Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de informele Landbouw- en Visserijraad van 6-8 februari 2022
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1372 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 4 februari 2022
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 27 januari 2022 over de geannoteerde agenda van de informele Landbouw-
en Visserijraad van 6–8 februari 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1370).
De vragen en opmerkingen zijn op 31 januari 2022 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 2 februari 2022 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Nouse
Inleiding
Tijdens het Schriftelijk Overleg voorafgaand aan de informele Landbouwraad van 6 tot
8 februari aanstaande te Straatsburg zijn door enkele fracties van uw Kamer vragen
gesteld. In deze brief vindt uw Kamer de beantwoording van de vragen van de leden
van de VVD-, PVV-, D66-, PvdD-en BBB-fractie met betrekking op de Geannoteerde Agenda.
De beantwoording op de overige vragen worden op korte termijn naar uw Kamer verstuurd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de
onderliggende stukken. Deze leden hebben daarbij enkele vragen.
Vogelgriep
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de economische consequenties van
de ophokplicht voor pluimveebedrijven. Eerder hebben deze leden de Minister gevraagd
naar de mogelijkheid om Europees de handelsnormen van vrije-uitloopeieren aan te passen
conform de regels voor biologische eieren, waarbij geen 16-weken termijn geldt. Zij
lezen in de beantwoording van de schriftelijke vragen (Aanhangsel Handelingen II 2021/22,
nr. 1493) dat de Minister zich «aan het beraden is op welke wijze we de vrije-uitloophouderij
in Nederland en de Europese Unie het best kunnen helpen.» Kan hij dat iets nader duiden?
Welke opties zijn er naast de handhaving van de inkoopprijs door de retail? Op welke
wijze gaan andere lidstaten om met dit probleem?
Antwoord
Deze vraag heeft geen betrekking op de agenda van de informele Landbouwraad van 6
tot 8 februari en zal op korte termijn naar uw Kamer worden verstuurd.
Diertransporten
De leden van de VVD-fractie lezen in de agrarische pers dat de Minister in de vorige
Landbouwraad heeft gepleit voor een verbod op langeafstandstransporten van levend vee naar buiten de Europese Unie, zowel over land als over
zee. Daarnaast zou hij er voorstander van zijn om in de toekomst het transport van
levend vee volledig te verbieden. Klopt dat en zo ja, kan hij dat nader duiden? Geldt
dit dus ook voor het transport van fokvee naar derde landen? Welke vormen van veetransport
zijn wat de Minister betreft nog wel mogelijk in de toekomst?
Antwoord
Deze vraag heeft geen betrekking op de agenda van de informele Landbouwraad van 6
tot 8 februari en zal op korte termijn naar uw Kamer worden verstuurd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de verwachte agenda informele
Landbouw- en Visserij Raad en van het verslag van de vorige Landbouw- en Visserijraad.
Deze leden hebben daar enkele vragen over.
De leden van de PVV-fractie lezen dat een Franse Minister aandacht wil voor mogelijke
negatieve gevolgen van (elementen uit) de Farm-to-Fork strategie voor de omvang van
de voedselproductie. Deze leden hebben bij (de ambtsvoorganger van) de Minister aangedrongen
op het intrekken van de Nederlandse steun voor deze slechte strategie. Kan de Minister
aangeven bij welke daling van de omvang van de voedselproductie en bij welke prijsstijging
van voedsel het volgen van deze strategie niet meer acceptabel is?
Antwoord
Deze vraag heeft geen betrekking op de agenda van de informele Landbouwraad van 6
tot 8 februari en zal op korte termijn naar uw Kamer worden verstuurd.
In het verslag komt 18 keer een woord met daarin «koolstof» voor. Het wekt de illusie
dat de EU (de uitstoot van) koolstof ziet als een probleem. Kan de Minister meedelen
aan zijn Europese collega’s dat het hypocriet is een brandstof besparende vistechniek
als de pulsvisserij te verbieden en het maandelijkse verhuiscircus van Brussel naar
Straatsburg plus het gebruik van privéjets door de Europese Commissie goed te keuren,
terwijl het gewone volk voor «koolstofbeleid» moet bloeden?
