Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kuiken en Nijboer over het sluiten van kinderhartcentra
Vragen van de leden Kuiken en Nijboer (beiden PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het sluiten van kinderhartcentra (ingezonden 24 december 2021).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 11 februari
2022).
Vraag 1, 2 en 3
Kent u het bericht «Kinderhartcentra perplex over sluiting: «Dit riekt naar een vorm
van willekeur»; Demissionair Minister De Jonge wil concentratie zorg»?1
Waarom heeft u er voor gekozen niet één, zoals oorspronkelijk de bedoeling was, maar
twee kinderhartcentra te sluiten?
Welke inhoudelijke motieven hebben hier aan ten grondslag gelegen?
Antwoord 1, 2 en 3
Ja, ik ben bekend met het artikel. Er is bij het Ministerie van VWS geen sprake geweest
van een oorspronkelijk plan om de interventies bij aangeboren hartafwijkingen te concentreren
bij drie centra. Wel hebben verschillende umc’s een eigen voorstel ontwikkeld om toe
te gaan naar een model met drie interventiecentra op vier locaties. De reden om de
interventies bij aangeboren hartafwijkingen te concentreren bij twee locaties en niet
bij drie centra (met vier locaties), is het waarborgen van de kwaliteit en continuïteit
van zorg. Op dit moment wordt zorg verspreid over vier centra uitgevoerd, met vijf
behandellocaties. De centra kunnen daardoor niet voldoen aan de volumenormen die door
de beroepsgroep worden gesteld voor een goede kwaliteit van zorg. Bij hoogcomplexe
interventies is het belangrijk dat specialisten voldoende vlieguren maken om hun kennis
en vaardigheden op peil te brengen en te houden. Immers, hoe vaker een chirurg een
operatie uitvoert, des te beter hij erin wordt en des te kleiner het risico op complicaties.
Een ander knelpunt is dat de centra op dit moment hun personele bezetting niet goed
rond krijgen. Voor zorgprofessionals zorgt dit voor een onaanvaardbaar hoge dienstbelasting
en risico’s op uitval. Ook gaan de komende jaren meerdere senior chirurgen met pensioen,
wier opvolging onvoldoende is geregeld. Het gaat om een hele kleine beroepsgroep van
twaalf congenitaal hartchirurgen, die in vier centra en op vijf locaties alle complexe
hartoperaties bij kinderen en volwassenen moeten uitvoeren. Dat is op termijn niet
houdbaar.
In een model met twee interventiecentra worden de volumenormen gehaald, krijgen specialisten
en hun behandelteams voldoende kans om complexe patiënten te behandelen en zo hun
specialistische kennis en vaardigheden te ontwikkelen. Een bredere personele bezetting
zorgt bovendien voor een meer acceptabele dienstbelasting van zorgprofessionals. In
mijn optiek biedt een model met twee interventiecentra daarom de beste randvoorwaarden
voor de kwaliteit en continuïteit van de zorg.
Vraag 4
Welke financiële motieven spelen een rol bij het concentreren van twee hartcentra?
Antwoord 4
Het besluit om de interventies bij kinderen en volwassenen met aangeboren hartafwijkingen
te concentreren is ingegeven door de noodzaak om de kwaliteit en de continuïteit nu
en in de toekomst te kunnen waarborgen. De vele adviezen en wetenschappelijke rapporten
die hier in de afgelopen decennia over zijn uitgebracht, onderstrepen deze noodzaak.
Financiële overwegingen spelen hierin geen rol.
Vraag 5
Wat betekent dit voor de overige kindzorg in deze ziekenhuizen, zoals bijvoorbeeld
longtransplantaties?
Antwoord 5
Het gaat in dit kader specifiek om de hartinterventies, dus de hartoperaties en hartkatheterisaties,
bij kinderen en de complexe interventies bij volwassenen met aangeboren hartafwijkingen.
Alle voor- en nazorg bij deze ingrepen en alle andere vormen van medisch specialistische
(kind)zorg kunnen in de centra worden geboden zoals dat nu het geval is.
Vraag 6
Welke criteria liggen ten grondslag aan het besluit om het kinderhartcentrum in Amsterdam
en Groningen te sluiten en die van Rotterdam en Utrecht open te houden? Waarom twee
centra in de Randstad en niet één in de Randstad en één in Noord-Nederland?
