Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Hoop over het bericht 'Schiphol en KLM al 15 jaar op de hoogte van gezondheidsrisico’s medewerkers'
Vragen van het lid De Hoop (PvdA) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Schiphol en KLM al 15 jaar op de hoogte van gezondheidsrisico’s medewerkers» (ingezonden 10 december 2021).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens de Minister
            van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 15 februari 2022). Zie ook Aanhangsel
            Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1299.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Schiphol en KLM al 15 jaar op de hoogte van gezondheidsrisico’s
               medewerkers»1?
            
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Hoe beoordeelt u het feit dat KLM en Schiphol al 15 jaar op de hoogte waren van verhoogde
               gezondheidsrisico’s op hartproblemen en longkanker?
            
Antwoord 2
            
Het uitgangspunt van het Rijk is dat werknemers recht hebben op een veilige en gezonde
               werkomgeving. Dat heeft de hoogste prioriteit en daar zetten wij ons ook voor in,
               samen met alle relevante partijen.
            
In de zomer van 2006 is op Schiphol een onderzoek naar de blootstelling aan (diesel)motoremissie
               (DME) uitgevoerd. Dit onderzoek ligt ten grondslag aan het intern rapport van 2007,
               waarin wordt gewezen op de mogelijke gezondheidsrisico’s van emissies op de platforms
               van de luchthaven. Dat rapport ging niet over de emissies van ultrafijn stof.
            
Als gevolg van het onderzoek in 2006 zijn er op de luchthaven maatregelen genomen
               om de concentraties van DME te verlagen.
            
Voor de toegestane concentratie is destijds door Schiphol, conform geldende regelgeving,
               een bedrijfsgrenswaarde opgesteld. Deze is door Schiphol vastgesteld en op de luchthaven
               ingevoerd toen er voor DME nog geen publieke grenswaarde bestond. Deze bedrijfsgrenswaarde
               is in 2020 vervangen door de toen vastgestelde wettelijke grenswaarde.
            
De metingen naar DME-concentraties worden twee keer per jaar door de Arbodienst uitgevoerd
               en laten een duidelijke dalende trend zien. Schiphol heeft mij geïnformeerd dat de
               laatste metingen ruim onder de sinds 2020 geldende wettelijke grenswaarde zijn.
            
Voorbeelden van maatregelen die zijn genomen en in uitvoering zijn, zijn het vervangen
               van diesel aangedreven passagiersbussen door elektrische bussen, het aanleggen van
               zogeheten walstroom op de meeste pieren en het aanleggen van stroomaansluitingen voor
               apparaten die zorgen voor de levering van pre-conditioned air (PCA). De apparatuur
               hiervoor is door de afhandelaren beschikbaar gesteld.
            
Schiphol heeft verder voor elektrische laadpunten gezorgd, zodat elektrisch aangedreven
               wegvoertuigen konden worden ingezet. De voertuigen die op Schiphol rijden en die nog
               diesel nodig hebben, rijden op GTL-diesel, een schonere vorm van diesel. Ook zijn
               op plaatsen met de hoogste concentraties DME, ventilatoren opgehangen die sensor-gestuurd
               in werking gaan om de lucht te verdunnen (emissies verspreiden).
            
Voor de grondoperatie heeft KLM het doel om in 2030 volledig emissievrij te opereren,
               waardoor de hoeveelheid ultrafijn stof drastisch wordt gereduceerd. Inmiddels is 64%
               van de grondoperatie elektrisch.
            
In 2014/2015 werd door TNO en het RIVM aangetoond dat het vliegverkeer naast de stoffen
               waar het tot dan toe voornamelijk om ging (zoals PAK’s, fijnstof en NOx), ook een bron is van ultrafijn stof. Dit ultrafijn stof was tot op dat moment geen
               aandachtspunt als het gaat om luchtkwaliteit.
            
Vanaf dat moment zijn onderzoeken in gang gezet om meer zicht te krijgen op de niveaus
               van ultrafijn stof in de omgeving van Schiphol en op het luchthaventerrein. Daarnaast
               is onderzoek gestart dat is gericht op de mogelijke gezondheidseffecten van blootstelling
               aan ultrafijn stof uit de luchtvaart. De Kamer is hierover sinds 2015 geïnformeerd.
               In het eerste kwartaal van 2022 zal het RIVM rapporteren over het onderzoekprogramma
               dat in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in de periode
               2017–2022 is uitgevoerd.
            
