Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Leijten over digitale veiligheid
Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Staatssecretaris en Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie en Veiligheid over digitale veiligheid (ingezonden 14 december 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)
(ontvangen 10 februari 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022,
nr. 1266.
Vraag 1
Kunt u een stand van zaken geven over de ontwikkeling van een Europese digitale identiteit
en de Nederlandse inzet daaromtrent?1
Antwoord 1
De Europese Commissie heeft op 3 juni 2021 een wetsvoorstel ingediend voor een «raamwerk
voor een Europese Digitale Identiteit», dat de huidige eIDAS-verordening herziet.
De Commissie deed ook een aanbeveling voor een met de lidstaten te ontwikkelen «Toolbox».2
De Minister van Buitenlandse Zaken informeerde Uw Kamer op 9 juli 2021 over de positie
van het kabinet in dit dossier in het BNC-fiche.3 De kern van dit fiche is dat het voorstel van de Commissie inhoudelijk aansluit op
het Nederlandse beleid voor elektronische identificatie en uitwisseling van gegevens.
Het Nederlandse beleid heeft tot doel dat alle ingezetenen en bedrijven in Nederland
en in andere Europese landen op een veilige, betrouwbare, toegankelijke en gebruiksvriendelijke
manier digitaal transacties kunnen verrichten in het publieke en in het private domein.
Een verdere toelichting op het Europese digitale identiteit raamwerk is eerder gegeven
in de Kamerbrief voortgangsrapportage domein toegang.4
Vraag 2
Kunt u een stand van zaken geven over de ontwikkeling van Nederlandse digitale identiteiten,
zoals de eID?
Antwoord 2
Op 12 oktober 2021 is uw Kamer uitgebreid geïnformeerd over de voortgang op het domein
digitale toegang.5 In deze brief wordt uitgebreid ingegaan op het gehele domein van de digitale toegang
waar zowel de doorontwikkeling van DigiD, het publieke inlogmiddel voor burgers, als
eHerkenning, het private stelsel van inlogmiddelen voor bedrijven) onder valt. Het
domein Toegang heeft in de kern twee doelen. Allereerst (persoonlijke) toegang verlenen
tot een goede, efficiënte digitale dienstverlening voor burgers en bedrijven. En ten
tweede de betrouwbaarheid van de private en publieke inlogmiddelen garanderen, zodat
persoonsgegevens zo goed mogelijk beschermd zijn.
In de genoemde brief over het domein toegang zijn eveneens de ontwikkelingen op het
domein digitale identiteit meegenomen. Voor een visie op dit domein verwijs ik naar
de visiebrief digitale identiteit die in februari 2021 naar uw Kamer is gestuurd.6 Hierin wordt uitgebreid ingegaan op de taken en verantwoordelijkheden die de overheid
invult met betrekking tot de digitale identiteit en de digitale infrastructuur.
Vraag 3
Kunt u helder uiteenzetten in welke mate en hoe de data die gekoppeld is aan een eID
decentraal wordt opgeslagen en in welke mate en hoe dit centraal wordt opgeslagen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Bij de inrichting van het eID-stelsel worden om in te loggen bij overheden geen andere
attributen (persoonsgegevens) verwerkt dan het burgerservicenummer; dat wil zeggen
niet op andere plekken dan waar dit nu reeds plaatsvindt. Bij de implementatie van
eID is overigens een centrale, maar ook een decentrale opzet, of een combinatie van
beide mogelijk. In alle situaties is de kern dat er een adequate privacybescherming
wordt gerealiseerd. Daarbij dienen alle beginselen uit de AVG worden meegenomen.
Vraag 4
Begrijpt u de kritiek van experts, die aangeven dat hoewel mensen eigenaar lijken te zijn van hun eigen data, maar dat dit principe ondermijnd wordt door verdienmodellen
van verschillende deelnemers en aanbieders van digitale identiteiten? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, wat zijn de waarborgen waardoor deze prikkels worden weggenomen?
Antwoord 4
Ik deel de achterliggende zorg. Ik ben het met de experts eens dat persoonsgegevens
van burgers geen handelswaar zijn en dat verdienmodellen van aanbieders daarop ook
niet gebaseerd mogen zijn. Ik ben van mening dat daarvoor ook afdoende waarborgen
getroffen zijn en worden. Zowel in de revisie van de bestaande eIDAS verordening tot
vorming van een Europees digitale identiteit raamwerk, als in de voorstellen voor
de Wet Digitale Overheid, is opgenomen dat gebruiks- en gebruikersgegevens en eventuele
andere categorieën persoonsgegevens niet gebruikt mogen worden voor andere doeleinden
dan de veilige uitgifte van inlogmiddelen en het inloggen met deze middelen.7 De data van mensen dienen dus niet het verdienmodel van een aanbieder van een digitaal
identiteitsmiddel, omdat dit onder de voorgestelde wetgeving niet wordt toegestaan.
