Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Woude en Brekelmans over het bericht ‘China financiert onderzoek naar mensenrechten aan VU’
Vragen van de leden Van der Woude en Brekelmans (beiden VVD) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Buitenlandse Zaken over het bericht «China financiert onderzoek naar mensenrechten aan VU» (ingezonden 20 januari 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de
Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 8 februari 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «China financiert onderzoek naar mensenrechten aan VU»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven in hoeverre het Cross-Cultural Human Rights Centre (CCHRC) de afgelopen
jaren zowel intern als extern transparant was over het feit dat zij gefinancierd werd
door China?
Antwoord 2
De Vrije Universiteit laat desgevraagd weten dat in de interne verslaglegging en financiële
verantwoording altijd vermeld is hoe het onderzoekscentrum gefinancierd werd. Externe
verantwoording vindt plaats via het Jaarverslag van de VU. In het Jaarverslag van
de VU worden subsidies niet individueel, maar geaggregeerd verantwoord en de financiering
van het CCHRC is dan ook niet specifiek in het jaarverslag van de VU vermeld.
Vraag 3
Kunt u aangeven of de Ministers van OCW en van Buitenlandse Zaken op de hoogte waren
van deze financiering?
Antwoord 3
Het Ministerie van OCW en het Ministerie van BZ waren niet op de hoogte van deze financiering.
De Minister van OCW is op geaggregeerd niveau op de hoogte van de financiën van kennisinstellingen,
maar is niet op de hoogte van (de herkomst van) financiering per (deel)activiteit.
Het valt binnen de autonomie en daarmee de verantwoordelijkheid van de instelling
om hier zicht op te houden.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken houdt geen overzicht bij van de financieringsstromen
van faculteiten van Nederlandse universiteiten.
Vraag 4
Deelt u de mening dat dergelijke financiering van wetenschappelijk onderzoek door
China, de academische onafhankelijkheid van Nederlandse kennisinstellingen mogelijk
aantast, en dat dit onwenselijk is?
Antwoord 4
In algemene zin geldt dat instellingen beducht moeten zijn op de gevaren en risico’s
die samenhangen met financiële afhankelijkheden. Juist vanwege de mogelijke aantasting
van academische kernwaarden (academische vrijheid en wetenschappelijke integriteit)
die eruit voort kan vloeien. Zoals ook beschreven in de Nationale Leidraad Kennisveiligheid
is het van belang dat instellingsbesturen over een overzicht beschikken van hun significante
samenwerkingen met buitenlandse partners.
Tegelijk hecht ik eraan te onderstrepen dat dit niet betekent dat alle financiering
vanuit China per definitie afgewezen moet worden. Het gaat om een gedegen afweging
van kansen en risico’s door de kennisinstellingen. Dat vergt alertheid en maatregelen
om risico’s zo veel mogelijk te mitigeren, maar mag niet leiden tot willekeurige uitsluiting,
verdachtmaking of discriminatie. Academische vrijheid moet altijd gewaarborgd zijn;
ook de schijn van een inperking van deze vrijheid is onwenselijk.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat toehoorders in het publieke debat en studenten
die een vak volgen ervan op de hoogte zijn dat het onderzoekscentrum waar zij mee
te maken hebben geheel of grotendeels wordt gefinancierd door een buitenlandse mogendheid?
Antwoord 5
Boven alles geldt dat de wetenschappelijke onafhankelijkheid van een onderzoekscentrum
van een Nederlandse kennisinstelling te allen tijde gegarandeerd dient te zijn. Onafhankelijkheid
is een van de principes in de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit.
In het verlengde hiervan moeten toehoorders in het publieke debat en studenten die
een vak volgen bij een onderzoekscentrum er dus altijd op kunnen vertrouwen dat de
wetenschappelijke onafhankelijkheid bij (de activiteiten van) het onderzoekscentrum
gewaarborgd is.
Vraag 6
Kunt u met universiteiten in gesprek gaan om erachter te komen of er nog meer onderzoekscentra
bestaan die geheel of voor de meerderheid van hun inkomsten afhankelijk zijn van één
van de landen die in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren worden genoemd? Kunt u
deze bevindingen met de Kamer delen?
Antwoord 6
In het kader van de maatregelen op het gebied van kennisveiligheid zijn er het afgelopen
anderhalf jaar op bestuurlijk niveau reeds gesprekken gevoerd over kennisveiligheid
met de Nederlandse kennisinstellingen, de zogenaamde «kennisveiligheidsdialoog». In
deze gesprekken zijn ook het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren en de risico’s omtrent
internationale samenwerkingen, evenals de financiering daarvan, expliciet aan bod
gekomen. In het verlengde van deze gesprekken heeft de kennissector samen met de rijksoverheid
de Nationale Leidraad Kennisveiligheid opgesteld, die 31 januari jl. is gepubliceerd.
Daarin wordt gewezen op het belang van gepaste zorgvuldigheid in het partneracceptatiebeleid
van instellingen. Het is van belang om te weten wie de financiers zijn achter de samenwerkingen.
De kennissector heeft aangegeven aan de slag te gaan met de implementatie van de leidraad.
Ik zal daarbij, samen met andere ministeries en diensten, een vinger aan de pols houden.
