(zorg)visies. Onder andere
via de Taskforce Wonen en Zorg en de Brede Aanpak Dak- en Thuisloosheid worden gemeenten
aangejaagd om dit te doen. Hierbij wordt hen ook ondersteuning aangeboden.
Voorkomen moet worden dat mensen zonder huis komen te zitten. Dit is een van de actielijnen
uit het programma «Een thuis voor iedereen» dat ik in navolging van het advies «Een
thuis voor iedereen»2 inricht. Ik werk daarin onder meer samen met andere departementen, gemeenten, IPO
en Aedes. De aanpak van dakloosheid, waarin ik samen met de Staatssecretaris van Jeugd
en Preventie optrek, heeft hierbij prioriteit. Begin april wil ik het programma «Een
thuis voor iedereen» naar de Tweede Kamer sturen.
Vraag 10
Wat heeft u geregeld in woonsituaties zoals die van de familie Hendriks met betrekking
tot de huurtoeslag en of andere toeslagen?
Antwoord 10
In het geval een familie voor korte duur en in verschillende vakantiewoningen verblijft,
bestaat er geen recht op huurtoeslag. Een huurder in de zin van artikel 1, onder c,
van de Wet op de huurtoeslag is een persoon die zijn hoofdverblijf heeft in een door
hem gehuurde woning, daaronder begrepen een woonwagen, tenzij de overeenkomst van huur en verhuur een gebruik van de woning betreft dat naar zijn
aard slechts van korte duur is, of de woning onderdeel uitmaakt van een hotel- of
pension-, kamp- of vakantiebestedingsbedrijf, ongeacht de duur van de huurovereenkomst.
Een woning maakt alleen geen deel uit van een vakantiebestedingsbedrijf als er sprake
is van een door de gemeente gedoogde vorm van permanente bewoning. Daarvan lijkt hier
geen sprake te zijn.
Vraag 11
Wat vindt u van het feit dat de gemeente Bladel deze familie tot op heden niet wilt
helpen?
Antwoord 11
Zoals ik in het antwoord op vraag 7 en 8 al aangaf, deelt de gemeente geen details
over specifieke casussen. Ik kan dit dus niet beoordelen. De gemeenteraad heeft als
taak toe te zien op het college.
Vraag 12
Wat vindt u van het feit dat de gemeente Bladel deze familie financieel niet wil ondersteunen
zelfs niet nu zij binnenkort op straat moet slapen omdat het geld op is?
Antwoord 12
Zie het antwoord op vraag 11.
Vraag 13
Heeft deze familie recht op een (gemeentelijke) woonkostentoeslag omdat zij nu hogere
woonlasten heeft?
Antwoord 13
Wanneer betrokkene aanspraak wil maken op de woonkostentoeslag dan bestaat er de mogelijkheid
om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen, indien betrokkende de woonlasten
niet vanuit de bijstand kan voldoen. Iedere gemeente hanteert zorgvuldige berekeningen
om de woonkostentoeslag te beoordelen. Dit doen zij aan de hand van de hoogte van
de woonkosten met betrekking tot de bijzondere bijstand. Om dit te berekenen houdt
de gemeente rekening met het inkomen van betrokkene. Er moet sprake zijn van zelfstandige
woonruimte, een dringende reden waardoor betrokkene (nog) geen recht heeft op huurtoeslag
en er een dringende reden is waardoor huurtoeslag niet voldoende hulp biedt.
Vraag 14
Deelt u de mening dat de gemeente Bladel haar zorgplicht verzaakt heeft als de familie
uit het krantenartikel binnenkort op straat komt te staan? Kunt u uw antwoord nader
toelichten?
Antwoord 14
Zie het antwoord op vraag 11.
Vraag 15
Deelt u de mening dat huurders zoals deze familie dubbel geraakt worden omdat ze dakloos
zijn en vanwege het ontbreken van de huurtoeslag en/of woonkostentoeslag financieel
hard geraakt worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 15
Ik heb begrepen dat partijen een vaststellingsovereenkomst tot beëindiging van de
huur wegens ernstige overlast hebben gesloten. Er is gesproken over alternatieven,
maar dit heeft niet tot een oplossing geleid. Uiteindelijk heeft in deze situatie
een belangenafweging moeten plaatsvinden tussen de ernstige overlast voor andere omwonenden
en het belang van de huurders.
Vraag 16
Deelt u de mening dat deze familie recht heeft om compensatie voor hogere woonlasten
als gevolg van niet ontvangen huurtoeslag? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 16
Het is aan de gemeente om te bepalen of betrokkene recht hebben op compensatie voor
hogere woonlasten met betrekking tot de bijzondere bijstand. Mensen hebben recht op
(tijdelijke) bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag wanneer er in hun
situatie sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke
kosten van het bestaan die niet uit de aanwezige middelen kunnen worden voldaan
Vraag 17
Bent u bereid om gemeenten te verplichten om families zoals eerdergenoemde familie
te laten compenseren zodat ze niet op straat belanden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 17
Het is, ongeacht de oorzaak, altijd ingrijpend als iemand in de betaalproblemen komt.
