Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Hoop over het NPO-fonds
Vragen van het lid De Hoop (PvdA) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het NPO-fonds (ingezonden 8 december 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Uslu (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 3 februari
2022).
Vraag 1
Kunt u aangeven wanneer de verkenning die de NPO momenteel uitvoert omtrent het NPO-fonds
verwacht kan worden? Wordt de verkenning aan de Kamer toegestuurd wanneer die is afgerond?
Antwoord 1
De verkenning zal volgens de NPO naar verwachting in het voorjaar van 2022 gereed
zijn. Aansluitend zal de raad van bestuur van de NPO zich buigen over de vraag óf
en zo ja hoe de invoering van het integraal programmeren, zoals als beleidsvoornemen
aangekondigd in het concessiebeleidsplan van de NPO1, effect heeft voor de werkwijze van het NPO-fonds. Ik zal uw Kamer te zijner tijd
informeren over de uitkomsten van deze verkenning.
Vraag 2
Kunt u de Kamer een nadere toelichting geven op de prestatieafspraken, teneinde eventuele
zorgen omtrent de neutrale positie van het NPO-fonds, inclusief de taken en onafhankelijke
werkwijze, in de komende concessiebeleidsplanperiode weg te nemen?
Antwoord 2
In de nieuwe prestatieovereenkomst is over dit onderwerp de volgende afspraak opgenomen:
«NPO borgt in vergelijkbare omvang als in de afgelopen concessiebeleidsplanperiode
de totstandkoming van kwalitatief hoogwaardig Nederlands drama, documentaires en talentontwikkeling».
Deze afspraak ziet niet toe op de neutrale positie, de taken en onafhankelijke werkwijze
van het NPO fonds. Deze afspraak ziet er op toe dat de NPO jaarlijks in zijn terugblik
rapporteert of er in vergelijkbare omvang als in de afgelopen concessiebeleidsplanperiode
budget is geborgd voor de totstandkoming van kwalitatief hoogwaardig Nederlands drama,
documentaires en talentontwikkeling. Daarnaast rapporteert de NPO in de terugblik
over het budget dat daadwerkelijk is toegekend in het afgelopen jaar. De hoogte van
dat budget hangt mede af van of er genoeg goedgekeurde programmavoorstellen komen.
De afspraak is dus een budgetgarantie met rapportageverplichting voor die specifieke
content. In de vorige prestatieovereenkomst was een specifiek budget opgenomen voor
het NPO-fonds van € 16,6 miljoen. In de praktijk besteedt de publieke omroep echter
veel meer aan kwalitatief hoogwaardig Nederlands drama en documentaires. Daarom is
een vergelijkbare afspraak over dit budget in de nieuwe prestatieovereenkomst 2022–2026
losgelaten. Van het totale budget aan publieke middelen dat wordt besteed aan Nederlandse
culturele audiovisuele producties ter hoogte van bijna € 145 mln. per jaar, draagt
de publieke omroep (NPO inclusief NPO-fonds, omroepverenigingen en CoBO) ruim € 97 mln.
per jaar bij.
Vraag 3
Hoe verzekert u dat de combinatie van taken, onafhankelijke werkwijze en bijbehorend
budget van het NPO-fonds evenwichtig wordt gewaarborgd? Bent u hierover in gesprek
met de NPO? Is het eventueel gewenst dit te laten uitvoeren door een aan de NPO gelieerde
stichting?
Antwoord 3
Voorop staat dat ik het belang onderschrijf van de totstandkoming van kwalitatief
hoogwaardig Nederlands drama, documentaires en talentontwikkeling. Het staat buiten
kijf dat de NPO, na de opheffing van het Mediafonds2, met de invoering van het NPO-fonds en het daarbij behorende budget en onafhankelijke
werkwijze, hier positief aan heeft bijgedragen. Het is echter wel aan de NPO om de
combinatie van taken, onafhankelijke werkwijze en bijbehorend budget van het NPO-fonds
evenwichtig te waarborgen en te organiseren. Het NPO-fonds volgt op hoofdlijnen de
werkwijze van het voormalig Mediafonds. Commissies toetsen aan de hand van criteria
de voorstellen en adviseren vervolgens het bestuur van het NPO-fonds dat wordt gevormd
door de raad van bestuur van de NPO. Op dit moment zie ik geen reden om hiervoor weer
een afzonderlijk fonds of stichting te doen oprichten. In het belang van de totstandkoming
van kwalitatief hoogwaardig Nederlands drama, documentaires en talentontwikkeling
en de wijze waarop dit georganiseerd wordt, voer ik het gesprek met de publieke omroep.