Vraag 3
            
Vindt u het ook zeer zorgwekkend dat medewerkers in het bovenstaande bericht aangeven
               dat ze geen collega of werknemer op Schiphol kennen met een andere doodsoorzaak dan
               kanker, en dit allemaal kregen voordat ze de pensioenleeftijd bereikten?
            
Antwoord 3
            
Ik heb deze uitspraak ook gehoord in de uitzending van Zembla en die uitspraak is
               inderdaad zorgwekkend.
            
Het Ministerie van IenW heeft na het publiceren de rapporten van het RIVM en TNO in
               september 2021 er bij de sector op aangedrongen om aan te geven hoe invulling kan
               worden gegeven aan de aanbevelingen in die rapporten en heeft het belang van onafhankelijkheid
               benadrukt bij het besluiten over die invulling. Ik heb de sector gevraagd om dit snel
               en grondig op te pakken.
            
Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om te zorgen voor veilige en gezonde
               werkomstandigheden. Daarom is het goed dat de sector aan de slag gaat met de aanbevelingen
               van het RIVM voor een gezondheidsonderzoek onder de werknemers en van TNO voor individuele
               blootstellingsmetingen. Ik heb de sector gevraagd om dit snel en grondig op te pakken,
               gezien de onzekerheid die dit voor werkenden met zich meebrengt over de gevolgen voor
               hun gezondheid.
            
De sector is op dit moment bezig met het oprichten van een sectorbrede taskforce ultrafijn
               stof en een onafhankelijke begeleidingscommissie, die zich zullen richten op de uitvoering
               van de aanbevelingen van RIVM en TNO en op te nemen maatregelen om de blootstelling
               van werknemers aan ultrafijn stof terug te dringen. Voor de begeleidingscommissie
               wordt een onafhankelijk voorzitter aangetrokken, om de onafhankelijkheid te borgen,
               zoals door de Kamer is aangedragen en waarop door mijn voorganger is aangedrongen.
               Ook wordt voorzien in betrokkenheid vanuit de zijde van het personeel, bijvoorbeeld
               via deelname van vakbonden.
            
Daarnaast doet het RIVM onderzoek naar de gezondheidseffecten van ultrafijn stof (gezondheidseffecten
               van ultrafijn stof op omwonenden). Ook loopt op dit moment het onderzoek van de Nederlandse
               Arbeidsinspectie, dit naar aanleiding van klachten over arbeidsomstandigheden.
            
Vraag 4
            
Vindt u het ook onbegrijpelijk dat in de 15 jaar dat Schiphol en KLM op de hoogte
               waren van deze gezondheidsrisico’s, zij geen of onvoldoende actie hebben ondernomen
               om deze te verbeteren?
            
Antwoord 4
            
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 5
            
Hoe staat u tegenover het feit dat de arbodiensten van Schiphol en KLM al 15 jaar
               geleden zijn begonnen met waarschuwen dat de blootstelling aan de uitlaatgassen zo
               ver mogelijk moet worden teruggedrongen en dat zij herhaaldelijk genegeerd zijn?
            
Antwoord 5
            
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 6
            
Wat vindt u ervan dat ook de werknemers zelf soms zelfs meerdere malen per dag meldingen
               maken van onveilige «jetblast»-situaties bij het meldingssysteem van KLM en dat hier
               vervolgens niets mee wordt gedaan?
            
Antwoord 6
            
Het is uiteraard van groot belang dat meldingen van werknemers over onveilige situaties
               door de werkgever zeer serieus worden genomen.
            
Volgens KLM hebben de meldingen die tot en met 2018 zijn gedaan over onveilige jetblast-situaties
               grotendeels betrekking op voorwerpen die door de krachtige luchtstromen uit de motoren
               in beweging kunnen komen en letsel bij het personeel kunnen veroorzaken. Dat heeft
               er onder meer toe geleid dat KLM hiernaar in 2019 een onderzoek heeft uitgevoerd (SIRA
               DS-45 Jet Blast hazardous VOPs at SPL centre).
            
Vanaf 2019 gaat het merendeel van de meldingen volgens KLM over luchtkwaliteit. Als
               vervolg op die meldingen hebben gesprekken plaatsgevonden met een aantal melders in
               het bijzijn van deskundigen, om vragen te beantwoorden en uitleg te geven over dit
               onderwerp.
            
Verder geeft KLM aan dat op basis van alle meldingen analyses worden uitgevoerd, onder
               meer om te zien of er bepaalde trends in de meldingen zijn.
            