Mensen hebben recht op (tijdelijke) bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag
wanneer er in hun situatie sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende
noodzakelijke kosten van het bestaan die niet uit de aanwezige middelen kunnen worden
voldaan. De beoordeling of een gezin recht heeft op woonkostentoeslag ligt bij gemeenten.
Vraag 18
Deelt u de mening dat de familie in genoemd artikel financieel ondersteund moet worden
zodat zij niet op straat komt te staan?
Antwoord 18
Zie het antwoord op vraag 11, 16 en 17.
Vraag 19
Bent u bereid te onderzoeken welke mogelijkheden geboden moeten worden om ervoor te
zorgen dat mensen in soortgelijke situaties als gevolg van onvoldoende financiële
middelen op straat komen te staan? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 19
Zoals ik aangaf in de beantwoording van de vragen hiervoor, hebben gemeenten het instrument
van de bijzondere bijstand. Gemeenten bepalen wanneer hier recht op is. Indien mensen
onverhoopt toch dakloos worden kunnen zij naar de maatschappelijke opvang. Zo kunnen
zij in elk geval warm en veilig overnachten. Vanaf dit punt zullen zij geholpen worden
en zal een passend traject worden gestart.
Vraag 20
Hoeveel huurders lopen nu huurtoeslag mis vanwege woonsituaties zoals die van deze
familie of soortgelijke woonsituaties?
Antwoord 20
Er is geen landelijk overzicht van het aantal mensen dat nu in alternatieve woonruimte,
zoals vakantiewoningen, verblijft waar zij geen recht hebben op huurtoeslag.
Vraag 21
Kunt u de toezegging doen dat deze familie niet op straat komt te staan?
Antwoord 21
Het is aan de gemeente en de woningcorporatie om hier samen met de familie uit te
komen en passende huisvesting of een passend traject te organiseren voor deze familie.
De gemeenteraad controleert het college.
Vraag 22
Wat zou u deze familie nu adviseren om te doen?
Antwoord 22
De familie zou zich opnieuw tot de gemeente kunnen wenden. Zie verder het antwoord
op vraag 21.
Vraag 23
Mag een woningcorporatie zoals Trudo in eerdergenoemd artikel een huurovereenkomst
beëindigen zonder een alternatief voor deze familie aan te reiken? Kunt u uw antwoord
nader toelichten?
Antwoord 23
Zoals ik in de beantwoording op vraag 3 en 4 heb aangegeven, vind ik het passen bij
de taak van woningcorporaties om met huurders naar alternatieve woonruimte te kijken
wanneer zij de huurovereenkomst willen beëindigen. Het is het aan woningcorporaties
zelf om beleid te voeren op hoe zij hiermee om gaan.
Vraag 24
Mag een woningcorporatie zoals Trudo in eerdergenoemd artikel onder dreiging van een
kort geding een huurbeëindiging laten tekenen?
Antwoord 24
Van de woningcorporatie heb ik begrepen dat na meerdere malen ernstige meldingen van
overlast en contact daarover met huurders uiteindelijk de corporatie besloten heeft
om toch naar de rechter te gaan. De huurders zijn daar bij gestaan door een advocaat
en hebben uiteindelijk voor de uitspraak van de rechter een vaststellingsovereenkomst
getekend.
Vraag 25
Kunt u uitleggen hoe woningcorporatie Trudo de familie Hendriks dakloos mocht maken?
Antwoord 25
Zoals ik in de beantwoording van eerdere vragen al heb aangegeven, hebben huurders
van woonruimte huurbescherming. Dat betekent dat een huurcontract niet zomaar wordt
beëindigd, maar alleen in uitzonderlijke gevallen. Het huurrecht is er op gericht
huurders te beschermen. Extreme situaties kunnen echter voorkomen waarbij de verhuurder
toch het recht heeft de overeenkomst te ontbinden. Bijvoorbeeld als de huurder op
geen enkele manier meewerkt en er geen alternatieven meer zijn.
Voor Trudo gelden dezelfde regels. Trudo’s uitgangspunt is ook dat de weg naar de
rechter echt een laatste stap is. In de onderhavige situatie was sprake van overlast,
waarna uiteindelijk het contract via een vaststellingsovereenkomst is beëindigd.
Vraag 26
Deelt u de mening dat het dakloos maken van mensen geen enkele zin heeft, omdat daarna
weer een traject opgestart moet worden om diezelfde mensen aan een dak boven het hoofd
te helpen?
