Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Raan en Van Esch over de Zembla uitzending over de uitstoot van giftige stoffen op Schiphol
Vragen van de leden Van Raan en Van Esch (beiden PvdD) aan de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de Zembla uitzending over de uitstoot van giftige stoffen op Schiphol (ingezonden 15 december 2021).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens de Staatssecretaris
            van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
            (ontvangen 15 februari 2022).  Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022,
            nr. 1302.
         
Vraag 1
            
Heeft u de uitzending van Zembla van 9 december 2021 gezien? Wat is uw reactie?
Antwoord 1
            
Ja.
Het beeld dat in de uitzending werd geschetst, is zorgwekkend. Ik begrijp de zorgen.
Het bevestigt dat de weg die is ingeslagen met het laten opstellen van het RIVM-rapport
               «Verkenning haalbaarheid gezondheidsonderzoek werknemers Schiphol» en het TNO-rapport
               «Verkennend onderzoek ultrafijnstof op het Schiphol terrein met behulp van mobiele
               metingen» noodzakelijk is en dat het goed is dat de aanbevelingen uit die rapporten
               worden opgepakt door de sector.
            
De sector is op dit moment bezig met het oprichten van een sectorbrede taskforce ultrafijn
               stof en een onafhankelijke begeleidingscommissie onder onafhankelijk voorzitterschap.
               Ook wordt voorzien in de betrokkenheid vanuit de zijde van het personeel. De taskforce
               en begeleidingscommissie zullen zich richten op opvolging van de aanbevelingen van
               RIVM en TNO en op te nemen maatregelen om de blootstelling van werknemers aan ultrafijn
               stof terug te dringen. Ik heb de sector gevraagd om dit snel en grondig op te pakken,
               gezien de onzekerheid die dit voor werkenden met zich meebrengt over de gevolgen voor
               hun gezondheid.
            
Vraag 2
            
Klopt het dat Schiphol en KLM vijftien jaar geleden al zijn gewaarschuwd voor het
               verhoogde risico op hartproblemen en longkanker dat platformmedewerkers lopen?
            
Antwoord 2
            
In de zomer van 2006 is op Schiphol een onderzoek naar de blootstelling aan (diesel)motoremissie
               (DME) uitgevoerd. Dit onderzoek ligt ten grondslag aan het intern rapport van 2007,
               waarin wordt gewezen op de mogelijke gezondheidsrisico’s van emissies op de platforms
               van de luchthaven. Dat rapport ging niet over de emissies van ultrafijn stof.
            
Als gevolg van het onderzoek in 2006 zijn er op de luchthaven maatregelen genomen
               om de concentraties van DME te verlagen.
            
Voor de toegestane concentratie is destijds door Schiphol, conform geldende regelgeving,
               een bedrijfsgrenswaarde opgesteld. Deze is door Schiphol vastgesteld en op de luchthaven
               ingevoerd toen er voor DME nog geen publieke grenswaarde bestond. Deze bedrijfsgrenswaarde
               is later vervangen door een toen vastgestelde wettelijke grenswaarde.
            
De metingen naar DME-concentraties worden twee keer per jaar door de Arbodienst uitgevoerd
               en laten een duidelijke dalende trend zien. Schiphol heeft mij geïnformeerd dat de
               laatste metingen ruim onder de sinds 2020 geldende wettelijke grenswaarde zijn.
            
Voorbeelden van maatregelen die zijn genomen en in uitvoering zijn, zijn het vervangen
               van diesel aangedreven passagiersbussen door elektrische bussen, het aanleggen van
               zogeheten walstroom op de meeste pieren en het aanleggen van stroomaansluitingen voor
               apparaten die zorgen voor de levering van pre-conditioned air (PCA). De apparatuur
               hiervoor is door de afhandelaren beschikbaar gesteld.
            
Schiphol heeft verder voor elektrische laadpunten gezorgd, zodat elektrisch aangedreven
               wegvoertuigen konden worden ingezet. De voertuigen die op Schiphol rijden en die nog
               diesel nodig hebben, rijden op GTL-diesel, een schonere vorm van diesel. Ook zijn
               op plaatsen met de hoogste concentraties DME, ventilatoren opgehangen die sensorgestuurd
               in werking gaan om de lucht te verdunnen (emissies verspreiden).
            
Voor de grondoperatie heeft KLM het doel om in 2030 volledig emissievrij te opereren,
               waardoor de hoeveelheid ultrafijn stof drastisch wordt gereduceerd. Inmiddels is 64%
               van de grondoperatie elektrisch.
            
Vraag 3
            
Wat is er sindsdien gebeurd om de gezondheid van werknemers, omwonenden en reizigers
               te beschermen? Was dat naar uw mening voldoende?
            
Antwoord 3
            
Zie het antwoord op vraag 2. Daaruit blijkt dat Schiphol sinds 2007 diverse acties
               heeft ingezet om de uitstoot van dieselaangedreven apparatuur en voertuigen, en van
               vliegtuigen, te verminderen. De Nederlandse Arbeidsinspectie onderzoekt de recent
               naar voren gekomen informatie voor wat betreft arbeidsomstandigheden.
            