Antwoord 6
Met het ontbreken van overeenstemming in het veld heeft mijn ambtsvoorganger vanuit
zijn ministeriële verantwoordelijkheid een afweging gemaakt over de toekomstige organisatie
van de zorg. De keuze welke centra als interventiecentra worden aangewezen, is niet
eenvoudig. Volgens de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (inspectie) is de kwaliteit
van zorg in de huidige centra op orde. Alle vier de centra worden in staat geacht
om deze zorg voor de toekomst goed vorm te kunnen geven.2
Bij de keuze voor de interventiecentra is gekeken naar een samenstel van criteria,
namelijk:
– De huidige behandelcapaciteit en -volumes;
– De personele bezetting op kernspecialismen;
– Inrichting van zorg als levensloopzorg, met interventies bij kinderen en volwassenen
op één locatie;
– De robuustheid en het vermogen van centra om de zorg in kort tijdsbestek op te schalen,
inclusief voldoende nicu, kinder-ic en volwassen ic capaciteit;
– De aanwezigheid van alle kindergeneeskundige functies voor het bieden van multidisciplinaire
zorg en het behandelen van voorkomende complicaties.
Géén van deze criteria is op zichzelf doorslaggevend. In samenhang bezien hebben Erasmus
MC en UMC Utrecht echter de beste uitgangspositie om deze in de toekomst zorg te bieden.
Conform mijn toezegging aan uw Kamer zal ik in een separate commissiebrief een nadere
toelichting geven op de criteria die ten grondslag liggen aan keuze voor de interventiecentra.3 Deze brief ontvangt uw Kamer nog voor het commissiedebat van 17 februari aanstaande.
De zorgen van patiënten over het verdwijnen van een interventiecentrum in de regio
Noord Nederland zijn natuurlijk invoelbaar. Extra reistijd en andere praktische bezwaren
zijn voor patiënten uiteraard ongemakkelijk. Tegelijk wil iedere ouder of verzorger
dat zijn of haar kind de best mogelijke zorg krijgt, ook als dat betekent dat je daar
verder voor moeten reizen. Voor volwassen patiënten die een complexe hartinterventie
moeten ondergaan, is dat niet anders.
Geografische spreiding bij de concentratie van deze zorg ook niet van doorslaggevend
belang, zoals de beroepsgroep bij het Ministerie van VWS heeft aangegeven. De interventies
bij aangeboren hartafwijkingen zijn in de meeste gevallen planbaar. In de situaties
dat patiënten acute zorg nodig hebben, kunnen zij worden opgevangen bij de dichtstbijzijnde
spoedopvang of rechtstreeks worden verwezen naar een interventiecentrum. We hebben
in Nederland een uitstekend netwerk van traumacentra die acute zorg kunnen bieden.
Daarbij geldt dat de centra die niet zijn aangewezen als interventiecentrum ook (kinder-)
cardiologische zorg blijven bieden en beschikbaar blijven voor zowel spoedopvang,
als voor diagnostiek, onderzoek, controles en voor- en nazorg bij een interventie.
Dit geldt ook in de regio Noord Nederland, waar het UMC Groningen een functie zal
blijven vervullen als shared care centrum binnen een landelijk zorgnetwerk voor patiënten
met aangeboren hartafwijkingen.
Vraag 7
Bent u voornemens om nog meer specialistische zorg te gaan centreren? Zo ja, kunt
u de Kamer daar dan over informeren?
Antwoord 7
In mijn optiek is concentratie van hoogcomplexe medisch specialistische zorgfuncties
op meer gebieden noodzakelijk om de kwaliteit, continuïteit en doelmatigheid ook in
de toekomst te kunnen waarborgen. Dit is in lijn met het coalitieakkoord, waarin is
aangegeven dat de hoogcomplexe medisch specialistische zorg wordt versterkt door te
sturen op meer concentratie. Een herijking van het zorglandschap vraagt wel om een
integrale aanpak, om te komen tot een goede landelijke verdeling van hoogcomplexe
academische kindergeneeskunde bij de UMC’s. Ik zal uw Kamer vanzelfsprekend informeren
indien er concrete ontwikkelingen of voornemens zijn om zorg te gaan concentreren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.