Antwoord 26
Het is uiteraard onwenselijk dat mensen dakloos worden. Om huurders zoveel mogelijk
te beschermen is daarom het recht ook zo ingericht dat de huur heel lastig kan worden
beëindigd. Dit recht is echter niet oneindig. Daar staan de belangen van de andere
huurders en het recht van de verhuurder om in onhoudbare situaties de huur toch te
beëindigen tegenover. Uiteraard dient zo’n afweging niet lichtvaardig en met nauwkeurige
afweging te worden genomen. Juist om die reden zijn hiervoor wettelijke kaders. Woningcorporaties
zijn bovendien ook verantwoordelijk voor het woongenot van andere huurders en de leefbaarheid
binnen de directe woonomgeving. Die verantwoordelijkheid vloeit voort uit het Burgerlijk
Wetboek (hierna: BW) en de Woningwet.3 Uit jurisprudentie blijkt dat het niet-adequaat optreden tegen overlast wordt gekwalificeerd
als een «gebrek» in de zin van artikel 7:204 van het BW. Dat betekent dat verhuurders
en woningcorporaties verplicht zijn om overlast te verhelpen. In het uiterste geval
kan een rechter de woningcorporatie verplichten om tot ontruiming over te gaan.
Vraag 27
Wat kost het de maatschappij per jaar als iemand dakloos wordt gemaakt?
Antwoord 27
In 2011 berekende Cebeon in opdracht van het Ministerie van VWS de kosten van inzet
op het gebied van preventie, regie, opvang en maatschappelijk herstel. Volgens deze
berekening kunnen de zorgkosten van dakloze mensen die zijn ingeschreven bij een instelling
voor maatschappelijke opvang of beschermd wonen oplopen tot 53.120 euro per jaar.4
Vraag 28
Deelt u de mening dat iemand dakloos maken een ernstige schending van het recht op
behoorlijke huisvesting is?
Antwoord 28
Zie het antwoord op vraag 26.
Vraag 29
Hoeveel mensen zijn er die van vakantiepark naar vakantiepark moeten verhuizen?
Antwoord 29
Er bestaat geen landelijk overzicht van mensen die tijdelijk op vakantieparken wonen.
Wel heeft ABF in 2020 onderzoek gedaan naar permanente bewoning van vakantieparken.
Tijdelijke bewoning is zeer lastig te meten. Dit is bovendien alleen mogelijk als
men zich op het adres van het vakantiehuisje heeft geregistreerd. Dat kan niet bij
alle vakantiehuisjes, niet ieder vakantiehuisje heeft namelijk een adres.
Vraag 30
Bent u bekend met het bestaan van een sancties & kansenlijst, ook wel zwarte lijst
genoemd, zoals die onder andere door de Eindhovense woningcorporatie Trudo gehanteerd
wordt?5
Antwoord 30
Ja, daarmee ben ik bekend. Corporaties zijn verantwoordelijk voor het woongenot van
hun huurders en kunnen in de situatie dat een huurder ernstige en herhaaldelijke overlast
pleegt een signaleringslijst gebruiken. In samenwerking met een groot aantal woningcorporaties
heeft Aedes het Modelprotocol Signaleringslijst Ongewenst Huurdersgedrag opgesteld,
waarin staat beschreven wat onder ongewenst huurdersgedrag wordt verstaan (te denken
valt aan ernstige woonoverlast, agressie, hennepplantages of drugshandel vanuit de
woning) en welke afwegingen en waarborgen aan het gebruik van de lijst ten grondslag
liggen. Het gebruik van signaleringslijsten dient beperkt te zijn tot gevallen die
voor een rechter reden kunnen zijn tot ontbinding of huisuitplaatsing over te gaan.
Het doel van deze signaleringslijsten is te voorkomen dat een huurder die ernstig
en herhaaldelijk ongewenst huurdersgedrag laat zien, dit gedrag meeneemt naar een
volgende woning en daarmee het woongenot van de andere huurders verstoort. De Sancties
& Kansenlijst die door de Eindhovense woningcorporaties gehanteerd wordt is in lijn
met het Modelprotocol. In algemene zin geldt dat woningcorporaties uitsluitend gebruik
dienen te maken van een signaleringslijst op het moment dat het gaat om ernstige zaken,
die voor een rechter reden zijn om tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming
van de woning over te gaan.
Vraag 31
Wat vindt u van het bestaan van deze zwarte lijst? Kunt u hier uitgebreid op ingaan?