Vraag 4
Kunt u een overzicht geven van de concrete besluiten die zijn genomen in het tripartiet
overleg?3 Wat is de uitkomst van de tussen de NPO en onafhankelijke producenten gemaakte afspraken
over de achttien speelfilms per jaar? Is het convenant getekend? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
In de brief4 aan uw Kamer van 12 juli bent u geïnformeerd over de uitkomsten van het tripartiet
overleg, het zogenoemde traject Krachtenbundeling. Dit traject betreft de samenwerking
tussen alle publieke organisaties die verantwoordelijk zijn voor de financiering en
zichtbaarheid van Nederlandse films, series en documentaires (Filmfonds, NPO inclusief
het NPO-fonds, omroepverenigingen en het coproductiefonds Binnenlandse Omroep, (hierna:
CoBO)). In voornoemde brief staat dat in de prestatieovereenkomst is opgenomen dat
de NPO – onder de voorwaarde van een overeenkomst tussen NPO, Nederlandse Audiovisuele
Producenten Alliantie (hierna: NAPA) en Nederlandse Content Producenten (hierna: NCP)
– jaarlijks 18 Nederlandse filmproducties programmeert. Er wordt op dit moment nog
gesproken tussen de NPO en de onafhankelijke producenten over een speelfilmconvenant.
Ik heb er vertrouwen in dat de NPO en de onafhankelijke producenten (NAPA en NCP)
in de eerste maanden van 2022 tot afspraken zullen komen.
Vraag 5
Kunt u aangeven wat de uitkomsten zijn van het tripartiet overleg met betrekking tot
de documentairemiddelen van de omroep?
Antwoord 5
Een van de uitkomsten van het tripartietoverleg met betrekking tot de documentair
middelen van de omroep, is dat in de nieuwe prestatieovereenkomst een vergelijkbare
budgetafspraak opgenomen is: «NPO borgt in vergelijkbare omvang als in de afgelopen
concessiebeleidsplanperiode de totstandkoming van kwalitatief hoogwaardig Nederlands
drama, documentaires en talentontwikkeling». Documentaire wordt door de NPO als toonaangevende
vorm gezien. In het kader van het documentair beleid dat door de NPO wordt ontwikkeld
zullen afspraken gemaakt worden tussen de NPO, omroepverenigingen, CoBO en het Filmfonds,
die alle een rol spelen bij de totstandkoming en zichtbaarheid van documentaires.
Een sterkere samenwerking tussen de publieke financiers is van belang en leidt tot
meer diversiteit, kwaliteit en zichtbaarheid van documentaires.
Vraag 6
Kunt u aangeven of er knelpunten naar voren zijn gekomen uit dit overleg? Is er voldoende
budget voor het beoogde productievolume? Klopt het dat er vanuit het coproductiefonds
Binnenlandse Omroep sprake is van teruglopende middelen? Is hiervoor al een oplossing
gevonden?
Antwoord 6
In de brief5 aan uw Kamer van 12 juli heeft mijn voorganger u geïnformeerd over de twee financiële
knelpunten die in het traject Krachtenbundeling naar voren zijn gekomen ter hoogte
van structureel € 3,9 mln6. per jaar. Het Filmfonds en de NPO zijn bereid gevonden om voor de jaren 2022 en
2023 gezamenlijk dit financiële knelpunt te dekken7. Mijn voorganger heeft daarbij ook aangegeven dat hij geen ruimte in de cultuur-
en mediabegroting zag om deze financiële knelpunten op te lossen.
Uit de onderhandelingen over het (in het antwoord op vraag 5) genoemde speelfilmconvenant
is gebleken dat er structureel meer budget nodig zal zijn om de extra uitzendrechten
van 18 speelfilms op een marktconforme wijze te kunnen bekostigen. Hiervoor zal naar
schatting een miljoen euro extra nodig zijn ten opzichte van het budget dat in de
brief aan de Kamer van 12 juli jl. is genoemd. Met dit extra budget worden 18 speelfilms
op een optimale manier beschikbaar gesteld aan de Nederlandse kijker, zowel lineair
als non-lineair, waarbij enerzijds recht wordt gedaan aan een billijke vergoeding
aan producenten, en anderzijds aan het doel om met speelfilms een zo groot en breed
mogelijk publiek in Nederland te bereiken. Het totale benodigde budget voor de landelijke
publieke omroep voor het op peil houden van het productiebudget voor documentaires
en televisiefilms en de rechten van 18 speelfilms vanaf 2022 komt neer op structureel
€ 4,9 mln. per jaar. In het licht van een goede aansluiting van het cultuurbeleid
op het mediabeleid zal ik bezien hoe voornoemde financiële knelpunten opgelost kunnen
worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.