Zie ook de antwoorden op de vragen 7 en 8.
Vraag 4
            
Klopt het dat het gaat om 20.000 werknemers op het platform? Hoeveel zijn dat er op
               de rest van de luchthaven? Om hoeveel werknemers gaat het als gekeken wordt naar alle
               werknemers die de afgelopen vijftien jaar op het platform gewerkt hebben?
            
Antwoord 4
            
Volgens Schiphol hebben momenteel ongeveer 22.000 medewerkers van verschillende bedrijven
               toegang tot het platform. Dit is inclusief bijvoorbeeld kantoorpersoneel, dat slechts
               sporadisch op het platform komt. Dus niet al die 22.000 medewerkers zijn werknemers
               op de platforms.
            
Het aantal mensen dat dagelijks op het platform komt is dus fors lager en kan alleen
               worden ingeschat. Tijdens de hoogste pieken in de drukste periodes, als maximale capaciteit
               nodig is, komen er bij benadering 4.000 mensen per dag op het platform. Op «normale»
               dagen is dat aantal flink lager. Dat laat onverlet dat de mensen die wel op het platform
               werken, recht hebben op gezonde werkplek.
            
Op en rondom het Schipholterrein zitten heel veel bedrijven, een hotel, een kazerne
               en diverse vrachtgebouwen en distributeurs. Het is niet bekend hoeveel werknemers
               bij die bedrijven werkzaam zijn en hoeveel werknemers die locaties bezoeken.
            
Een deel van de platformmedewerkers zijn uitzendkrachten en een deel zijn vaste krachten.
               Sommige medewerkers werken (minder dan) één jaar bij een bedrijf dat actief is op
               de platforms, anderen (meer dan) 15 jaar.
            
Verder zijn in de afgelopen 15 jaar veel verschillende bedrijven actief (geweest)
               op het platform, zoals schoonmaakbedrijven, technische dienst, tankdiensten, afhandelingsbedrijven,
               enz. Het is niet te achterhalen hoeveel individuele medewerkers van al die bedrijven
               in de afgelopen 15 jaar op het platform hebben gewerkt is.
            
Vraag 5
            
Hoe reageerde u toen u de uitspraak hoorde «Ik ken geen collega of werknemer op Schiphol
               met een andere doodsoorzaak dan kanker»?
            
Antwoord 5
            
Dat is zorgwekkend en raakt je in de eerste plaats als mens. Dat is ook de reactie
               die bij de sector is geproefd.
            
Vraag 6
            
Heeft u de ernst van die uitspraak volledig tot u door laten dringen?
Antwoord 6
            
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 7
            
Hoe is deze situatie te rijmen met de Arbowet, die stelt: «de werkgever zorgt voor
               de veiligheid en gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden
               aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden»?
            
Antwoord 7
            
Het is belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd. Mensen moeten gezond en veilig
               kunnen werken. Het is aan de werkgever en de opdrachtgever om daar zorg voor te dragen.
               De Nederlandse Arbeidsinspectie is eind 2021 onderzoek gestart naar de naleving van
               de arbeidsomstandighedenwet- en regelgeving op Schiphol in verband met de uitstoot
               van dieselmotoremissie en vliegtuiguitstoot.
            
Vraag 8
            
Wordt naar uw mening, hier voldaan aan de Arbowet? Heeft de Inspectie SZW toezicht
               gehouden op de arbeidsomstandigheden op Nederlandse luchthavens? Zo nee, waarom niet?
               Zo ja, wat waren de uitkomsten?
            
Antwoord 8
            
Werkgevers dienen te voldoen aan de Arbowet. De arbeidsomstandigheden-regelgeving
               kent doelvoorschriften die in de praktijk door de werkgever worden ingevuld met maatregelen
               en middelen. De Nederlandse Arbeidsinspectie is de toezichthouder op de naleving van
               deze regelgeving. Zij werkt programmatisch en risicogericht en ze doet onderzoek naar
               aanleiding van meldingen, klachten of andere signalen.
            
De Nederlandse Arbeidsinspectie doet op dit moment onderzoek naar de naleving van
               de arbeidsomstandighedenwet- en regelgeving op Schiphol in verband met de uitstoot
               van dieselmotoremissie en vliegtuiguitstoot.
            
Schiphol, KLM en de luchtvaart in algemene zin zijn grote werkgevers en daarmee regelmatig
               onderwerp van toezicht. Dat kan gaan om zowel arbeidsvoorwaarden als arbeidsomstandigheden.
            
Bij KLM zijn sinds 2007 meerdere inspecties verricht met betrekking tot het werken
               met gevaarlijke stoffen, maar deze inspecties hadden geen betrekking op DME of vliegtuiguitstoot.
               Deze inspecties hebben onder meer plaatsgevonden bij onderhoudswerkplaatsen van KLM.
               Naar aanleiding van deze inspecties heeft KLM hierna bij onderhoudswerkplaatsen maatregelen
               getroffen.
            