Antwoord
Deze vraag heeft geen betrekking op de agenda van de informele Landbouwraad van 6
tot 8 februari en zal op korte termijn naar uw Kamer worden verstuurd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Kamerstukken
en de geannoteerde agenda ten behoeve van dit schriftelijk overleg. Zij hebben nog
enkele vragen die zij de Minister willen voorleggen.
EU Biodiversiteitsstrategie
De leden van de D66-fractie vernemen dat er nog steeds geen overeenkomst is tussen
de verschillende lidstaten over de juridisch bindende EU-streefcijfers voor natuurherstel.
Kan de Minister toelichten in welke mate deze beslissing is vertraagd? Wat zijn hier
de laatste ontwikkelingen? Bovendien is ook nog niet duidelijk wat het 30% beschermd
natuurgebied in heel Europa betekent voor de individuele lidstaten. Kan de Minister
hier ook een laatste stand van zaken geven? Deze leden zijn daarnaast benieuwd of
ook Nederland nieuwe beschermde natuurgebieden gaat aanmerken, aangezien EU-lidstaten
voor 2023 aanzienlijke voortgang moeten hebben geboekt in het aanwijzen van nieuwe
beschermde gebieden.
Antwoord
Deze vraag heeft geen betrekking op de agenda van de informele Landbouwraad van 6
tot 8 februari en zal op korte termijn naar uw Kamer worden verstuurd.
Koolstoflandbouw
De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat bij het vorige overleg ook de koolstoflandbouw
ter sprake is gebracht. Zij lazen tot hun vreugd dat de mededeling van de Europese
Commissie hierover door de meeste lidstaten werd omarmd en dat onder het Franse voorzitterschap
ook een discussiepaper is ingebracht dat vraagt te reflecteren op vier vragen. Deze
leden zijn benieuwd wat de inbreng van Nederland zal zijn in reactie op dit discussiepaper
en hoe de Minister tegemoet zal komen aan zorgen die zijn geuit bij het vorige overleg.
Zij vragen dit in het bijzonder te relateren aan het voornemen in het coalitieakkoord,
dat ook aanzet tot het ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen, zoals bijvoorbeeld
«carbon credits».
Antwoord
Nederland zal ingaan op de uitnodiging om ervaringen en zienswijzen te delen aan de
hand van drie discussievragen die door het Frans voorzitterschap zijn gesteld. Nederland
zal ervaringen met en inzichten in effectieve landgebruik praktijken voor broeikasgasemissiereductie
en koolstofvastlegging delen. Dit betreft praktijken voor het verhogen van grondwaterstanden
in veenweidegebieden, het voorkomen van ontbossing en klimaatslim beheer van bestaande
en aanleg van nieuwe bomen, bossen en natuur en het bewerkstelligen van een positieve
organische stofbalans in minerale landbouwbodems. Nederland zal tevens voorbeelden
van private financiering en certificering van broeikasgasemissiereductie en koolstofvastlegging
delen, zoals de Stichting Nationale Koolstofmarkt (SNK), PlatformCO2neutraal, Go2Positve
en de Rabo Carbon Bank.
Eiwitstrategie
De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat Frankrijk en Oostenrijk enkele maatregelen
voorstellen voor een Europese eiwitstrategie. Kan de Minister aangeven hoe hij deze
maatregelen beoordeelt? Welke maatregelen zal Nederland zelf voorstellen indien deze
oproep ter sprake komt?
Antwoord
In december 2021 hebben de Ministers van Oostenrijk en Frankrijk de Commissie aangesproken
om voort te bouwen op het door haar in 2018 gepubliceerde rapport over de ontwikkeling
van plantaardige eiwitten in de EU. En een Europese eiwitstrategie uit te werken,
rekening houdend met de nationale inspanningen van de lidstaten. Daarbij is aangegeven
dat deze ook in overeenstemming moet zijn met en ondersteuning dient te bieden aan
de doelstellingen van de Green Deal.