Vraag 5
Waarom is er bij de ontwikkeling van de eID/SSI (Self-Sovereign Identity) gekozen
voor blockchaintechnologie? Begrijpt u de kritiek van wetenschappers dat dit kwetsbaar
en kostbaar is, onder andere omdat data, ook als deze niet juist is, niet verwijderd
kan worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5
Het artikel waaraan u refereert beschrijft één experiment en geen breed maatschappelijk
geïmplementeerde toepassing. De genoemde pilot wordt momenteel niet aan burgers aangeboden.
Het Nederlandse eID voor burgers is DigiD. Hierbij wordt de door u genoemde technologie
niet gebruikt.
De mate waarin distributed ledger technologie (blockchain) in de toekomstige Europese
en Nederlandse digitale identiteit infrastructuur gebruikt wordt staat nog niet vast.
Ik kijk hier zeer kritisch naar, niet alleen vanuit het oogpunt van privacy, maar
ook vanuit duurzaamheid. Het maatschappelijke doel staat in het Nederlandse beleid
voorop, niet de ondersteunende technologie. De overheid blijft graag in open dialoog
en onderzoekt diverse technologische initiatieven die kunnen bijdragen aan een betrouwbare
digitale identiteit infrastructuur, zeker waar het gaat om het borgen van de autonomie
en privacy van Nederlandse burgers. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
tracht hierbij zo min mogelijk voorbarige conclusies te trekken, maar probeert te
leren door te experimenteren.
Vraag 6
Kunt u ingaan op de zorgen over hoe de gekozen techniek mensen ernstig kan benadelen,
omdat zij aan een systeem vastzitten en daar alleen afstand van kunnen nemen met grote
persoonlijke consequenties? Hoe denkt u dit te voorkomen?
Antwoord 6
Ik ben bekend met deze technologie en de kritiek hierop. We onderzoeken, bijvoorbeeld
in het kader van het European Blockchain Partnership, diverse mogelijkheden om distributed
ledgers (blockchains) te gebruiken zonder daarop persoonsgegevens op te slaan. Dit
heeft mijn voorkeur. Zoals in het antwoord op de vorige vraag is aangegeven, staat
de mate waarin distributed ledger technologie (blockchain) in de toekomstige Europese
en Nederlandse digitale identiteit infrastructuur gebruikt wordt, nog niet vast. Het
maatschappelijke doel staat in het Nederlandse beleid voorop, niet de ondersteunende
technologie.
Vraag 7
Hoeveel lobbycontacten zijn er geweest tussen de overheid en het platform ID2020?
Kunt u een overzicht verstrekken?
Antwoord 7
In het opstellen van de Nederlandse lijn in het werken aan het Europese digitale identiteit
raamwerk zijn geen contacten geweest met medewerkers van het platform ID2020.
Vraag 8
Kunt u ingaan op de zorgen van wetenschappers dat de coronapandemie door bedrijven
en politici wordt gebruikt of misbruikt om een digitale identiteitskaart(ID) in te
voeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 8
De Nederlandse digitale identiteitskaart bestaat op dit moment niet. De wet op de
identificatieplicht laat dit niet toe. Voor een visie op dit domein verwijs ik naar
de visiebrief digitale identiteit die in februari 2021 naar uw Kamer is gestuurd.8
Vraag 9
In hoeverre vindt u het ethisch verantwoord dat bedrijven of beleidsmakers een gezondheidscrisis
gebruiken om een digitale identiteit aan te prijzen, waardoor zij meer winst kunnen
maken of meer invloed kunnen vergaren door dataverzameling?
Antwoord 9
Er is door de overheid geen gezondheidscrisis gebruikt om meer winst te maken of invloed
te vergaren door datavergaring. De verdere doorontwikkeling van onze digitale identiteit
infrastructuur zal altijd een maatschappelijk vraagstuk zijn dat weloverwogen stappen
vergt. In de visiebrief digitale identiteit (feb 2021) heb ik nadrukkelijk stil gestaan
bij de diverse publieke waarden die hierbij meespelen.9 Denk hierbij aan publieke waarden als de cyberveiligheid van ons land, de autonomie
van de burger, de privacy van de burger, economische kansen en vermindering van administratieve
lasten voor de burger. De kern is dat ik wil bouwen aan vertrouwen in de digitale
wereld door een betrouwbare digitale identiteit infrastructuur in te richten. Winst
van private partijen zal hierbij geen doel zijn. Invloed vergaren door middel van
dataverzameling bij het gebruik van digitale identiteitsmiddelen is voor zowel overheden
als private partijen volgens de voorgestelde wetgeving niet toegestaan. Zie het antwoord
op vraag 4.
