Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over het voornemen om het kindhartcentrum in Groningen te sluiten
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het voornemen om het kindhartcentrum in Groningen te sluiten (ingezonden 28 december 2021).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 11 februari
2022).
Vraag 1, 2
Bent u bekend met het bericht «Operaties aan het kinderhart voortaan alleen nog in
Rotterdam en Utrecht»1 en de petitie waar zich al meer dan 100.000 mensen keren tegen dit voornemen2?
Bent u bekend met de eerste reactie van het hoofd kindercardiologie, die stelt dat
de impact enorm zal zijn: «Het kindhartcentrum behandelt patiënten voor en rondom
de geboorte en daarna vaak de rest van hun leven. Voor heel Noord-Oost-Nederland.
Die mensen moeten nu opeens naar de Randstad»? Kunt u toelichten waarom u Noord-Oost-Nederland
zo’n belangrijke functie wilt ontnemen?
Antwoord 1, 2
Ja, ik ben bekend met dit artikel en ik begrijp ook de zorg die uit de petitie spreekt.
Concentratie van de interventies bij aangeboren hartafwijkingen is echter nodig om
de kwaliteit en de continuïteit van deze hoogcomplexe zorg nu en in de toekomst te
kunnen waarborgen. Met de huidige spreiding van zorg over vier centra en vijf behandellocaties
is dat niet mogelijk.
Niet alle kindercardiologische zorg verdwijnt uit de regio met het concentreren van
de kinderhartchirurgie en hartkatheterisaties in twee interventiecentra. Patiënten
kunnen voor de diagnose, onderzoeken, controles en voor- en nazorg nog steeds terecht
bij het eigen kinderhartcentrum in het ziekenhuis in hun regio. Die centra voeren
weliswaar geen interventies meer uit, maar blijven wel een belangrijke rol vervullen
in het bieden van (kinder-) cardiologische zorg bij aangeboren hartafwijkingen. Ook
blijven zij beschikbaar voor spoedopvang en acute zorg. Dit geldt ook in de regio
Noord Nederland, waar het UMC Groningen een functie zal blijven vervullen als shared
care centrum voor aangeboren hartafwijkingen.
Ik begrijp dat het verdwijnen van (kinder)hartinterventies in een ziekenhuis ingrijpend
is voor de betrokken zorginstellingen en zorgprofessionals en niet in de laatste plaats
voor patiënten en hun families. Uit de genoemde petitie blijkt ook dat mensen in die
regio Noord Nederland zich zorgen maken over de beschikbaarheid van zorg voor kinderen
met een aangeboren hartafwijking. Extra reistijd en andere praktische bezwaren als
de interventie verder weg plaatsvindt, zijn voor de patiënten natuurlijk ongemakkelijk.
Tegelijkertijd is geografische spreiding bij de concentratie van deze zorg niet van
doorslaggevend belang. De interventies bij aangeboren hartafwijkingen zijn in de meeste
gevallen planbaar, aangezien de hartafwijking in veel gevallen al tijdens de zwangerschap
wordt vastgesteld en de geboorte plaatsvindt in het centrum dat ook de hartinterventie
bij het kind kan uitvoeren. In situaties dat patiënten acute zorg nodig hebben, kunnen
zij worden opgevangen bij de dichtstbijzijnde spoedopvang of rechtstreeks worden doorverwezen
naar een interventiecentrum.
Vraag 3
Bent u bekend met het feit dat alle expertise in Groningen aanwezig is? Zo ja, waarom
zet u dat met uw besluit op het spel? Kunt u in uw toelichting een reactie geven op
de zorg dat de kinder intensive care (IC) flink gereduceerd zal worden? En wat te
denken van het gespecialiseerde personeel, zoals de al schaarse ic-verpleegkundigen,
die allemaal hun leven in Groningen en omgeving hebben en die echt niet even naar
een ander deel van het land verhuizen?
Antwoord 3
Zoals mijn ambtsvoorganger in de brief van 20 december heeft aangegeven, beschikken
de huidige centra alle vier over de vereiste kennis en expertise om hartinterventies
bij aangeboren hartafwijkingen uit te voeren. Volgens de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (inspectie) is de kwaliteit van zorg in deze centra op orde. Dit neemt niet
weg dat alle zorginstellingen, zorgprofessionals en patiëntenorganisaties het erover
eens zijn dat concentratie nodig is om ook in de toekomst goede kwaliteit van zorg
te kunnen blijven bieden. Wel lopen de meningen uiteen over de wijze waarop de concentratie
vorm zou moeten krijgen en welke UMC’s aangewezen zouden moeten worden als interventiecentra.
Ongeacht welke keuze hierin wordt gemaakt, zal concentratie van de interventies altijd
een verplaatsing van gespecialiseerd en dus schaars zorgpersoneel met zich meebrengen,
in de richting van de toekomstige interventiecentra. Voor zorgprofessionals in Groningen,
Leiden en Amsterdam heeft dit besluit ingrijpende gevolgen, zowel op professioneel
als op persoonlijk vlak. Het is begrijpelijk dat dit weerstand en emoties oproept.
De kwaliteit van zorg voor deze groep kwetsbare patiënten is voor mij echter leidend.
Wel zal ik de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vragen om in de komende periode een
impactanalyse uit te voeren op de gevolgen van het besluit, onder andere ten aanzien
van de personele capaciteit. Het begeleiden en ondersteunen van zorgprofessionals
zal ook een belangrijk aandachtspunt zijn voor de zorgtransitie die in de komende
jaren zal plaatsvinden.
Vraag 4
Heeft u de bereidheid om dit knettergekke besluit als de wiedeweerga terug te draaien?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Als er een door alle UMC’s gedragen alternatief voorstel komt, dat ook uitgaat van
concentratie van hartinterventies bij kinderen en hoogcomplexe interventies bij volwassenen
op twee locaties, dan ben ik uiteraard bereid om daarnaar te kijken. Ondanks eerdere
verzoeken aan de bestuurders van de UMC’s heb ik een dergelijk voorstel tot nu toe
niet mogen ontvangen. Daarnaast zal de NZa, zoals aangegeven in het bovenstaande antwoord
op vraag 3, een impactanalyse uitvoeren naar de gevolgen van het besluit. Mocht de
NZa op basis van de impactanalyse concluderen dat er gegronde inhoudelijke redenen
zijn om een andere keuze te maken over de locaties, dan ben ik bereid om dit te heroverwegen.
Daarbij is wel de randvoorwaarde dat de concentratie plaatsvindt in twee centra (en
op twee locaties).
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Kuiken en
Nijboer (beiden PvdA), ingezonden 24 december 2021 (vraagnummer 2021Z24218).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.