Zie ook het antwoord op vraag 3.
Vraag 7
            
Vindt u niet ook dat het hier over levensbedreigende situaties gaat die niet zomaar
               genegeerd moeten kunnen worden?
            
Antwoord 7
            
Zo lang niet vast staat wat de gezondheidseffecten zijn van blootstelling aan ultrafijn
               stof, is het voorbarig om conclusies te trekken. Los van de specifieke kwalificatie
               van de situaties, is duidelijk dat de situaties die in de Zembla reportage werden
               getoond zorgwekkend zijn. Actie vanuit de sector is noodzakelijk en het Rijk is daarover
               ook in overleg met de sector. Zie daarvoor onder meer het antwoord op vraag 3.
            
Vraag 8
            
Klopt het dat er nu pas een onderzoek gaande is van de Inspectie SZW om te onderzoeken
               of werknemers daar wel veilig werken?
            
Antwoord 8
            
Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om te voldoen aan de Arbowet. De arbeidsomstandighedenregelgeving
               kent doelvoorschriften die in de praktijk door de werkgever worden ingevuld met maatregelen
               en middelen. De Nederlandse Arbeidsinspectie is de toezichthouder op de naleving van
               deze regelgeving. De Arbeidsinspectie werkt programmatisch en risicogericht. Hiermee
               wordt ingezet op het aanpakken van de grootste risico’s en het behalen van een zo
               groot mogelijk maatschappelijk effect. Daarnaast doet de Arbeidsinspectie onderzoek
               op grond van meldingen, klachten of andere signalen die binnenkomen.
            
De Arbeidsinspectie is naar aanleiding van twee meldingen in 2021, sinds eind 2021
               bezig met een onderzoek op Schiphol, waarin het specifiek gaat over dieselmotoremissie
               (DME) en vliegtuiguitstoot. Deze onderzoeken lopen nog.
            
Schiphol, KLM en de luchtvaart in algemene zin zijn grote werkgevers en daarmee regelmatig
               onderwerp van toezicht. Dat kan gaan om zowel arbeidsvoorwaarden als arbeidsomstandigheden.
               Bij KLM is sinds 2007 breed geïnspecteerd op de verplichtingen met betrekking tot
               het werken met gevaarlijke stoffen, maar deze inspecties hadden geen betrekking op
               DME in de buitenruimte of vliegtuiguitstoot. Deze inspecties hebben zich in het bijzonder
               gericht op carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen (CMR-stoffen). Sinds 2006
               zijn inspectieprojecten uitgevoerd met betrekking tot blootstelling aan DME in omsloten
               situaties (binnenruimten). In deze situaties worden de grootste risico’s voor werknemers
               verwacht.
            
Vraag 9
            
Hoe kan het dat in Denemarken het gevaar van ultrafijnstof voor platformmedewerkers
               al jarenlang is onderkend door de overheid en in Nederland nog geen enkele maatregel
               is genomen?
            
Antwoord 9
            
In het antwoord op vraag 2 is aangegeven dat op Schiphol vanaf 2006 diverse maatregelen
               zijn uitgevoerd en in gang zijn gezet om de dieselmotoremissies te verminderen. De
               maatregelen waren en zijn erop gericht om minder fossiele brandstoffen te verbranden,
               omdat daarbij de betreffende emissies vrijkomen. Die maatregelen leiden er tevens
               toe dat minder ultrafijn stof wordt uitgestoten, omdat ook ultrafijn stof vrijkomt
               bij het verbranden van fossiele brandstof.
            
Toen bekend werd dat op de luchthaven van Kopenhagen maatregelen werden getroffen
               om de blootstelling van werknemers aan ultrafijn stof te verminderen, heeft Schiphol
               daar destijds naar gekeken. Het bleek dat bepaalde «Deense» maatregelen op Schiphol
               al uitgevoerd of in uitvoering waren, zoals elektrificatie van bepaalde activiteiten.
               Bepaalde andere maatregelen zijn toen om operationele redenen niet op Schiphol overgenomen.
               Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, neemt de sector momenteel initiatieven
               om te bezien hoe de blootstelling van werknemers aan emissies, met name ultrafijn
               stof, verder kan worden verminderd.
            
Vraag 10
            
Klopt het dat het onderzoek dat in 2019 door de Tweede Kamer werd aangevraagd over
               de gezondheidssituatie van platformmedewerkers op Schiphol niet zoals toegezegd door
               een onafhankelijke partij wordt gedaan, maar door Schiphol zelf?
            
