Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Werf en Sneller over het bericht 'Ombudsman waarschuwt: Als het OM zelf straft, komen slachtofferrechten in het geding' en de brief over positie slachtoffers bij strafbeschikking OM van de Ombudsman van 20 december 2021
Vragen van de leden Van der Werf en Sneller (beiden D66) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over het bericht «Ombudsman waarschuwt: Als het OM zelf straft, komen slachtofferrechten in het geding» en de brief over positie slachtoffers bij strafbeschikking OM van de Ombudsman van 20 december 2021 (ingezonden 24 december 2021).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
            voor Rechtsbescherming (ontvangen 14 februari 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
            vergaderjaar 2021–2022, nr. 1340.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Ombudsman waarschuwt: Als het OM zelf straft, komen
               slachtofferrechten in het geding» en de «Brief aan Minister JenV over positie slachtoffers
               bij strafbeschikking OM» van de Ombudsman?1 2
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
            
Bent u op de hoogte van het feit dat het Openbaar Ministerie (OM) zaken waar het slachtoffer
               wettelijk het recht heeft om te spreken (zoals ernstige zedenzaken) en daarvan gebruik
               wil maken afdoet met een strafbeschikking?
            
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen van 17 november 2021 waarin u aangaf
               dat «in een beperkt aantal zaken», ondanks dat sprake was van een ernstig spreekrechtwaardig
               delict, toch gekozen is voor afdoening met een OM-strafbeschikking?3
Kunt u aangeven wat u precies bedoelt met «een beperkt aantal zaken»? Om hoeveel zaken
               gaat het hier? Hoeveel van deze zaken betreffen zedenzaken?
            
Antwoord 2, 3 en 4
            
Het OM en wij achten het van groot belang dat slachtofferrechten worden geborgd, ook
               als wordt gekozen voor afdoening van een strafzaak met een OM-strafbeschikking. Bij
               de keuze voor een afdoening van een misdrijf houdt het OM – naast de ernst van het
               misdrijf en de persoon van de verdachte – dan ook rekening met de belangen van slachtoffers.
               In de desbetreffende beleidsregels heeft het OM als contra-indicatie voor afdoening
               met een strafbeschikking ernstige spreekrechtwaardige feiten opgenomen, zoals ernstige
               mishandelings- en zedenzaken, waarbij het slachtoffer of familieleden van het overleden
               slachtoffer te kennen hebben gegeven van het spreekrecht gebruik te willen maken.
               Dit is in de OM-Aanwijzing opgenomen om het belang van een goede afweging van het
               slachtofferperspectief te benadrukken. Indien het OM – in overeenstemming met de desbetreffende
               regelgeving en het OM-beleid – kiest voor afdoening van een strafzaak met een OM-strafbeschikking,
               dan neemt het OM daarbij de wensen en de schade van het slachtoffer mee.
            
Wij zijn ermee bekend dat de toepassingspraktijk van de OM-strafbeschikking de afgelopen
               tijd niet in alle gevallen overeen kwam met het hierboven beschreven beleid. Zoals
               aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van 17 november 2021 heeft het OM
               op verzoek van de Minister voor Rechtsbescherming voor een aantal door Slachtofferhulp
               Nederland (SHN) aangedragen strafzaken uitgezocht of, ondanks dat sprake was van een
               ernstig spreekrechtwaardig delict, gekozen is voor afdoening met een OM-strafbeschikking.
               In 4 zaken bleek dat het geval. Het betrof daarbij 1 zedenzaak. In die zaak is door
               het slachtoffer van aanranding expliciet te kennen gegeven geen gebruik te willen
               maken van het spreekrecht.
            
Vraag 5 en 6
            
Is deze praktijk in overeenstemming met de Aanwijzing OM-strafbeschikking van 11 november
               2021, waarin staat dat het een contra-indicatie is voor het opleggen van een OM-strafbeschikking
               als het slachtoffer gebruik wil maken van het spreekrecht bij ernstige feiten zoals
               een mishandeling of zedenzaak?4
Deelt u de mening dat het afdoen van dit soort ernstige zaken met een strafbeschikking
               onwenselijk is? Zo ja, welke stappen onderneemt u om te zorgen dat dergelijke zaken
               niet met een strafbeschikking worden afgedaan, maar door de rechter behandeld worden?
               Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord  5 en 6
            
Wij zijn met het OM in gesprek gegaan naar aanleiding van de constatering dat een
               aantal zaken zijn afgedaan met een OM-strafbeschikking ondanks dat sprake was van
               een ernstig spreekrechtwaardig delict. Zoals gezegd komt officieren van Justitie binnen
               de zaken die zij behandelen beoordelingsruimte toe. Het OM heeft daarnaast aangegeven
               de recent aangepaste OM-aanwijzing OM-strafbeschikking, met de daarin opgenomen contra-indicatie,
               nogmaals bij hun officieren onder de aandacht te zullen brengen. Alleen in zeer bijzondere
               gevallen kan hiervan worden afgeweken. Ook dan rust op de officier van Justitie de
               plicht om zoveel mogelijk recht te doen aan de belangen van slachtoffers.
            