Sinds 2006 zijn inspectieprojecten uitgevoerd met betrekking tot blootstelling aan
               DME in omsloten situaties (binnenruimten). In deze situaties worden de grootste risico’s
               voor werknemers verwacht. Het is en blijft de verantwoordelijkheid van de werkgever
               om aan de wet te voldoen en te zorgen voor een gezonde en veilige werkplek.
            
Vraag 9
            
Hoe is deze situatie naar uw mening te rijmen met de Nederlandse Grondwet, die stelt:
               «de overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid»?
            
Antwoord 9
            
Zoals in voorgaande antwoorden is aangegeven, is de insteek van het Rijk om te zorgen
               dat mensen gezond en veilig kunnen werken. Dat heeft de hoogste prioriteit en daar
               zetten wij ons ook voor in, samen met alle relevante partijen.
            
De in de vraag opgenomen bepaling is opgenomen in artikel 22, eerste lid, van de Grondwet
               en behoort tot de sociale grondrechten. De daarin opgenomen opdracht aan de overheid
               maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid is onder andere uitgewerkt
               in een groot aantal wettelijke voorzieningen. Deze en andere wettelijke voorzieningen
               geven aan de Grondwetsbepaling een zodanige invulling, dat naar het oordeel van ondergetekenden
               niet van verwaarlozing van de plicht om de volksgezondheid te beschermen kan worden
               gesproken.
            
Als het om de gezondheid en veiligheid van werknemers op de werkvloer gaat, is artikel
               19 van de Grondwet van toepassing. Het tweede lid van dat artikel stelt «De wet stelt regels omtrent de rechtspositie van hen die arbeid verrichten en omtrent
                  hun bescherming daarbij, alsmede omtrent medezeggenschap.». Deze opdracht is onder meer uitgewerkt in de Arbeidsomstandighedenwet en -regelgeving
               en de overheid heeft zo gewaarborgd dat de verantwoordelijkheid voor het bewerkstelligen
               van goede arbeidsomstandigheden van werknemers bij de werkgevers is belegd. De overheid
               stelt hierbij eisen aan de wijze waarop de werkgever die verantwoordelijkheid invult
               en houdt toezicht op naleving.
            
Vraag 10
            
Deelt u de mening dat de overheid hier haar plicht om de volksgezondheid te beschermen
               verwaarloosd heeft? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 10
            
Zie het antwoord op vraag 9.
Vraag 11
            
Bent u bekend met andere gezondheidsrisico’s die medewerkers in de luchtvaart lopen?
               Kent u bijvoorbeeld de lijst, zoals The National Institute for Occupational Safety
               and Health (onderdeel van het Amerikaanse Center for Disease Control and Prevention
               (CDC)) die heeft voor Aircrew Safety and Health?1
Antwoord 11
            
Ja, ik ben in het algemeen bekend met mogelijke gezondheidsrisico’s die medewerkers
               in de luchtvaart lopen en ken de lijst zoals NIOSH die voor cabinepersoneel heeft
               opgesteld.
            
Vraag 12
            
Zijn al de daar genoemde (mogelijke) gezondheidsrisico’s ook in Nederland in beeld?
               Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe worden deze gemonitord en hoe wordt gezondheidsschade
               voorkomen?
            
Antwoord 12
            
Het is aan de werkgevers om zorg te dragen voor een veilige werkomgeving en rekening
               te houden met de risico’s die medewerkers in de luchtvaart kunnen lopen.
            
De luchtvaartmaatschappijen zijn verplicht om als onderdeel van het veiligheidsmanagementsysteem,
               de (personeels)risico’s voor cabinepersoneel te mitigeren. De werking hiervan wordt
               tijdens audits en inspecties door de Inspectie Leefomgeving en Transport gemonitord.
            
Vraag 13
            
Waarom laat u Schiphol het luchtkwaliteits- en blootstellingsonderzoek op het platform
               doen? Vindt u dat een betrouwbare partij om zulk onderzoek te leiden?
            
Antwoord 13
            
De Arbowet en -regelgeving schrijft voor dat de werkgever verantwoordelijk is voor
               de arbeidsomstandigheden van zijn werknemers. Onderzoek naar luchtkwaliteit en blootstelling
               van medewerkers zijn in dat kader een taak van de werkgever.
            
Zoals mijn voorganger na publicatie van de rapporten van RIVM en TNO heeft aangegeven,
               is het belangrijk dat de bedrijven die werknemers werkzaam hebben op de platforms
               van Schiphol met de aanbevelingen van het RIVM en TNO aan de slag gaan. Ook heeft
               zij het belang van onafhankelijkheid benadrukt. Zoals in het antwoord op vraag 1 is
               aangegeven, is de sector daarmee aan de slag gegaan.
            
Vraag 14
            
Klopt het dat, wanneer werknemers gezondheidsklachten melden, de reactie was: «Dat
               hoort er nou eenmaal bij, daar is niets aan te doen»? Zo ja, waarom heeft u dan nog
               vertrouwen dat men op Schiphol de gezondheidsproblemen serieus neemt?
            
Antwoord 14
            
KLM heeft desgevraagd geantwoord dat de in de vraag genoemde reactie niet klopt en
               dat KLM juist heel veel hecht aan de gezondheid van medewerkers. De zorg voor de veiligheid
               en gezondheid van alle medewerkers heeft volgens KLM de volle aandacht.
            