Nederland heeft in december 2020 de Nationale Eiwitstrategie naar uw Kamer gestuurd
(Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 70). Deze strategie draagt bij aan een grotere Nederlandse en Europese zelfvoorziening
in eiwitten. Dit door de productie van plantaardige en innovatieve eiwitten te stimuleren
en inzet van reststromen in diervoeder aan te jagen. Tevens worden hiermee de stappen
in de eiwittransitie gezet richting een gezonde en duurzame balans in plantaardige
en dierlijke eiwitconsumptie.
De strategie wil binnen 5 tot 10 jaar een duurzame en toekomstgerichte eiwitvoorziening
realiseren. Waarbij ook goed wordt gekeken hoe het verdienvermogen van agrarische
ondernemers wordt versterkt en consumenten gestimuleerd worden om bewuste keuzes te
maken.
Als de elementen in voorstellen van andere lidstaten voor een Europese strategie ondersteunend
zijn aan de eigen geformuleerde nationale missiedoelen, dan zal Nederland dit steunen.
Waarbij ook gekeken zal worden naar haalbaarheid, verdienvermogen voor de agrariërs,
proportionaliteit en subsidiariteit.
Pesticiden
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de beantwoording
van de Minister over de vragen die deze leden hadden over de herziening van het richtsnoer
voor een vergelijkende risicobeoordeling. Zij hebben hierover nog enkele aanvullende
vragen om een beter beeld te krijgen van de effectiviteit van de huidige beoordelingssystematiek.
Kan de Minister aangeven hoeveel middelen, sinds de invoering van de vergelijkende
analyse op 1 augustus 2015 (Uitvoeringsverordening 2015/408) door het College voor
de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) toegelaten, verlengd,
gewijzigd of uitgebreid zijn die een werkzame stof bevatten die een kandidaat is voor
vervanging? Kan daarbij ook worden aangegeven hoe vaak ervoor is gekozen om geen vergelijkend
onderzoek uit te voeren voor middelen die een dergelijke stof bevatten en waarom hiervoor
is gekozen? Kan tenslotte worden aangegeven hoe vaak naar aanleiding van een dergelijke
analyse is gekozen voor vervanging of een weigering van de toelating van het middel?
Antwoord
Deze vraag heeft geen betrekking op de agenda van de informele Landbouwraad van 6
tot 8 februari en zal op korte termijn naar uw Kamer worden verstuurd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Informele Landbouw- en Visserijraad op 6–8 februari 2022 en hebben daarover op dit
moment geen vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Wolven
De leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben kennisgenomen van de antwoorden1 van de Minister aangaande de beschermde status van de wolf. De leden zijn verheugd
om te lezen dat de beschermde status van de wolf voor dit kabinet niet ter discussie
staat. Ook hebben de leden met instemming gelezen dat de Minister waar nodig dit standpunt
in Europees verband zal uitdragen.
De leden merken echter op dat in november 2021, de wolf op initiatief van de Slowaakse
delegatie besproken is tijdens de L&V raad. Kan de Minister bevestigen dat Nederland
zich tijdens die vergadering niet actief heeft uitgesproken voor bescherming van de wolf, ondanks dat enkele landen
tijdens deze vergadering de beschermde status van de wolf in twijfel hebben getrokken?
Zo ja, waarom is dit niet gebeurd? Weet de Minister of en wanneer de wolf opnieuw
wordt besproken in de L&V-raad? En kan de Minister bevestigen dat hij zich de eerstvolgende
keer actief hard zal maken voor behoud van de strikt beschermde status van de wolf
in Europa?
Kunt u bevestigen dat Nederland zich vanaf nu actief blijft inzetten om de beschermde
status van de wolf te handhaven? Kunt u daarmee ook bevestigen dat u het afschieten
van de wolf onwenselijk acht en zich daartegen zult verzetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Deze vraag heeft geen betrekking op de agenda van de informele Landbouwraad van 6
tot 8 februari en zal op korte termijn naar uw Kamer worden verstuurd.