Antwoord 31
Hoewel huurders doorgaans respectvol met de woning en buurt omgaan, komt het geregeld
voor dat een huurder ongewenst huurdersgedrag vertoont. Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd
over de toename van woonoverlast de afgelopen jaren.6 Woonoverlast is een maatschappelijk probleem dat ik zeer serieus neem. Het tegengaan
van woonoverlast is in eerste instantie een zaak van bewoners onderling. Als dat niet
lukt hebben verhuurders, woningcorporaties, gemeenten en zorginstellingen verantwoordelijkheden
en mogelijkheden om op te treden. Het is daarbij belangrijk oog te hebben en houden
voor de context waarin de overlast plaatsvindt en de eventuele achterliggende problematiek
van overlastgevende personen. Het voorkomen van woonoverlast kan op verschillende
manieren, zoals buurtbemiddeling, begeleiding, hulpverlening, waarschuwingen of een
vrijwillig tussen huurder en verhuurder overeengekomen gedragsaanwijzing. In samenwerking
met gemeenten en zorg- en hulpverlenende instanties kan dus worden ingezet op voorlichting
en preventie. Soms blijkt dit echter niet genoeg en zijn verdergaande maatregelen
nodig, zoals het geval is bij ernstige en herhaaldelijke overlast.
Ik vind het belangrijk dat corporaties in die situaties zoveel mogelijk kunnen voorkomen
dat het woongenot van haar huurders verstoord wordt. In het uiterste geval kunnen
corporaties gebruik maken van een signaleringslijst, waarmee ze de huurder die ernstige
overlast pleegt en op de signaleringslijst geplaatst wordt, een woning kunnen verhuren
onder strikte voorwaarden en/of met passende begeleiding of, in het uiterste geval,
tijdelijk kunnen uitsluiten van een woning in de regio of een deel daarvan. Dat kan
nodig zijn om het woongenot van de overige huurders te beschermen. Zoals ik in mijn
antwoord op vraag 36 toelicht komen daadwerkelijke huisuitzettingen relatief weinig
voor en zullen corporaties in de eerste plaats op zoek gaan naar een passende oplossing
of alternatief. Met het gebruik van een signaleringslijst hebben woningcorporaties
meer inzicht in de mate waarin een huurder overlast pleegt en het beleid dat de woningcorporatie
in dat kader heeft gevoerd. Daarmee worden woningcorporaties beter in staat gesteld
passende maatregelen te nemen en het woongenot van de overige huurders te beschermen.
Verder geeft een signaleringslijst huurders met ongewenst huurdersgedrag duidelijkheid
over de gevolgen van hun gedrag.
Plaatsing op een signaleringslijst is niet definitief en uitsluiting van een woning
of een regio moet voor een redelijke periode zijn, zodat de huurder na verloop van
tijd en/of onder strikte voorwaarden opnieuw kan huren bij een van de corporaties
in de regio. Het merendeel van de corporaties (of samenwerkingsverbanden) hanteert
een vorm van kansbeleid. Zij zullen in eerste instantie op zoek gaan naar een minder
vergaand alternatief, zoals het aanbieden van een andere woning, al dan niet met passende
begeleiding. Daarnaast krijgen huurders die zich schuldig hebben gemaakt aan ongewenst
huurdersgedrag, eventueel na een plaatsgevonden woningontruiming, onder voorwaarden
of na een bepaalde periode alsnog toegang tot het verkrijgen van een sociale huurwoning.
Mocht de zaak voor de civiele rechter verschijnen, dan zal deze toetsen of het besluit
van de woningcorporatie om de huurder op de signaleringslijst te plaatsen en de huurder
daarmee de toegang tot het verkrijgen van een huurwoning van een corporatie te blokkeren,
rechtmatig is. Ook zal de civiele rechter kijken naar de mate waarin de corporatie
heeft geprobeerd tot een alternatieve, minder vergaande oplossing te komen. In algemene
zin geldt dat corporaties uitsluitend gebruik dienen maken van een signaleringslijst
op het moment dat het gaat om ernstige zaken, die voor een rechter reden zijn om tot
ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning over te gaan.
Vraag 32
Is er een juridische basis om deze zwarte lijst te mogen hanteren? Zo ja, waar is
deze grondslag te vinden?
Antwoord 32
De verantwoordelijkheid van corporaties voor het woongenot van huurders en de leefbaarheid
binnen de directe omgeving vloeit voort uit het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en
de Woningwet.7 Uit jurisprudentie blijkt dat het niet-adequaat optreden tegen overlast wordt gekwalificeerd
als een «gebrek» in de zin van artikel 7:204 van het BW. Dat betekent dat verhuurders,
waaronder begrepen corporaties, verplicht zijn om overlast te verhelpen. In het uiterste
geval kan een rechter de woningcorporatie verplichten om tot ontruiming over te gaan.
Het gebruik van een signaleringslijst kan bijdragen aan de bescherming die woningcorporaties
moeten bieden voor het woongenot van al haar huurders.
Vraag 33
Vindt u het hanteren van deze zwarte lijst door een woningcorporatie als Trudo niet
in strijd met de kerntaak van deze woningcorporatie? Zo nee, kunt u uw antwoord nader
toelichten?
Antwoord 33
Ik verwijs graag naar mijn antwoord op vraag 31.