Gezondheidsklachten kunnen worden gemeld bij de bedrijfsarts. Deze neemt klachten
               serieus en stuurt de betreffende medewerkers indien wenselijk of noodzakelijk door
               naar de huisarts of een specialist.
            
Vraag 15
            
Kunt u bevestigen dat er wel degelijk wat aan te doen is? Waarom is dat niet gedaan?
Antwoord 15
            
In het antwoord op vraag 2 is aangegeven wat de sector al heeft gedaan na 2007. Wat
               de sector nog gaat doen in reactie op de rapporten van het RIVM en TNO zal in de in
               oprichting zijnde sectorbrede taskforce en onafhankelijke begeleidingscommissie worden
               uitgewerkt. Daarin zal ook worden bezien welke aanvullende maatregelen kunnen worden
               genomen op het gebied van de ultrafijnstofproblematiek. Ik heb de sector gevraagd
               om dit snel en grondig op te pakken, gezien de onzekerheid die dit voor werkenden
               met zich meebrengt over de gevolgen voor hun gezondheid.
            
Vraag 16
            
Zijn er cijfers bekend over de levensverwachting van platformmedewerkers? Indien dat
               niet het geval is, bent u bereid dat uit te zoeken?
            
Antwoord 16
            
Nee, die cijfers zijn niet beschikbaar.
In het antwoord op vraag 4 is onderbouwd waarom er geen informatie beschikbaar is
               over het aantal werknemers dat de afgelopen 15 jaar op de platforms werkzaam is geweest.
               Gelet daarop wordt een onderzoek naar levensverwachting van platformmedewerkers weinig
               tot niet haalbaar geacht.
            
Tevens geldt ook hier dat het de verantwoordelijkheid is van de werkgever(s) om de
               gezondheidssituatie van platformmedewerkers in relatie tot de arbeidsrisico’s inzichtelijk
               te maken en om aan de hand daarvan te bezien wat nodig is.
            
Vraag 17
            
Wie kunnen de (voormalige) platformmedewerkers aansprakelijk stellen voor arbeidgerelateerde
               gezondheidsschade?
            
Antwoord 17
            
Dit is in eerste instantie een zaak tussen werknemers en werkgevers. Werkgevers en
               werknemers op Schiphol zullen hierover met elkaar in gesprek moeten gaan. Het schadeverhaal
               bij beroepsziekten loopt via het aansprakelijkheidsrecht. Omdat het schadeverhaal
               bij beroepsziekten complex is (het vaststellen van de oorzaak van de schade is vaak
               ingewikkeld en de schadeafhandeling is daardoor tijdrovend en kostbaar) heeft het
               Ministerie van SZW de commissie Heerts gevraagd advies uit te brengen over een betere
               organisatie van het proces van schadeafhandeling bij beroepsziekten door blootstelling
               aan gevaarlijke stoffen. Naar aanleiding daarvan werkt het Ministerie van SZW aan
               een tegemoetkomingsregeling voor slachtoffers van ernstige beroepsziekten veroorzaakt
               door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Het streven is erop gericht dat de regeling
               op 1 juli 2022 in werking treedt. Op 10 december 2021 is uw Kamer geïnformeerd over
               de voortgang van deze regeling2. Deze tegemoetkoming komt niet in de plaats van een eventuele schadeloosstelling
               door de werkgever; de weg naar schadeverhaal door de werkende blijft bestaan.
            
Vraag 18
            
Bij wie ligt de bewijslast om aan te tonen dat er wel of geen verband is tussen de
               ziekte en de arbeidsomstandigheden?
            
Antwoord 18
            
In algemene zin is het aan de werknemer om te bewijzen dat er een verband is tussen
               de ziekte en de uitvoering van de werkzaamheden. Maar wanneer de werkgever nalatig
               is geweest om maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn ter voorkoming
               van blootstelling aan gevaarlijke stoffen, dan dient het door de werknemer te bewijzen
               oorzakelijk verband te worden aangenomen. Het is dan dus aan de werkgever om aan te
               tonen dat er geen verband is en vervolgens is het oordeel aan de rechter.
            
Vraag 19
            
Wie kunnen de nabestaanden van platformmedewerkers die overleden zijn als gevolg van
               aan arbeidgerelateerde ziekten aansprakelijk stellen? Bent u bereid om ervoor te zorgen
               dat de nabestaanden die gerechtigheid zoeken daarbij ondersteund worden?
            
Antwoord 19
            
Ook hier geldt dat de werkgever verantwoordelijk is voor eventueel geleden schade.
               Het is dan ook mogelijk voor nabestaanden om de werkgever van de overleden werknemer
               aansprakelijk te stellen.
            
Aangezien het hier gaat om een civielrechtelijke aansprakelijkheid krijgen werkenden
               geen ondersteuning van de overheid bij het aansprakelijk stellen van de werkgever.
               Ditzelfde geldt ook voor nabestaanden.
            