Vruchtbaarheidsmiddel uit paardenbloed
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren attenderen het kabinet opnieuw
op het voortdurende dierenleed dat gepaard gaat met de productie van Pregnant Mare
Serum Gonadotropin (PMSG). Dit vruchtbaarheidsmiddel wordt geproduceerd van bloed
dat afkomstig is van drachtige paarden. Om PMSG te produceren, worden paarden systematisch
drachtig gemaakt en blootgesteld aan substantiële bloedafnames van wel vijf liter
per week. Dit gaat gepaard met gezondheids- en welzijnsproblemen. PMSG wordt geïmporteerd
uit onder meer Zuid-Amerika en IJsland, maar er is ook sprake van productie in Europa.
In 2017 hebben de leden van de Partij voor de Dierenfractie dit aangekaart bij de
toenmalige Staatssecretaris van LNV. Deze heeft daarop aangegeven deze praktijken
zeer onwenselijk te vinden. De Staatssecretaris heeft toen tevens aangegeven via aanpassing
van de Europese diergeneesmiddelenverordening en van de «good manufacturing practices»
over vier jaar (in 2021 dus) een juridische grondslag te hebben om de import van deze
stoffen te kunnen tegenhouden.2
De leden van de Partij voor de Dierenfractie constateren dat de aanpassingen in de
Europese diergeneesmiddelenverordening en de Good Manufacturing Practices tot dusver
niet geleid hebben tot een import- en productieverbod op PMSG.
Deze leden constateren daarnaast dat recentelijk opnieuw ophef is ontstaan over PMSG,
na een Duitse reportage over hevige dierenwelzijnsproblemen bij de productie in IJsland.3 Stichting Dier&Recht heeft tevens een brandbrief gestuurd aan de Minister over de
problematische productie in IJsland.4
Deze leden constateren tevens dat het Europees Parlement in haar visie op de Boer-tot-bord-strategie
recentelijk de Europese Commissie en de lidstaten heeft opgeroepen om de invoer en
de binnenlandse productie van (PMSG) te staken.5 Is de Minister bereid om deze oproep van het Europees Parlement te ondersteunen in
de Landbouw- en Visserijraad, deze kwestie actief te agenderen en daarbij op te trekken
met andere lidstaten om de productie en import van PMSG te stoppen?
Antwoord
Deze vraag heeft geen betrekking op de agenda van de informele Landbouwraad van 6
tot 8 februari en zal op korte termijn naar uw Kamer worden verstuurd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken over
de Landbouw- en Visserijraad van 6 tot 8 februari. Daartoe hebben zij nog de volgende
vragen, zowel over de Geannoteerde Agenda als het Verslag van de vorige Raad.
De Koolstoflandbouw
Het Franse voorzitterschap zal een presentatie geven van hun initiatief «lage koolstof
label», waarmee zowel broeikasgasemissiereductie als koolstofvastlegging gecertificeerd
wordt. Nederland heeft gevraagd om meer onderzoek naar de effectiviteit van maatregelen
op verschillende bodemsoorten en opgeroepen voor standaardisatie van de methodologie.
In 2018 is Frankrijk al met projecten gestart rondom het «lage koolstof label».
Kunt u een appreciatie geven van de al lopende projecten rondom het «lage koolstof
label»? Kunt u hierbij ingaan op de Nederlandse situatie wat betreft de effectiviteit
van maatregelen op verschillende bodemsoorten? Kunnen hier nu al best practices worden gedeeld?
Antwoord
Binnen het onderzoeksprogramma Slim Landgebruik, dat onderdeel uitmaakt van het Nationale
Programma Landbouwbodems wordt onderzoek gedaan naar de effectiviteit van koolstof-vastleggende
maatregelen op verschillende minerale bodems. De meest recente onderzoeksresultaten
zijn openbaar6. De effectiviteit van maatregelen is echter locatiespecifiek en zal per lidstaat
verschillen. Een appreciatie van de lopende projecten van het Franse «lage koolstof
label» initiatief vergt nadere informatie, die het kabinet hoopt te ontvangen tijdens
de Informele Landbouw- en Visserijraad van 6–8 februari as.
Worden er al best practices uitgewisseld met andere lidstaten? Zo ja, welke best practices
hebben potentie voor Nederlandse bodem? Kunt u een indicatie geven hoe opvolging gegeven
wordt aan deze mogelijkheden?