Vraag 34
Deelt u de mening dat verhuurders die een zwarte lijst hanteren ook op een lijst gezet
moeten worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 34
Zoals ik aangeef in mijn antwoord op vraag 30 en 31, kan het gebruik van een signaleringslijst
in het uiterste geval noodzakelijk zijn om het woongenot van de overige huurders te
beschermen. Hierbij geldt dat corporaties te allen tijde zullen moeten beargumenteren
waarom zij ertoe overgaan een huurder of huishouden op de signaleringslijst te plaatsen.
Zij zijn daarbij gehouden aan de eisen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG) en de Uitvoeringswet AVG. Deze bepaalt dat voor het delen van signaleringslijsten
met andere organisaties, zoals corporaties, doorgaans een vergunning van de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP) nodig is. Voorwaardelijk daaraan is het opstellen van een protocol
waarin onder meer door de organisatie (in dit geval de corporatie) wordt aangegeven
hoe de persoonsgegevens verwerkt worden en hoe aan de plichten uit de AVG wordt voldaan.
Het Modelprotocol benadrukt dat corporaties plaatsing op de lijst zorgvuldig moeten
beargumenteren. Ook zijn in het Modelprotocol uitvoerige afwegingen opgenomen. Over
het Modelprotocol is intensief overleg gevoerd met de AP vanwege de privacyaspecten
die bij het delen van persoonsgegevens aan de orde zijn. Daarbij is afgesproken dat
(samenwerkende) woningcorporaties, die op basis van het Modelprotocol een signaleringslijst
invoeren, daarvan een melding doen bij de AP. Signaleringslijsten die in lijn zijn
met het Modelprotocol worden om die reden geacht zorgvuldig te zijn opgesteld en te
worden gebruikt, gestoeld op de juiste afwegingen.
Vraag 35 en 36
Komt het voor dat huurders foutief op een zwarte lijst gezet worden?
Hoe vaak gebeurt het dat huurders foutief op een zwarte lijst geplaatst worden?
Antwoord 35 en 36
Over het foutief op een zwarte lijst plaatsen van huurders hebben mij geen signalen
bereikt. Corporaties nemen bij het hanteren van de signaleringslijst verschillende
waarborgen in acht. Zij dienen er zorg voor te dragen dat de door hen in de signaleringslijst
opgenomen gegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, juist en
nauwkeurig zijn. Zij doen dit door middel van periodieke controle van de ingevoerde
gegevens. In het Modelprotocol is daarom voorzien in een aantal rechten die betrokkene
op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming heeft, zoals het recht op
informatie (artikel 13 en 14 AVG), het recht op inzage en afschrift (artikel 15 AVG),
het recht op rectificatie (artikel 16 AVG), het recht op het wissen van de gegevens
en verwijdering van de signaleringslijst (artikel 17 AVG) en het recht van bezwaar
(artikel 21 AVG). (Ex-) huurders of woningzoekenden die menen ten onrechte op de signaleringslijst
te zijn geplaatst kunnen daartegen een klacht indienen en, in het geval de klacht
door de woningcorporatie niet wordt gehonoreerd, zich wenden tot een onafhankelijke
klachtencommissie, waarover elke woningcorporatie (al dan niet in samenwerking met
andere woningcorporaties) op voet van artikel 55b, derde lid, van de Woningwet beschikt.
In het uiterste geval staat de weg naar de civiele rechter open, die toetst of de
beslissing om de betreffende huurder op de signaleringslijst te plaatsen en de huurder
daarmee de toegang tot het verkrijgen van een huurwoning van een corporatie te blokkeren,
rechtmatig is.
Mij zijn geen cijfers bekend van hoe vaak het precies gebeurt dat huurders foutief
op een zwarte lijst geplaatst worden. Uit de Corporatiemonitor van Aedes blijkt wel
dat het aantal huisuitzettingen in 2020 met ongeveer 43% van is afgenomen ten opzichte
van 2018. Daaronder vallen ook de huisuitzettingen vanwege overlast. Uit de Corporatiemonitor
volgt ook dat het aantal daadwerkelijke huisuitzettingen vele malen lager is dan de
rechterlijke vonnissen tot huisuitzetting: 1.720 uit 6.750. Gelet op de hoeveelheid
woningen die corporaties verhuren (ca. 2.3 mln), kan daaruit worden opgemaakt dat
corporaties zich in de regel inspannen om tot een alternatieve oplossing te komen
en pas in het uiterste geval tot een huisuitzetting overgaan. Om huisuitzettingen
tijdens de coronacrisis zoveel mogelijk tot een minimum te beperken, heeft mijn ambtsvoorganger
in het voorjaar de afspraken met verhuurdersorganisaties, brancheverenigingen en de
VNG om huisuitzettingen in coronatijd door betaalachterstanden zoveel mogelijk te
voorkomen herbevestigd. Deze afspraken gelden tot na de coronacrisis.