Vraag 20
            
Hoeveel meldingen zijn er gemaakt bij het KLM-systeem over onveilige situaties?
Antwoord 20
            
KLM geeft aan het melden van onveilige situaties te stimuleren. Per jaar komen er
               volgens KLM duizenden meldingen binnen. Deze gaan over allerlei onveilige situaties,
               zoals defecte verlichting, struikel incidenten door gladde of ongelijke vloeren, gevallen
               lading, onveilig geparkeerde voertuigen, niet juist gebruikte arbeidsmiddelen, lekkende
               verpakkingen, enz.
            
In 2019 zijn 400 meldingen van jetblast binnengekomen, in 2020 waren dat er 222 en
               in 2021 in totaal 219.
            
Vraag 21
            
Wat is er met die meldingen gebeurd?
Antwoord 21
            
Volgens KLM hebben de meldingen die tot en met 2018 zijn gedaan over onveilige jetblast-situaties
               grotendeels betrekking op voorwerpen die door de krachtige luchtstromen uit de motoren
               in beweging kunnen komen en letsel bij het personeel kunnen veroorzaken. Dat heeft
               er onder meer toe geleid dat KLM hiernaar in 2019 een onderzoek heeft uitgevoerd (SIRA
               DS-45 Jet Blast hazardous VOPs at SPL centre).
            
Vanaf 2019 gaat het merendeel van de meldingen volgens KLM over luchtkwaliteit. Als
               vervolg op die meldingen hebben gesprekken plaatsgevonden met een aantal melders in
               het bijzijn van deskundigen, om vragen te beantwoorden en uitleg te geven over dit
               onderwerp.
            
Verder geeft KLM aan dat op basis van alle meldingen analyses worden uitgevoerd, onder
               meer om te zien of er bepaalde trends in de meldingen zijn. Zoals in het antwoord
               op vraag 1 is aangegeven, gaat de sector bezien welke maatregelen kunnen worden genomen
               om de blootstelling van werknemers aan ultrafijn stof terug te dringen.
            
Vraag 22
            
Kunt u een uitgebreidere reactie geven op de brief van SchipholWatch over de uitstoot
               van zeer zorgwekkende stoffen op Schiphol (Kamerstuk 2021D34160) dan u deed met uw brief aan de Tweede Kamercommissie Infrastructuur en Waterstaat
               (Kamerstuk 31 936, nr. 893)?
            
Antwoord 22
            
Wat mijn voorganger in haar brief heeft geschreven, geldt wat mij betreft nog steeds.
               Ik beschouw de hiernavolgende vragen 23 tot en met 42 als de onderwerpen waarover
               een uitgebreidere reactie wordt gevraagd. Zie daarom de antwoorden op de vragen 23
               tot en met 42.
            
Vraag 23, 24, 25, 26 en 27
            
Vindt u bijvoorbeeld de hoeveelheid schadelijke en zeer zorgwekkende stoffen die wordt
               uitgestoten bij Schiphol acceptabel?
            
Bent u er bekend mee dat benzeen door het International Agency for Reserarch on Cancer
               is geclassificeerd als kankerverwekkend en ergeen veilige concentratie is?
            
Kunt u aangeven waarom u de uitstoot van 6.448kg3 kankerverwekkend benzeen dan acceptabel vindt?
Bent u er bekend mee dat naftaleen door de Gezondheidsraad is beoordeeld als kankerverwekkend?
Kunt u aangeven waarom u de uitstoot van 1.966kg4 kankerverwekkend naftaleen dan acceptabel vindt?
Antwoord 23, 24, 25, 26 en 27
            
Benzeen is inderdaad kankerverwekkend en naftaleen mogelijk kankerverwekkend. Benzeen
               is een zeer zorgwekkende stof (ZZS) en naftaleen valt in een stofgroep die als ZZS
               wordt beschouwd. De emissies van deze stoffen moeten zo ver mogelijk worden teruggedrongen
               en daarom is de minimalisatieplicht van toepassing, die inhoudt dat de emissies van
               deze stoffen geheel moeten worden voorkomen of, als dat niet (direct) mogelijk is,
               de emissies zo ver mogelijk moeten worden geminimaliseerd. Bovendien moeten bedrijven
               dan onderzoeken hoe verdere minimalisatie in de toekomst kan worden behaald.
            
De ZZS-emissies van het vliegverkeer (landen, starten, taxiën) vallen echter niet
               onder de minimalisatieplicht.
            
In de Luchtvaartnota staan vier publieke belangen centraal die een rol spelen bij
               luchtvaart. Het afwegingsmechanisme tussen die belangen zal door het huidige kabinet
               verder worden uitgewerkt en geconcretiseerd.
            
Doel voor het publieke belang «gezonde en aantrekkelijke leefomgeving» is een daadwerkelijke
               afname van de negatieve gezondheidseffecten door geluidbelasting en de uitstoot van
               schadelijke stoffen. Die doelstelling gaat over de uitstoot van alle schadelijke stoffen
               door de luchtvaart. Dat betreft in ieder geval stikstof en ultrafijn stof. Er wordt
               nog onderzocht of ook de uitstoot van andere stoffen door de luchtvaart, zoals de
               ZZS, de omgeving van luchthavens dusdanig negatief beïnvloedt, dat de uitstoot hiervan
               moet worden gereguleerd. Uitgangspunt hierbij is dat luchtvaart niet anders zal worden
               behandeld dan andere activiteiten.
            