Antwoord
Als onderdeel van het Interreg North Sea Region Carbon Farming project (gefinancierd
vanuit het European Regional Development Fund) zijn best practices uitgewisseld tussen
Nederland, Belgie, Duitsland en Noorwegen7. Binnen dit project is geëxperimenteerd met het toepassen van koolstof-vastleggende
maatregelen, zoals de teelt van rustgewassen, en mogelijke verdienmodellen om de implementatie
financieel mogelijk te maken. De resultaten en aanbevelingen van dit project vormen
input voor nieuwe (onderzoeks)projecten en beleid in Nederland.
Het Franse voorzitterschap streeft er naar om Raadsconclusies over koolstoflandbouw
aan te nemen tijdens de Raad van maart. In de Mededeling van de Europese Commissie
betreffende duurzame koolstofcycli wordt het voorstel voor een EU-regelgevingskader
voor de certificering van koolstofverwijderingen aangekondigd. De goedkeuring van
dit voorstel door de Europese Commissie is gepland voor het laatste kwartaal van 2022.
Kunt u verzekeren dat in de Raadsconclusies van maart de juiste weg wordt ingeslagen
om deze conclusie het voorstel voor de koolstofverwijderingen te versterken? Welke
elementen zouden daar volgens u niet mogen ontbreken? Welke elementen hebben voor
Nederland prioriteit? Wat zijn de minimale voorwaarden voor Nederland om de Raadsconclusies
te kunnen steunen?
Antwoord
Het kabinet onderschrijft de Commissie mededeling in dat een correcte en betrouwbare
definitie van het begrip «koolstofverwijdering» een noodzakelijke allereerste voorwaarde
is voor het opzetten van een EU regelgevingskader voor de certificering van koolstofverwijdering.
Ook onderschrijft het kabinet de in de mededeling genoemde waarborgen. Deze zijn nodig
om te garanderen dat gecertificeerde koolstofverwijderingen daadwerkelijk bijdragen
aan het behalen van de EU klimaat- en milieudoelen. In het kader van koolstoflandbouw,
is een waarborg ten aanzien van de additionaliteit van koolstofvastlegging een essentieel
element. Ook zal het kabinet aandacht vragen voor de wijze waarop de met behulp van
verkochte certificaten gerealiseerde koolstofvastlegging meegenomen dient te worden
in de nationale inventarisatie van broeikasgasemissies, die lidstaten in het kader
van de nationale rapportageverplichtingen dienen op te stellen. Het kabinet acht het
van groot belang dat er geen dubbeltelling van de met behulp van verkochte certificaten
gerealiseerde koolstofvastlegging plaats vindt.
Een aantal lidstaten benadrukten in de vorige landbouw en visserijraad dat koolstoflandbouw
niet ten koste mag gaan van voedselzekerheid.
Welke criteria hanteert u rondom voedselzekerheid en hoe weegt u die af tegenover
de voordelen van koolstof vastlegging in de koolstoflandbouw? Hoe wordt dit verwerkt
in de Nederlandse inbreng op de Informele Raad voor de Raadsconclusies van maart?
Antwoord
Het kabinet deelt de zienswijze van de Europese Commissie dat koolstoflandbouw niet
een bedreiging, maar eerder een kans biedt voor voedselzekerheid door de nevenvoordelen
van koolstof-vastleggende maatregelen op de bodemkwaliteit. Een verbeterde bodemkwaliteit
zorgt op de lange termijn voor een stabielere of zelfs hogere opbrengst. Evenzo kan
de opbrengst van fruit- en notenbomen in het geval van agroforestry bijdragen aan voedselzekerheid.
Het voorzitterschap hoopt tijdens de bijeenkomst op 7 februari te komen tot een uitwisseling
van mogelijkheden van koolstofafvang tussen de lidstaten. De Commissie geeft aan dat
de vergoeding met name uit publieke middelen moet worden betaald zoals het GLB, maar
dat dit kan worden aangevuld met extra inkomsten door de verkoop van CO2-credits op de vrijwillige markt.
Mocht dit het geval zijn, ziet u het gevaar dat de 4,5 Mton CO2 opslag waar Nederland zich aan gecommitteerd heeft kan worden afgekocht in het buitenland,
waardoor de koolstoflandbouw minder impulsen krijgt in Nederland? Hoe kan deze perverse
prikkel voorkomen worden? Welke stappen onderneemt Nederland daartoe?