Vraag 37
Deelt u de mening dat als verhuurders wettelijk gezien een zwarte lijst mogen hanteren
maar deze zwarte lijst foutief hanteren ook zelf op een zwarte lijst gezet moeten
kunnen worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 37
Mij hebben geen signalen bereikt dat verhuurders of woningcorporaties signaleringslijsten
foutief gebruiken. Zoals ik aangeef in mijn antwoord op vraag 34, is een signaleringslijst
erop gericht om te voorkomen dat woningzoekenden die zichzelf, hun omgeving en de
woningcorporatie waarbij zij huurden in de problemen hebben gebracht met ongewenst
huurdersgedrag, dit gedrag meenemen naar een volgende woning. Het biedt woningcorporaties
en gemeenten daarnaast inzicht in de situatie van de huurder, waardoor naar een passende
oplossing kan worden gezocht. Huurders die op een signaleringslijst staan worden van
de lijst verwijderd zodra zij een nieuwe kans aangeboden hebben gekregen en deze hebben
geaccepteerd. Plaatsing is op een signaleringslijst is niet definitief en beperkt
tot een aantal jaar waarvan de duur gerelateerd is aan de ernst en impact van het
getoonde ongewenste huurdersgedrag.
Vraag 38
Deelt u de mening dat als er een wettelijke grondslag voor het hanteren van deze zwarte
lijst is de verhuurder met zeer goede argumenten moet omkleden waarom huurders op
deze zwarte lijst zijn gezet?
Antwoord 38
Graag verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 34.
Vraag 39
Vindt u het correct dat indien huurders aangegeven hebben dat ze onterecht op deze
zwarte lijst gezet zijn vervolgens bij diezelfde verhuurder hun beklag moeten doen?
Antwoord 39
Ik vind het belangrijk dat huurders meerdere mogelijkheden hebben om het besluit tot
plaatsing op een signaleringslijst te laten toetsen. Mocht het verzoek om van de signaleringslijst
te worden gehaald worden afgewezen, dan hebben huurders de gelegenheid om in beroep
te gaan bij de daarvoor ingestelde onafhankelijke geschillencommissie of de Huurcommissie.
In het uiterste geval staat de weg naar de civiele rechter open, zoals ik toelicht
in mijn antwoord op vraag 34.
Vraag 40
Deelt u de mening dat in het geval het gebruik van deze zwarte lijst wettelijk toegestaan
is een onafhankelijke geschillencommissie een geschil moet afhandelen?
Antwoord 40
Het is van groot belang dat huurders hun beklag kunnen doen bij een onafhankelijke
instantie en niet beperkt worden tot het instellen van een klacht bij de woningcorporatie
die hen op een signaleringslijst heeft geplaatst. Daarmee wordt gewaarborgd dat het
proces eerlijk verloopt. Zoals aangegeven in mijn antwoord op de vorige vraag kunnen
huurders van Trudo het besluit tot plaatsing op de Sancties & Kansenlijst laten toetsen
bij de onafhankelijke klachtencommissie en staat beroep open bij de geschillencommissie.
Verder staat de rechtsgang naar de huurcommissie en de civiele rechter open.
Vraag 41
Wie toetst of het gebruik van deze zwarte lijst disproportioneel uitpakt?
Antwoord 41
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 34 en 35 aangeef, staat voor de huurder in eerste
instantie de gang naar een onafhankelijke geschillencommissie open. Iedere corporatie
beschikt daarover op grond van artikel 55b, derde lid, van de Woningwet. Daarnaast
kan de huurder terecht bij de Huurcommissie of de civiele rechter, die toetst of het
besluit van de corporatie om de huurder op de signaleringslijst te plaatsen rechtmatig
is en of de corporatie voldoende naar een alternatieve oplossing heeft gezocht. Signaleringslijsten
die in lijn zijn met het Modelprotocol worden sneller geacht de juiste afweging van
belangen te bevatten, omdat door het CBP en de AP is geoordeeld dat het Modelprotocol
rechtmatig is. Het is mogelijk dat de AP hierop ook toetst op het moment dat een corporatie
de signaleringslijst aanmeldt.
Vraag 42
Hoeveel mensen zijn er die van slaapbank naar slaapbank moeten verhuizen?
Antwoord 42
Het CBS schat dat op 1 januari 2021 32.000 Nederlanders in de leeftijd van 18 tot
65 jaar zonder vaste verblijfplaats op straat, in de laagdrempelige opvang of op niet-structurele
basis bij familie of vrienden sliepen. De laatste groep blijft vaak buiten beeld bij
instanties en gemeenten. Het CBS maakt daarom bijschattingen op basis van een econometrisch
model. Daarnaast is vanuit Een (t)huis, een toekomst de Monitor Dak- en Thuisloosheid
opgezet. Hierin wordt gemonitord hoeveel dakloze mensen daadwerkelijk in beeld zijn
bij de centrumgemeenten. Met gemeenten wordt gewerkt aan het verbeteren van inzicht
in deze cijfers.