Vraag 28
            
Kunt u, aangezien u stelt dat er voor een bedrijf dat zo veel vuiligheid uitstoot
               als Tata Steel geen plaats is in Nederland, aangeven waarom er dan wel plaats zou
               zijn voor Schiphol?
            
Antwoord 28
            
Er is plaats voor bedrijven in Nederland als ze zich aan de geldende wet- en regelgeving
               houden en zich vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid inzetten voor een veilige
               en gezonde leefomgeving.
            
In de Luchtvaartnota is een nieuwe koers uitgezet naar een duurzame luchtvaartsector
               (Luchtvaartnota 2020–2050, Kamerstuk 31 936, nr. 820). Ook de luchtvaart zal moeten bijdragen aan een veilige en gezonde leefomgeving.
            
Vraag 29
            
Op welke wijze is het parlement in het verleden geïnformeerd over de uitstoot van
               schadelijke stoffen op en om Schiphol?
            
Antwoord 29
            
In het toezicht op de luchthaven Schiphol moet onderscheid worden gemaakt in het toezicht
               op Schiphol, de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en de luchtvaartmaatschappijen
               die gebruik maken van Schiphol en het toezicht op de bedrijven die opereren binnen
               de inrichtingsgrenzen van Schiphol Nederland BV.
            
De ILT controleert of Schiphol, LVNL en de luchtvaartmaatschappijen zich houden aan
               de normen en regels van het Luchthavenverkeerbesluit (LVB) Schiphol. Hierover stelt
               ILT twee keer per gebruiksjaar een «Halfjaarverslag milieu en externe veiligheid Schiphol»
               op, waarin de resultaten van het toezicht staan. Het meest recente halfjaarverslag
               gaat over het eerste half jaar van 2021. Deze is te vinden via https://www.ilent.nl/actueel/nieuws/2021/08/18/schiphol-voldoet-door-co…. De handhavingsrapportage over het gehele gebruiksjaar 2021 is geïntegreerd in de
               Staat van Schiphol, die in de eerste helft van 2022 wordt gepubliceerd.
            
Het toezicht op de bedrijven die opereren binnen de inrichtingsgrenzen van Schiphol
               Nederland B.V., is belegd bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG), met
               als bevoegd gezagen burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer en (voor
               de BRZO-bedrijven) GedeputeerdeStaten van de Provincie Noord-Holland.
            
Naast de rapportage van de ILT via de halfjaarverslagen en de Staat van Schiphol is
               er ook de monitoring in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
               (NSL), waarin jaarlijks ook de luchtkwaliteit rondom Schiphol in beeld wordt gebracht.
            
Verder zijn emissies terug te vinden op www.emissieregistratie.nl.
Vraag 30
            
Klopt het dat Schiphol, net als elk ander bedrijf, verplicht is tot een vijfjaarlijkse
               rapportage over de uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen?
            
Antwoord 30
            
Voor de industriële emissies van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) geldt in Nederland
               een minimalisatieplicht. Dat betekent dat de emissies van deze stoffen geheel moeten
               worden voorkomen of, als dat niet (direct) mogelijk is, de emissies zo ver mogelijk
               minimaliseren. Bovendien moeten bedrijven dan onderzoeken hoe verdere minimalisatie
               in de toekomst behaald kan worden. Het bedrijf moet hier iedere vijf jaar over rapporteren
               aan het bevoegd gezag, de zogenoemde informatieplicht.
            
De minimalisatie- en informatieplicht volgen uit artikel 2.4 van het Activiteitenbesluit.
               Dit artikel is van toepassing op ZZS-emissies naar lucht van vergunningplichtige inrichtingen
               zoals bedoeld in de Wet milieubeheer. Dat zijn onder andere de inrichting Schiphol
               Nederland B.V. en een tweetal BRZO-inrichtingen op het terrein van Schiphol.
            
Voor de lozingen van ZZS naar water is de minimalisatie- en informatieplicht opgenomen
               in de Algemene Beoordelingsmethodiek Water die moet worden toegepast bij het opstellen
               van een vergunning of een maatwerkvoorschrift bij lozingen die vallen onder algemene
               regels.
            
Emissies als gevolg van vliegtuigbewegingen worden niet tot de inrichting gerekend
               en vallen dus niet onder het Activiteitenbesluit. De minimalisatie en informatieplicht
               geldt dus niet voor deze emissies. Emissies van vliegtuigen worden gereguleerd via
               de Wet Luchtvaart. Zie ook de antwoorden op de vragen 23 t/m 27.
            
Vraag 31
            
Op welke wijze is daar sinds 2013 invulling aan gegeven? Hoe is daar toezicht op gehouden?
               Wat waren de eerdere bevindingen?
            
Antwoord 31
            
De minimalisatie- en informatieplicht geldt voor de bedrijven op Schiphol sinds 2016
               op grond van artikel 2.4 van het Activiteitenbesluit. De rapportage is vijfjaarlijks
               en 1 januari 2021 was de eerste vervaldatum. Handhaving is aan het bevoegd gezag.
            