Antwoord
Het door de Europese Commissie voorgestelde nationale LULUCF-doel van 4,5 Mton CO2 equivalenten restemissie in 2030 wordt volgens de ramingen van PBL (KEV 2021) met
de in het Klimaatakkoord overeengekomen inzet gerealiseerd. Het stimuleren van zowel
publieke als private koolstoflandbouw initiatieven maken hier onderdeel van uit. Private
initiatieven gericht op de vrije markt handel in koolstofcertificaten vinden in toenemende
mate plaats in Nederland. Aangezien het een vrijwillige markt is, gaat hier geen perverse
prikkel van uit.
Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 17 januari heeft de Europese Commissie de
mededeling voor het bevorderen van een koolstofarme landbouw gepresenteerd. Hierin
wordt gesproken over de ontwikkeling van een economisch model dat het mogelijk maakt
om landbouw- en bosbouwpraktijken te vergoeden die gunstig zijn voor koolstofvastlegging
en -opslag.
Welke financiering, met name in het kader van het Nationaal Strategisch Plan, stelt
Nederland voor om land- en bosbouwpraktijken aan te moedigen die gunstig zijn voor
koolstofopslag?
Antwoord
In het concept Nationaal Strategisch Plan voor de periode 2023–2027 zijn koolstof-vastleggende
maatregelen opgenomen in «Grondgebonden eco-regeling voor klimaat en Leefomgeving»,
«Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANLb)», «Niet-productieve investeringen» en
«Samenwerking veenweiden en N2000»8.
Intussen is de discussiepaper van het Franse voorzitterschap wel beschikbaar. Kunt
u alsnog de Nederlandse inzet delen aan de hand van de verschillende vragen zoals
deze voorgesteld zijn in de discussiepaper?
Antwoord
Nederland zal ingaan op de uitnodiging om ervaringen en zienswijzen te delen aan de
hand van drie discussievragen die door het Frans voorzitterschap zijn gesteld. Nederland
zal ervaringen met en inzichten in effectieve landgebruik praktijken voor broeikasgasemissiereductie
en koolstofvastlegging delen. Dit betreft praktijken voor het verhogen van grondwaterstanden
in veenweidegebieden, het voorkomen van ontbossing en klimaatslim beheer van bestaande
en aanleg van nieuwe bomen, bossen en natuur en het bewerkstelligen van een positieve
organische stofbalans in minerale landbouwbodems. Nederland zal tevens voorbeelden
van private financiering en certificering van broeikasgasemissiereductie en koolstofvastlegging
delen, zoals de Stichting Nationale Koolstofmarkt (SNK), PlatformCO2neutraal, Go2Positve
en de Rabo Carbon Bank.
De Eiwitstrategie
Het Franse standpunt is dat, hoewel de EU niet snel zonder geïmporteerde soja zal
kunnen, de afhankelijkheid van deze importen verminderd moet worden, bijvoorbeeld
door de EU-productie van plantaardige eiwitten te vergroten.
Welke rol ziet u voor het stimuleren van gewassen die onderdeel uitmaken van ruwvoer
in de koolstoflandbouw in Europees of regionaal verband die de afname van producten
op de wereldmarkt voor meng/krachtvoer zullen doen afnemen?
Frankrijk en Duitsland benadrukken de voordelen van eiwithoudende gewassen. Oostenrijk
en Frankrijk stellen enkele maatregelen voor.
Hoe verhoudt Nederland zich tot de voorgestelde maatregelen door Frankrijk en Oostenrijk?
Steunt Nederland de oproep tot een Europese eiwitstrategie?
Welke elementen hebben volgens Nederland prioriteit in het vaststellen van een Europese
eiwitstrategie? Wat is de Nederlandse inzet daartoe in de Raad?
Het Franse voorzitterschap wil minder afhankelijk zijn van import en daarvoor de EU-productie
van plantaardige eiwitten vergroten. In diezelfde lijn kent Nederland de Nationale
Eiwitstrategie om de afhankelijkheid van geïmporteerde eiwitten van buiten de EU te
verminderen.