Vraag 10
Op welke manier zijn de ethische aspecten meegewogen in het beleid rond de Europese
en Nederlandse digitale identiteit? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 10
De verdere doorontwikkeling van onze digitale identiteit infrastructuur zal altijd
een maatschappelijk vraagstuk zijn dat weloverwogen en ethisch verantwoorde stappen
vergt. In de visiebrief digitale identiteit (feb 2021) is nadrukkelijk stil gestaan
bij de diverse publieke waarden die hierbij meespelen. Denk hierbij aan publieke waarden
als de cyberveiligheid van ons land, de autonomie van de burger, de privacy van de
burger, economische kansen en vermindering van administratieve lasten voor de burger.
Ook worden in deze brief enkele uitgangspunten voor de toekomstige digitale identiteit
infrastructuur aangegeven.10 Om een gedragen en betrouwbare inrichting van de Nederlandse en Europese digitale
identiteit infrastructuur te bewerkstelligen zal ik hierover in de toekomst met uw
Kamer en met diverse maatschappelijke experts, waaronder ethici, in gesprek gaan.
Vraag 11
Kunt u reflecteren op de wenselijkheid van de invloed van onder andere Microsoft,
maar ook andere multinationals of big techbedrijven, in de oproep aan overheden tot
het ontwikkelen van een zogenoemde coronapas? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
De inrichting van het «raamwerk voor een Europese Digitale Identiteit», dat de huidige
eIDAS-verordening herziet, wordt onafhankelijk van het eerder ontwikkelde EU digitale
Corona Certificaat ontwikkeld. Voor de ontwikkeling van de onder vraag 1 genoemde
toolbox zal ook de kennis en ervaring vanuit het bedrijfsleven betrokken worden. Dit
doen we op een open wijze met een gelijk speelveld voor de betrokken partijen.
Vraag 12
In hoeverre vindt u het afhankelijk worden van een digitale identiteit wenselijk als
er tegelijkertijd nog altijd grote beveiligingsrisico’s zijn voor mensen als het gaat
om het gijzelen van data en persoonsgegevens?11
Antwoord 12
Op het terrein van informatieveiligheid binnen en buiten de overheid is veel werk
te doen. Het kabinet zet zich permanent in voor het vergroten van de digitale veiligheid
in de samenleving; ik verwijs naar de Kamerbrief met de Beleidsreactie Cybersecuritybeeld
Nederland 2021 (CSBN2021) en de voortgangsrapportage Nederlandse Cybersecurity Agenda
(NCSA).12 De digitale dreiging is immers groeiende en alle overheden en organisaties wereldwijd
kampen met dit vraagstuk. Het is een brede maatschappelijke opgave voor publieke en
private partijen. Digitale veiligheid is dan ook een essentiële randvoorwaarde voor
het slagen van de digitale transitie. Daarom dient deze veiligheid in de basis geborgd
te worden zodat dit geen beletsel vormt voor de toekomstbestendigheid van de Europese
en Nederlandse digitale identiteit infrastructuur.
Vraag 13
Kunt u aangeven wat u onderneemt om deze kwetsbaarheid, en het oplossen van die kwetsbaarheden,
zo veel mogelijk onder de aandacht te brengen van (overheids)instellingen en bedrijven?
Antwoord 13
Vanuit de driehoek BZK, JenV en EZK wordt nauw samengewerkt om de digitale weerbaarheid
in de publieke en private sectoren in Nederland te verhogen. Een goed voorbeeld hiervan
is de recente aanpak van Apache Log4j kwetsbaarheid waarbij binnen de rijksoverheid,
onder operationele coördinatie door het NCSC, organisaties vanuit de eigen rollen
en taken nauw hebben samengewerkt. Een speciaal georganiseerd online-webinar, georganiseerd
door het Digital Trust Center (DTC), NCSC en CSIRT-DSP, werd door 4000 IT- en cyberspecialisten
bezocht waardoor kennis snel gedeeld kon worden met partijen die aan de knoppen zitten.
Uw Kamer is hier op 17 december jl. over geïnformeerd.13
Vraag 14
Kunt u aangeven hoe bedrijven en (overheids)instellingen en getroffen burgers worden
ondersteund bij eventuele schade van dit veiligheidslek?
Antwoord 14
Leveranciers van software zijn allereerst verantwoordelijk om bij kwetsbaarheden actie
te nemen en zo te zorgen dat hun producten veilig zijn. Door de stichting Apache zijn
in deze casus ook updates beschikbaar gesteld om de kwetsbaarheden te dichten.14 Bedrijven en organisaties in Nederland zijn primair zelf verantwoordelijk voor de
beveiliging van hun IT en dienen de patch, waar dat kan, dan ook zo snel mogelijk
uit te voeren.