Het gaat om meerdere inrichtingen: Schiphol Nederland B.V., Aircraft Fuel Supply (AFS)
               en KLM Engineering & Maintenance (KLM E&M), met verschillende bevoegde gezagen. Hieronder
               staat de informatie die ik heb ontvangen over de stand van zaken.
            
Schiphol Nederland B.V.
Naar aanleiding van de ZZS-uitvraag van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD
               NZKG) namens de gemeente Haarlemmermeer heeft Schiphol op 14 december 2021 informatie
               aangeleverd over de ZZS-emissies naar de lucht en water, met uitzondering van de ZZS-emissies
               van het vliegverkeer (zie het antwoord op de vragen 23 t/m 27). De OD NZKG heeft Schiphol
               inmiddels om aanvullende informatie gevraagd.
            
Hiernaast heeft Schiphol Nederland B.V. ook een lozingsvergunning, afgegeven door
               het Hoogheemraadschap Rijnland. Er worden geen ZZS geloosd bij de reguliere lozingen
               op het watersysteem. Wel zijn er een maatwerkbesluit en een watervergunning voor de
               reguliere activiteiten, bedoeld om de effecten op oppervlaktewater door gladheidsbestrijding
               van start/landingsbanen, rijroutes, opstelplaatsen en dergelijke en de de-icing van
               vliegtuigen te beperken.
            
AFS
Naar aanleiding van de ZZS-uitvraag van de OD NZKG namens de provincie Noord-Holland
               heeft AFS eind 2020 en begin 2021 informatie aangeleverd over de ZZS-emissies naar
               de lucht. AFS is aangeschreven voor het indienen van een vermijdings- en reductieplan,
               inclusief de verwerking van de opmerkingen van OD NZKG over de ingediende ZZS-inventarisatie.
               De gegevens zouden in november 2021 voor alle tankopslagbedrijven moeten zijn ingediend.
               De brancheorganisatie VOTOB doet hiernaar nog onderzoek. Het is goed gebruik om dit
               onderzoek af te wachten. Dit kan tot het tweede kwartaal van 2022 duren voordat de
               resultaten beschikbaar zijn. Hier kijkt de OD NZKG kritisch naar de VOTOB-metingen
               en het daarbij horende voorstel als het gaat om een reductiemaatregel.
            
KLM E&M
Naar aanleiding van de ZZS-uitvraag van de OD NZKG namens de provincie Noord-Holland
               heeft KLM E&M eind 2020 uitgebreide informatie aangeleverd over de ZZS-emissies naar
               de lucht en water (indirecte lozing). Deze bleek niet volledig te zijn. De ingediende
               aanvullende gegevens worden momenteel door de OD NZKG beoordeeld.
            
Vraag 32, 33, 34, 35 en 36
            
Klopt het dat Schiphol op 1 januari 2021 een nieuwe studie had moeten overleggen met
               een nauwkeurige raming van de uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen?
            
Klopt het dat de gemeente Haarlemmermeer daarop had moeten handhaven? Klopt het dat
               dit niet is gebeurd? Waarom is dit niet gebeurd?
            
Klopt het dat Schiphol, net als elk ander bedrijf, een minimalisatieplicht heeft voor
               de uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen?
            
Op welke wijze is daar sinds 2013 invulling aan gegeven? Hoe is daar toezicht op gehouden?
               Wat waren de bevindingen?
            
Kunt u aangeven wat het ruimtelijke domein is waarover de minimalisatie en informatieplicht
               van Schiphol van toepassing is?
            
Antwoord 32, 33, 34, 35 en 36
            
Zie de antwoorden op de vragen 30 en 31.
Vraag 37
            
Kunt u aangeven waarom u verwijst naar het Schone Lucht Akkoord als instrument om
               de gezondheidsschade te beperken? Kunt u bevestigen dat het Schone Lucht Akkoord niet
               stuurt op de reductie van zeer zorgwekkende stoffen? Kunt u verder bevestigen dat
               de doelen uit het Schone Lucht Akkoord slechts «streefwaarde» zijn en niet in rechte
               afdwingbaar?
            
Antwoord 37
            
Er wordt naar het Schone Lucht Akkoord verwezen, omdat het Rijk daarin samen met medeoverheden
               afspraken heeft gemaakt om gezondheidswinst te realiseren door een permanente verbetering
               van de luchtkwaliteit. In navolging van het advies van de Gezondheidsraad richt het
               Akkoord zich op het verminderen van de blootstelling aan fijnstof en stikstofdioxiden.
               In de doorrekening van het effect van de maatregelen en het doelbereik van het Schone
               Lucht Akkoord worden de emissies van Schiphol meegenomen.
            
In het Schone Lucht Akkoord wordt niet specifiek gestuurd op reductie van zeer zorgwekkende
               stoffen, dat gebeurt met name via het Activiteitenbesluit. Het Rijk en de deelnemende
               gemeenten en provincies hebben zich bestuurlijk gecommitteerd aan de doelen en andere
               afspraken uit het Schone Lucht Akkoord, maar deze zijn inderdaad niet wettelijk afdwingbaar.
            