Heeft u hierover afstemming gezocht met uw Franse collega? En welke stappen gaat u
samen zetten om de Europese Eiwitstrategie duidelijker vorm te geven en op gang te
helpen?
Antwoord
Een van de missiedoelen in de Nederlandse Eiwit Strategie is dat plantaardige eiwitrijke
grondstoffen in Nederlands diervoeder in 2025 uit de EU komen. En daarmee de afhankelijk
van soja-importen te verminderen.
Kijkend naar ruwvoer dan is de eiwitsamenstelling van raaigras (veel gebruikt in grasland)
niet per definitie de meest ideale voor benutting door de melkkoe. Door bijvoeren
van mais en andere ruw- en krachtvoeders probeert de veehouder die benutting te vergroten.
Veredeling en rassenonderzoek kan de samenstelling van plantensoorten in het grasland
verbeteren met een overall beter verteerbaar eiwitgehalte. Slimme vormen van mengteelten
zoals een mengsel van festulolium, klaver en luzerne, kennen een gunstiger stikstofrendement,
bevatten meer eiwit en zijn beter bestand tegen droogte. Door betere benutting van
eigen eiwitproductie kan per saldo bespaard worden op geïmporteerde eiwitten. Deze
ontwikkelingsrichting wordt op de verschillende praktijkproefbedrijven en instituten
in binnen- en buitenland nader uitgewerkt.
Dit sluit nauw aan op een van de voorgestelde maatregelen van Oostenrijk en Frankrijk
voor de Europese strategie. Namelijk om bij te dragen aan het toekomstbestendig maken
van eiwithoudende gewassen door effectieve plantenveredeling op maat. Ook het versterken
van een Europees kennisklimaat rondom het ontwikkelen van innovatieve eiwitten wordt
door Frankrijk en Oostenrijk als een belangrijk element van de Europese eiwitstrategie
gemarkeerd. Dit onderdeel is ook prominent terug te vinden in de Nederlandse strategie.
Als de elementen in voorstellen van andere lidstaten voor een Europese strategie ondersteunend
zijn aan de eigen geformuleerde nationale missiedoelen, dan zal Nederland dit steunen.
Waarbij er ook gekeken zal worden naar haalbaarheid, verdienvermogen voor de agrariërs,
proportionaliteit en subsidiariteit.
Appreciatie Frans voorzitterschap
Het Franse voorzitterschap zet in op handelsbeleid, ontbossing, «carbon farming»,
en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met extra aandacht aan productiemethoden
voor dierlijke en plantaardige producten. In dat kader zet het Franse voorzitterschap
in op spiegelmaatregelen voor geïmporteerde producten.
Gezien het feit dat u aangeeft dat er veel raakvlakken zijn in het coalitieakkoord
wat betreft handel, staat Nederland positief tegenover het inzetten van spiegelmaatregelen?
Zo ja, betekent dit ook dat Nederland voorstander is van het heffen van extra tarieven
aan de grens als spiegelmaatregel voor productiestandaarden? Wat zijn naar verwachting
de gevolgen van dergelijke maatregelen voor lage- en middeninkomens landen die onder
de SAP+ vallen?
Kunt u een appreciatie geven van de position paper van het Franse voorzitterschap
over spiegelmaatregelen toepassen op gezondheids- en milieuproductie-standaarden op
geïmporteerde producten?
Kunt u uitweiden over de effectiviteit van dergelijke spiegelmaatregelen? Welke alternatieven
zijn er? Welke specifieke voorstellen heeft Nederland gedaan ter garantie van een
gelijk speelveld?
Volgens het coalitieakkoord zet Nederland in op hoge standaarden voor eerlijke productie,
mensenrechten, voedselveiligheid, duurzame groei en klimaat. Tegelijkertijd zet Nederland
in op beschermen van ondernemers tegen oneerlijke concurrentie.
Ziet Nederland in dat kader noodzaak tot extra wetgeving, naast de te verwachten IMVO-wetgeving
en de recente Ontbossingsverordening? Acht Nederland certificering systemen voldoende
om deze wetgeving effectief ten uitvoer te brengen?