Vraag 43
Hoeveel mensen zijn er die van herstructureringsproject naar herstructureringsproject
moeten verhuizen?
Antwoord 43
Hier zijn geen cijfers over bekend.
Vraag 44
Hoeveel mensen zijn er die noodgedwongen in een auto moeten slapen?
Antwoord 44
Hier zijn geen cijfers over bekend.
Vraag 45
Hoeveel mensen wonen er te duur die anders dakloos zouden worden?
Antwoord 45
Hier zijn geen cijfers over bekend.
Vraag 46
Welke definitie hanteert u voor dakloosheid?
Antwoord 46
Het onderzoek van CBS richt zich op de populatie feitelijk dakloze mensen. Dit zijn
mensen zonder vaste verblijfplaats die slapen in de open lucht, in overdekte openbare
ruimten, in passantenverblijven van de maatschappelijke opvang en eendaagse noodopvang
of op niet-structurele basis bij vrienden, kennissen of familie.8 In Europees verband hebben de lidstaten zich verbonden aan de ETHOS Light definitie.
Vraag 47
Waarom neemt het CBS in de definitie van dakloosheid de mensen boven 65 jaar en onder
18 jaar niet mee?
Antwoord 47
Het CBS benut drie registers bij het tellen van het aantal dakloze mensen: de registratie
van briefadressen, de Wet werk en bijstand (WWB) en sinds 2020 gegevens van de reclassering.
Dakloze mensen die jonger zijn dan 18 jaar of 65 jaar of ouder worden niet meegenomen
in het onderzoek van CBS. Zij hebben per definitie niet of nauwelijks de kans om voor
te komen in het bijstandsregister. Daarnaast verblijven veel oudere daklozen in een
meer residentiële setting, zoals een hostel, een speciale maatschappelijke woonvoorziening
voor oudere dakloze mensen of een andere vorm van 24-uurs maatschappelijke opvang.
Jongeren onder de 18 jaar vallen binnen de Jeugdwet en worden tot 18 jaar opgevangen
in instellingen voor jeugdhulp of door pleegzorg.
Vraag 48
Deelt u de mening dat op basis van eerdergenoemde vragen het werkelijk aantal dakloze
mensen veel hoger ligt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Antwoord 48
Het CBS heeft sinds de voorgaande metingen geen wijzigingen aangebracht in de methodiek
waarmee het aantal dakloze mensen wordt geteld. Door deze continuïteit zijn er trends
vast te stellen in het aantal dakloze mensen. Daarnaast geeft de eerdergenoemde Monitor
Dak- en Thuisloosheid inzicht in de hoeveelheid dakloze mensen die daadwerkelijk in
beeld zijn bij de centrumgemeenten. Desondanks is er een groep die buiten beeld blijft.
Het Rijk, de VNG en gemeenten zetten zich daarom in voor het verbeteren van monitoring
en daarmee het zicht op de doelgroep.
Vraag 49
Bent u voornemens om, conform de in Lissabon gemaakte Europese afspraak, dakloosheid
in 2030 ook voor de eerder genoemde dakloze groepen mensen te beëindigen?
Antwoord 49
Niemand verdient het om dakloos te zijn. Een toekomstige aanpak dient zich daarom
op bestrijding van alle vormen van dakloosheid te richten.
Vraag 50
Deelt u de mening dat mensen niet dakloos gemaakt mogen worden?
Antwoord 50
Het is zeker niet wenselijk dat mensen dakloos worden gemaakt. Om huurders te beschermen
kan een huurcontract daarom ook niet zomaar worden beëindigd. Dit kan alleen via de
rechter en in uitzonderlijke situaties, zoals het niet-betalen van de huur, overlast
of vanwege het verrichten criminele activiteiten. Tijdens de coronacrisis heb ik ook
met verhuurderorganisaties en de VNG afspraken gemaakt over het zoveel mogelijk voorkomen
van huisuitzettingen door betaalachterstanden gedurende de crisisperiode.
Het kabinet heeft structureel 65 mln. euro vrijgemaakt voor het aanpakken van dak-
en thuisloosheid, zowel het voorkomen daarvan als het terugdringen van bestaande dak-
en thuisloosheid. Daarbij komt een stevige aanpak op het gebied van wonen, waarbij
de impact van aanpalende beleidsterreinen zoals zorg en begeleiding wordt meegenomen,
evenals de huisvesting van andere aandachtsgroepen.
Vraag 51
Deelt u de mening dat er een zorgplicht bij de verhuurder ligt op het moment dat deze
iemand dakloos wilt maken? Zo ja, kunt u deze zorgplicht nog duidelijker verankeren?
Zo nee, waarom niet en in welke situaties zou deze zorgplicht wel bij de verhuurder
(moeten) liggen?