Het NCSC heeft daarnaast krachtens de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen
(Wbni) tot taak om vitale aanbieders en Rijksoverheidsorganisaties in het geval van
dreigingen of incidenten met betrekking tot hun netwerk- en informatiesystemen, zowel
desgevraagd als proactief, te informeren, adviseren en overige bijstand te verlenen.
Digitale dienstverleners (clouddiensten, online marktplaatsen, zoekmachines) die onder
de Wbni vallen kunnen desgewenst bijstand verkrijgen van het nationale Cyber Security
Incident Response Team voor digitale dienstverleners (CSIRT-DSP).15 Het DTC ondersteunt het MKB hierin met algemene en specifieke dreigingsinformatie,
advies, handelingsperspectieven en tools. Ook stimuleert het sectorale en regionale
samenwerkingsverbanden van bedrijven die tot doel hebben de cyberweerbaarheid van
hun deelnemers te verhogen.
Het is aan alle partijen om zich goed voor te bereiden op eventuele compromittering
van hun netwerk- en informatiesystemen, zoals dat ook bij inbraak en diefstal het
geval is in de analoge situaties. Wanneer onverhoopt burgers slachtoffer worden van
een dergelijk incident, dan zal per geval bekeken moeten worden of er partijen aansprakelijk
gesteld kunnen worden. Wanneer burgers of instellingen als gevolg van een dergelijk
incident te maken krijgen met cybercrime, dan kunnen zij hiervan aangifte doen bij
de politie.
Vraag 15
Vindt u het wenselijk dat zoveel bedrijven en instellingen afhankelijk zijn van het
veiligheidsbeleid van één bedrijf? Zo nee, wat is hiervoor volgens u een oplossing?
Antwoord 15
Als een (digitale) toepassing door heel veel bedrijven en instellingen wordt gebruikt
dan zal de economische of maatschappelijke schade bij incidenten veelal groter zijn
dan wanneer er weinig gebruikers zijn. Organisaties zijn zelf primair verantwoordelijk
voor hun eigen digitale weerbaarheid en het bepalen van welke producten of diensten
ze daartoe afnemen. Voor verschillende organisaties geldt wel dat ze wel onder meer
op grond van de Wbni een zorgplicht hebben en dus passende en evenredige beveiligingsmaatregelen
moeten treffen. Ook vindt er toezicht op de naleving hiervan plaats.16
Daarnaast is het kabinet in dit verband positief over het commissievoorstel voor de
herziening van de NIB-richtlijn. Dat voorstel bevat onder andere bepalingen over het
inrichten van een proces voor gecoördineerde risicoanalyses voor kritieke ICT-systemen,
-producten of diensten. Ook regelt het voorstel dat de entiteiten die zullen vallen
onder de herziene NIB-richtlijn adequate beveiligingsmaatregelen moeten treffen, waarbij
ook rekening moet worden gehouden met de beveiliging van hun toeleveringsketens. Zie
ook het antwoord op vraag 16.
Vraag 16
Kunt u aangeven of er een melding moet worden gedaan van digitale aanvallen en beveiligingslekken
waardoor er preventief kan worden opgetreden om verdere onveiligheden op te lossen?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 16
Het doel van het kabinetsbeleid ten aanzien van digitale aanvallen en beveiligingslekken
is om slachtoffers en schade te voorkomen, het aanvalsproces te verstoren en daders
op te sporen. Voor verschillende organisaties geldt er onder meer krachtens de Wbni
reeds een meldplicht van incidenten met aanzienlijke gevolgen voor de dienstverlening.
Op dit moment wordt er in de EU onderhandeld over de herziening van de NIB-richtlijn,
die in Nederland is geïmplementeerd via de Wbni. Met de herziening van de NIB-richtlijn
zal het aantal sectoren en organisaties die onder de herziene richtlijn komen te vallen
en dus onder meer moeten voldoen aan een meldplicht van incidenten met aanzienlijke
gevolgen voor de dienstverlening behoorlijk worden uitgebreid. Tevens stimuleert het
NCSC het inrichten van een beleid voor Coordinated Vulnerability Disclosure (CVD),
waarbij gebruikers melding kunnen maken van kwetsbaarheden bij de eigenaars of producenten
van software en systemen. Het NCSC kan bemiddelen indien een leverancier of eigenaar
niet of niet goed reageert op een dergelijke melding.
Daarnaast staan het NCSC, het CSIRT voor digitale diensten en het DTC met elkaar in
contact om zo veel als mogelijk te adviseren over welke beveiligingsmaatregelen organisaties
kunnen nemen en zij waarschuwen bij geconstateerde kwetsbaarheden hun onderscheidenlijke
doelgroepen om onder meer het bewustzijn te vergroten. Ook bieden ze hulpmiddelen
voor het treffen van maatregelen aan ter verhoging van de cyberweerbaarheid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.