Vraag 7
            
Zijn zedenzaken überhaupt geschikt om met een strafbeschikking af te doen, ook als
               het slachtoffer niet wenst gebruik te maken van het spreekrecht? Zo ja, in welke gevallen
               acht u het wenselijk een zedenzaak met een strafbeschikking af te doen en waarom?
            
Antwoord 7
            
Zedendelicten is een verzamelnaam voor delicten van diverse aard. De ernst van de
               delicten varieert. Zo kan een zedenzaak ook gaan over lichte strafbare feiten zoals
               schennis van de eerbaarheid (artikel 239 Wetboek van strafrecht) of het tonen van
               een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor de desbetreffende
               personen (artikel 240). Naast de wettelijke inkadering van de strafbeschikkingsbevoegdheid
               die is beperkt tot overtredingen en misdrijven waarop niet meer dan zes jaar gevangenisstraf
               staat, hanteert het OM zoals aangegeven de contra-indicatie voor afdoening met een
               strafbeschikking als het gaat om ernstige spreekrechtwaardige feiten waarbij het slachtoffer
               aangeeft van het spreekrecht gebruik te willen maken. Ook bij ernstige zedendelicten
               zal het OM altijd overgaan tot dagvaarden van de verdachte(n).
            
Vraag 8
            
Hoe oordeelt u over de aanbevelingen van de Nationale ombudsman om te bevorderen dat
               het OM bij het afdoen van zaken met een strafbeschikking actief informatie vergaart
               bij het slachtoffer? Volgt u deze op, en zo ja hoe?
            
Antwoord 8
            
Ik ben het eens met deze aanbeveling. Deze informatievergaring bij slachtoffers is
               ook als uitgangspunt vastgelegd in het beleid van het OM ten aanzien van de strafbeschikking.
            
Vraag 9
            
Bent u op de hoogte van het feit dat het voor veel mensen die een strafbeschikking
               krijgen niet duidelijk is dat ze daartegen bij de rechter in verzet kunnen gaan? Deelt
               u de mening dat dit een risico vormt bij alle strafbeschikkingen, maar bij de ernstige
               (zeden)zaken zoals genoemd in het artikel in het bijzonder?
            
Antwoord 9
            
In elke strafbeschikking wordt aangegeven dat de verdachte de mogelijkheid heeft verzet
               tegen de strafbeschikking aan te tekenen. Daarbij is ook aangegeven binnen welke termijn
               dat kan en hoe het verzet kan worden ingediend. Wij vinden dit een gebruikelijke en
               afdoende manier om een beroepsmogelijkheid aan te geven.
            
Vraag 10
            
Kunt u aangeven in hoeverre inmiddels opvolging is gegeven aan de aanbevelingen die
               de Nationale ombudsman heeft gedaan inzake behoorlijke informatieverstrekking rondom
               strafbeschikkingen? Zijn de (rechtsbijstands)maatregelen die u aankondigde in uw brieven
               van 18 september 2020 en 19 november 2020 voldoende gebleken om te zorgen voor begrijpelijke
               en toegankelijke informatie over de gevolgen en procedurele mogelijkheden van een
               strafbeschikking voor verdachten? Gelden deze maatregelen alleen voor zogenoemde «coronazaken»
               (zaken die het OM vanwege corona-achterstanden met een OM-strafbeschikking wil afdoen)
               of voor alle zaken waarin het OM een strafbeschikking oplegt?5 6
Antwoord 10
            
Voor het antwoord op het eerste onderdeel van deze vraag over de informatieverstrekking
               verwijs ik naar het antwoord op vraag 2, 3 en 4.
            
Er heeft nog geen evaluatie van de nieuwe rechtsbijstandregeling plaatsgevonden. De
               procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft mij laten weten in het kader van zijn toezichtstaak
               op het OM bezig te zijn met een (vijfde) onderzoek naar de toepassingspraktijk van
               de OM-strafbeschikking. De onderzoeksrapportage verschijnt naar verwachting in het
               voorjaar van 2022. De Minister van JenV zal deze voorzien van een beleidsreactie en
               aan uw Kamer toezenden. Wij kijken uit naar de resultaten van dit uitgebreide onderzoek
               dat naar verwachting inzicht geeft in de kwaliteit van de toepassing van de OM-strafbeschikking,
               ook waar het gaat om informatieverstrekking aan betrokkenen bij een strafzaak.
            
Vraag 11
            
Hoe oordeelt u over het voornemen het taakstrafverbod uit te breiden in combinatie
               met het voornemen de geïntensiveerde aanpak van de OM-strafafdoening voort te zetten
               in 2022? Staan deze voornemens niet haaks op elkaar nu de taakstraf – in tegenstelling
               tot de gevangenisstraf – juist een van de strafmodaliteiten is die het OM bij de strafbeschikking
               kan opleggen?7
Antwoord 11
            
Deze voornemens staan naar ons oordeel niet haaks op elkaar. De uitbreiding van het
               taakstrafverbod beoogt te voorkomen dat daders van een ernstig misdrijf een naar verhouding
               lichte straf krijgen. De strafbeschikking is een manier van afdoening die is ingesteld
               om de lichte types delicten te bestraffen. Een taakstraf zal bij dit type lichtere
               delicten vaker als een passende straf kunnen worden beschouwd dan bij ernstige(re)
               delicten.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede namens
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.