Vraag 38
            
U geeft aan dat de uitstoot boven de 900m niet wordt meegenomen in de berekeningen,
               maar wordt de uitstoot daaronder berekend op basis van de theoretische vliegpaden
               of op basis van de daadwerkelijk gevlogen vliegpaden, aangezien vliegtuigen vaak vele
               kilometers eerder al onder de 900m vliegen?
            
Antwoord 38
            
De emissieberekeningen zijn uitgevoerd op basis van zogenoemde start- en landingsprofielen,
               waarin de hoogte en stuwkracht voor verschillende vliegfases zijn opgenomen. Het gebruik
               van deze profielen als basis voor emissieberekeningen leidt tot meer consistentie
               tussen emissie en geluidsberekeningen. De profielen zijn gekalibreerd op basis van
               radartracks uit de gebruiksjaren 2011 en 2016. Voor de achtergrond van deze profielen
               verwijs ik u naar het Methodenrapport Doc295.
            
Vraag 39
            
Op welke manier is de uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen meegenomen in de Luchtvaartnota,
               aangezien die alleen concrete punten bevat over de gezondheidseffecten van ultrafijnstof
               en geluid? Klopt het dat het AEOLUS-model dat gebruikt wordt om de uitstoot van Schiphol
               te modelleren geen andere stoffen meeneemt dan CO2?
            
Antwoord 39
            
De zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) zijn niet als aparte categorie opgenomen in de
               Luchtvaartnota.
            
De betreffende nota is door de Tweede Kamer controversieel verklaard en nog niet door
               het parlement behandeld.
            
Bij de uitvoering van de acties die in de Luchtvaartnota zijn opgenomen, zal ook aandacht
               worden besteed aan de uitstoot van ZZS tijdens de vluchtuitvoering.
            
AEOLUS is een simulatiemodel dat voor economische toekomstscenario’s het aantal luchtreizigers
               en vliegtuigbewegingen voor Nederlandse luchthavens voor de zichtjaren 2030 en 2050
               berekent. Het is dus een strategisch model en is niet bedoeld en niet geschikt om
               heel gedetailleerd de uitstoot van het vliegverkeer van een luchthaven te berekenen.
               Dat soort berekeningen worden uitgevoerd in andere studies of modellen, bijvoorbeeld
               in een milieueffectrapport. AEOLUS maakt op zijn beurt weer gebruik van de uitgangspunten
               en berekeningen van zo’n milieueffectrapport om inzicht te verschaffen in de emissies
               behorende bij de simulaties die in AEOLUS worden uitgevoerd. Daarbij gaat het niet
               alleen om CO2, maar ook om bijvoorbeeld NOx en fijnstof.
            
Vraag 40
            
Hoe wordt de generieke stelling uit de Luchtvaartnota dat de burgerluchtvaart kan
               groeien als de uitstoot van geluid en schadelijke stoffen aantoonbaar vermindert,
               verder uitgewerkt?
            
Antwoord 40
            
Het afwegingsmechanisme van de vier publieke belangen dat in de Luchtvaartnota centraal
               staat, zal door het huidige kabinet verder worden uitgewerkt en geconcretiseerd. Dit
               zal worden vertaald in luchthavenbesluiten voor de verschillende burgerluchthavens
               van nationaal belang.
            
Doel voor het publieke belang «gezonde en aantrekkelijke leefomgeving» is een daadwerkelijke
               afname van de negatieve gezondheidseffecten door geluidbelasting en de uitstoot van
               schadelijke stoffen. Of en in welke mate groei van de luchtvaart mogelijk is binnen
               deze doelstelling hangt af van de snelheid waarmee de luchtvaartsector erin slaagt
               om te verduurzamen. Overigens zijn daarbij ook de drie andere publieke belangen die
               genoemd worden in de Luchtvaartnota maatgevend.
            
Vraag 41
            
Welke schadelijke stoffen worden daarvoor gemeten (en niet alleen berekend)? Van welke
               stoffen moet de uitstoot verminderd worden? En in welke mate?
            
Antwoord 41
            
De doelstelling betreft de uitstoot van alle schadelijke stoffen door de luchtvaart.
               Voor luchtvaart betreft dit in ieder geval stikstof en ultrafijnstof. Nog nader onderzocht
               zal worden of ook de uitstoot van andere stoffen door de luchtvaart de omgeving van
               luchthavens dusdanig negatief beïnvloedt, dat de uitstoot hiervan moet verminderen.
               Uitgangspunt hierbij is dat luchtvaart niet anders zal worden behandeld dan andere
               activiteiten.
            
Vraag 42
            
Kunt u toezeggen dat toekomstige vermindering in de uitstoot van schadelijke stoffen
               die eigenlijk de afgelopen jaren of zelfs decennia al plaats had moeten vinden niet
               meegenomen mag worden om «nieuwe ruimte» te verdienen, omdat daarmee nalatigheid en
               onwettig handelen beloond zou worden?
            
Antwoord 42
            
Zie de antwoorden op de vragen 40 en 41.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat - 
              
                  Mede namens
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat - 
              
                  Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport - 
              
                  Mede namens
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.