Als de inspanningen onvoldoende blijken zal het kabinet aanvullende maatregelen op
dit punt treffen.
Vraag 7
Deelt u de mening dat uitspraken van betrokkenen bij het CCHRC mensenrechtenschendingen
door China legitimeren en daarmee ondermijnend zijn voor het Nederlandse mensenrechtenbeleid
ten aanzien van China? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Nederland heeft een duidelijk en transparant mensenrechtenbeleid en verwelkomt een
actief en kritisch debat op dit belangrijke onderwerp. Een andere blik op het mensenrechtendiscours
is dus geenszins ondermijnend voor het Nederlandse mensenrechtenbeleid. In het kader
van academische vrijheid hebben onderzoekers alle ruimte om tot een ander inzicht
te kunnen komen dan het Nederlandse overheidsbeleid. Dat onderscheidt ons juist van
meer restrictieve staten. Wel is transparantie over mogelijke afhankelijkheden bij
onderzoek naar mensenrechten belangrijk. Zeker als het gaat om financiering door partijen
die zelf onderwerp zijn van zorgen op dit gebied.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u de impact van dergelijke beïnvloeding op de vrijheid en veiligheid
die Oeigoeren in Nederland ervaren, gegeven dat zij reeds worden geconfronteerd met
intimidatie en dreigementen vanuit China?
Antwoord 8
Het kabinet deelt de zorgen over intimidatie en dreigementen aan het adres van Oeigoeren
in Nederland. De regering staat pal voor het beschermen van de rechten van iedereen
in Nederland, waaronder bescherming tegen druk vanuit het land van herkomst. Dit geldt
uiteraard ook voor de vrijheid en veiligheid van Oeigoeren in Nederland. Dergelijke
intimidatie is onacceptabel. Het kabinet heeft dat ook herhaaldelijk duidelijk gemaakt
bij de Chinese autoriteiten. Iedere Nederlandse burger moet vrij zijn om zijn/haar
fundamentele rechten uit te oefenen in de Nederlandse samenleving, zonder belemmering
of tussenkomst van een buitenlandse statelijke actor. Het kabinet roept burgers op
in geval van bedreiging aangifte te doen. Voor het tegengaan van ongewenste buitenlandse
inmenging richting in Nederland wonende gemeenschappen met een migratie-achtergrond
is in 2018 een aanpak Ongewenste Buitenlandse Inmenging ontwikkeld, waarover uw Kamer
destijds is geïnformeerd.2 Er wordt doorlopend gekeken of deze aanpak in het licht van huidige en nieuwe dreigingen
volstaat om de veiligheid en vrijheid van deze burgers te kunnen blijven beschermen.
Vraag 9
Kunt u aangeven of een universitair onderzoekscentrum dat voor 100 procent dan wel
80 procent gefinancierd wordt door een buitenlandse mogendheid, in Australië onder
de registratieverplichting voor agents of foreign influence zou vallen?
Antwoord 9
Het door Australië gehanteerde Foreign Influence Transparency Scheme (FITS) richt
zich op het vergroten van transparantie over buitenlandse politieke beïnvloedingsactiviteiten.
Onder het FITS zijn personen en organisaties die in Australië lobbyen voor een niet-Australische
opdrachtgever (bedrijf, overheid, buitenlandse politieke organisatie) verplicht om
zich te registreren. Het gaat daarbij om lobbyactiviteiten namens een buitenlandse
opdrachtgever die tot doel hebben om de Australische politiek en/of overheid te beïnvloeden.
Deze activiteiten zijn overigens niet illegaal en het register is slechts bedoeld
om deze inzichtelijk te maken.
Uit contacten met de Australische overheid blijkt dat het onwaarschijnlijk is dat
een onderzoekscentrum dat voor 100 dan wel 80 procent gefinancierd wordt door een
buitenlandse mogendheid onder FITS zou vallen. Financiering door een buitenlandse
opdrachtgever is op zichzelf niet registratieplichtig zolang het niet tot doel heeft
om de Australische politiek of overheid direct te beïnvloeden. Vormen van academische
samenwerking en financiering vallen daarmee over het algemeen niet onder dit register.
Vraag 10
Vindt u ook dat deze casus de noodzaak voor een openbaar register voor agents of foreign
influence in Nederland aantoont en kunt u aangeven hoe het staat met de uitvoering
van de motie van het lid Brekelmans?3
Antwoord 10
Mede gezien het bovenstaande, ben ik van mening dat een register zoals vormgegeven
in Australië niet de oplossing vormt om mogelijke beïnvloeding van onze kennisinstellingen
tegen te gaan. Via verscheidene kennisveiligheidsmaatregelen – zoals de op 31 januari
jl. gepresenteerde Leidraad Kennisveiligheid en het Loket Kennisveiligheid – probeer
ik kennisveiligheid samen met de sector beter te verankeren en bewustzijn te vergroten.
Aan de uitvoering van de motie Brekelmans, waarin de Kamer het kabinet verzoekt om
te rapporteren of en op welke wijze een openbaar register voor «agents of foreign
influence» zoals in Australië ook in Nederland mogelijk is, wordt gewerkt. De Kamer
zal daarover in een later stadium worden geïnformeerd.
Vraag 11
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het commissiedebat Internationalisering en Kennisveiligheid
van 9 februari 2022?
Antwoord 11
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.