Antwoord 10
            
De motie uit 2019 vraagt «het RIVM opdracht te geven werknemers op Schiphol mee te nemen in het lopende onderzoek
                  naar effecten van langdurige blootstelling aan ultrafijnstof op de gezondheid van
                  omwonenden van Schiphol».
            
Het RIVM heeft in zijn rapport van september 2021 gezegd dat dat niet kan, maar dat
               wel een onderzoek mogelijk is naar de actuele gezondheidssituatie van de huidige platformmedewerkers.
               Hiermee is invulling gegeven aan de vraag in de motie.
            
Het door het RIVM voorgestelde onderzoek valt op grond van de arboregelgeving onder
               de verantwoordelijkheid van de werkgever, dus in dit geval onder de verantwoordelijkheid
               van alle bedrijven die mensen werkzaam hebben op de platforms van Schiphol. Vanuit
               het Rijk is aangedrongen op onafhankelijkheid bij een dergelijk onderzoek, mede om
               invulling te geven aan de geest van de motie.
            
Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, is de sector bezig met het oprichten
               van een sectorbrede taskforce ultrafijn stof en een onafhankelijke begeleidingscommissie
               met een onafhankelijk voorzitter, om de problematiek in samenhang en zorgvuldig aan
               te pakken. Ook wordt voorzien in betrokkenheid vanuit het personeel, bijvoorbeeld
               via deelname van vakbonden.
            
Overigens zijn de mensen die werkzaam zijn op de platforms op Schiphol voor meer dan
               90% niet bij Schiphol, maar bij andere bedrijven in dienst.
            
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat bedrijven bedrijfsartsen en arbodiensten
               inschakelen als het gaat om de gezondheidsaspecten van werknemers. Het behoort tot
               de taken van bedrijfsartsen en arbodiensten om een onafhankelijke positie in te nemen
               in de advisering naar zowel werkgever als werknemer. Dat betekent dat in de normale
               gang van zaken bij gezondheid in relatie tot arbeidsomstandigheden, onafhankelijkheid
               is ingebouwd via de rol van de bedrijfsarts of arbodienst.
            
Vraag 11
            
Wat gaat u doen om de gezondheidssituatie van de platformmedewerkers nu te verbeteren
               en wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de gezondheidsrisico’s in de toekomst permanent
               worden teruggedrongen?
            
Antwoord 11
            
Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever(s) om de gezondheidssituatie van platformmedewerkers
               inzichtelijk te maken en indien nodig te verbeteren. Het is daarom aan de bedrijven
               die werknemers in dienst hebben op de platforms om, indien nodig, maatregelen te nemen
               om de arbeidsomstandigheden te verbeteren.
            
Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven is de sector bezig met het oprichten
               van een sectorbrede taskforce ultrafijn stof en een onafhankelijke begeleidingscommissie
               met een onafhankelijk voorzitter, om de problematiek in samenhang en zorgvuldig aan
               te pakken.
            
Vraag 12
            
Vindt u ook dat de 20.000 medewerkers die 15 jaar lang onnodig dagelijks zijn blootgesteld
               aan te grote hoeveelheden uitlaatgassen op het platform van Schiphol recht hebben
               op compensatie? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 12
            
Dit is in eerste instantie een zaak tussen werknemers en werkgevers. Werkgevers en
               werknemers op Schiphol zullen hierover met elkaar in gesprek moeten gaan. Het schadeverhaal
               bij beroepsziekten loopt via het aansprakelijkheidsrecht.
            
Omdat het schadeverhaal bij beroepsziekten complex is (het vaststellen van de oorzaak
               van de schade is vaak ingewikkeld en de schadeafhandeling is daardoor tijdrovend en
               kostbaar) heeft het Ministerie van SZW de commissie Heerts gevraagd advies uit te
               brengen over een betere organisatie van het proces van schadeafhandeling bij beroepsziekten
               door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Naar aanleiding daarvan werkt het Ministerie
               van SZW aan een tegemoetkomingsregeling voor slachtoffers van ernstige beroepsziekten
               veroorzaakt door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Het streven is erop gericht
               dat de regeling op 1 juli 2022 in werking treedt. Op 10 december 2021 is uw Kamer
               geïnformeerd over de voortgang van deze regeling2. Deze tegemoetkoming komt niet in de plaats van een eventuele schadeloosstelling
               door de werkgever; de weg naar schadeverhaal door de werkende blijft bestaan.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat - 
              
                  Mede namens
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.