Antwoord 51
Zoals ik in de beantwoording op vraag 2 en 3 aangaf past het bij de taak van de woningcorporatie
om voor het beëindigen van de huurovereenkomst met huurders te kijken naar alternatieve
woonruimte of hen te verwijzen naar een plek waar zij daar voor terecht kunnen. Hier
bestaat echter geen formele plicht voor. Hoe woningcorporaties dit invullen verschilt
per corporatie.
Vraag 52
Deelt u de mening dat de aangenomen motie Beckerman9 die de aanpak van dakloosheid tot topprioriteit maakt op nummer één op de agenda
van de nieuwe Minister van Volkshuisvesting & Ruimtelijke Ordening moet komen te staan?
Antwoord 52
Het voorkomen en tegengaan van dak- en thuisloosheid vind ik, net als u, erg belangrijk.
Het streven van het kabinet is daarbij om dak- en thuisloosheid zoveel mogelijk terug
te dringen. Dat blijkt ook uit het Regeerakkoord. De precieze aanpak wordt de komende
tijd ingevuld in samenwerking met onder meer gemeenten. U wordt hierover zo spoedig
mogelijk geïnformeerd door mij en door de Staatssecretaris van Jeugd en Preventie.
De aanpak zal in ieder geval zien op het zo snel mogelijk zorgen voor een passende
en betaalbare woonplek met de juiste zorg en begeleiding.
Het kabinet heeft structureel 65 mln. euro vrijgemaakt voor het aanpakken van dak-
en thuisloosheid, zowel het voorkomen daarvan als het terugdringen van bestaande dak-
en thuisloosheid. Daarbij komt een stevige aanpak op het gebied van wonen, waarbij
de impact van aanpalende beleidsterreinen zoals zorg en begeleiding wordt meegenomen,
evenals de huisvesting van andere aandachtsgroepen.
Vraag 53
Wanneer komt u met een plan waaruit blijkt dat genoemde motie die de aanpak van dakloosheid
tot topprioriteit maakt als zodanig uitgevoerd wordt?
Antwoord vraag 53
Zoals ik in antwoord op vraag 52 heb aangegeven zal ik de komende tijd de aanpak vormgeven,
samen met de Staassecretaris van Jeugd en Preventie.
Vraag 54
Deelt u de mening dat iedere dag dat mensen dakloos zijn deze mensen in de steek zijn
gelaten, letterlijk in de kou staan en hun rechten op behoorlijke huisvesting ernstig
geschonden zijn?
Antwoord 54
Zie het antwoord op vraag 26 en 28.
Vraag 55
Vindt u ook dat mensen net vóór de kerst dakloos maken extra wrang is?
Antwoord 55
Ik ben het met u eens dat de periode rondom kerst een extra vervelende periode is
om dakloos te worden.
Vraag 56
Zijn er zwaarwegende redenen te benoemen die ervoor zorgen dat iemand dakloos gemaakt
mag worden? Zo ja, welke zijn dat?
Antwoord vraag 56
Zoals ik al bij beantwoording van vraag 50, hebben huurders in Nederland huurbescherming.
Dat betekent dat het huurcontract niet zomaar door de verhuurder beëindigd kan worden,
maar alleen in uitzonderlijke gevallen. Voorts verwijs ik u naar het antwoord op vraag
19.
Vraag 57
Deelt u de mening dat een huisuitzetting zonder een alternatief voor een dak boven
het hoofd niet mag voorkomen?
Antwoord 57
Zoals ik in de beantwoording op vraag 2 en 3 heb aangegeven, vind ik het bij de rol
van woningcorporaties passen om bij het beëindigen van een huurcontract met de huurders
te kijken naar alternatieve woonruimte, of hen te verwijzen naar een plek waar zij
daar hulp in kunnen krijgen. Bovendien geldt daarnaast het huurrecht, zoals ik al
bij de beantwoording van vraag 23 t/m 25 beschrijf. Huurders kunnen alleen in uitzonderlijke
gevallen uit hun woning gezet worden en niet zonder tussenkomst van een rechter (zie
beantwoording vraag 50). Dit geldt dus ook bij huurders van particuliere verhuurders.
Particuliere verhuurders hebben echter niet de plicht om mee te zoeken naar alternatieve
woonruimte. Bovendien heeft mijn voorganger ook tijdens de coronacrisis met verhuurderorganisaties
en de VNG afspraken gemaakt over het zoveel mogelijk voorkomen van huisuitzettingen
door betaalachterstanden gedurende de crisisperiode, waardoor de kans om de woning
te verliezen nog meer is afgenomen.
Vraag 58
Kunt u deze vragen astublieft apart beantwoorden en niet clusteren?
Antwoord 58
Ik heb de vragen apart beantwoord. Wel heb ik zo nu en dan terugverwezen naar een
eerdere vraag.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.