Kunt u toezeggen het onderzoek van de Commissie over de effectiviteit en juridische
haalbaarheid van spiegelmaatregelen op het moment van presentatie ook rechtstreeks
te delen met de Kamer?
In februari organiseert het Franse voorzitterschap een werklunch en marge van de Landbouw-
en Visserijraad over de toekomst van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB).
Wat zijn naar verwachtingen de grootste discussiepunten tijdens deze werklunch?
Kunt u een overzicht geven van het krachtenveld in de Raad over de toekomst van het
GVB?
Hoe verhoudt het gebruik van bodemberoerende vistuigen zich tot de biodiversiteitsdoelen
voor oceanen? Kunt u uitweiden over het gebrek aan alternatief voor bodemberoerende
vistuigen voor Nederlandse vissers? Hoe verhoudt zich dit tot vissers in andere landen?
Heeft Nederland al best practices uitgewisseld met andere lidstaten hierover? Zijn
er best practies die op korte termijn geïmplementeerd kunnen worden? Hoe verwacht
u de biodiversiteits- en klimaatdoelstellingen te halen als bodemberoerende vistuigen
toegestaan blijven worden? Op welke termijn verwacht de Minister bodemberoerende vistuigen
uit te faseren?
Het kabinet geeft aan dat de strategische autonomie van de EU staat voor het vermogen
om op basis van eigen inzichten en keuzes haar publieke belangen te borgen en weerbaar
te zijn in een onderling verbonden wereld.
Kunt u concrete voorbeelden geven binnen landbouwbeleid van strategische autonomie?
Kunt u daarbij uitweiden welke beleidsvoorstellen Nederland zal doen teneinde de strategische
autonomie te vergroten?
Kunt u aangeven wat de verschillen zijn tussen de Nederlandse invulling van strategische
autonomie en de Franse invulling daarvan? Kunt u daarbij ook een overzicht geven van
de discussiepunten op specifieke beleidsvoorstellen binnen de Raad aan de hand van
deze verschillende interpretaties?
Antwoord
Deze vraag heeft geen betrekking op de agenda van de informele Landbouwraad van 6
tot 8 februari en zal op korte termijn naar uw Kamer worden verstuurd.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB heeft kennisgenomen van de agenda van de informele landbouw- en
visserijraad van 7 en 8 februari en heeft daarbij nog enkele vragen cq opmerkingen.
Ten eerste is het lid van de BBB fractie verheugd om te lezen dat de Franse Minister
Denomandie het belang van voldoende en gezond voedsel erkent, en aandacht vraagt voor
de mogelijke negatieve effecten van de farm to fork strategie op de omvang van de
voedselproductie. Kan de Minister aangeven of hij de Franse Minister hierin bijval
gegeven heeft en wat de belangenafweging is van de Minister? Zo wordt er vastgesteld
dat er evenwicht moet worden nagestreefd tussen: 1) het uitbouwen van goede handelsrelaties,
(2) het behouden van een robuuste landbouwsector in de EU die zorgt voor voedselveiligheid
en voedselzekerheid en (3) het meer milieuvriendelijk maken van voedsel- en landbouwsystemen.
Kan de Minister aangeven hoe zo’n evenwicht er volgens hem uit zou kunnen zien en
welke prioritering daarin aangebracht zou moeten worden? Is de Minister daarbij van
mening dat voedselzekerheid vooral op Europees niveau zou moeten worden nagestreefd
of ziet de Minister daarin ook het belang van voedselzekerheid op lidstaatniveau?
Graag daarop zijn visie.
Antwoord
Deze vraag heeft geen betrekking op de agenda van de informele Landbouwraad van 6
tot 8 februari en zal op korte termijn naar uw Kamer worden verstuurd.
In de informele landbouwraad zal koolstoflandbouw besproken worden. Hierin hebben
een aantal landen benadrukt dat koolstoflandbouw niet ten koste mag gaan van voedselzekerheid,
wat is de inzet van de Minister dusver geweest? Uiteraard is het lid van de BBB fractie
een voorstander van het verkennen van mogelijkheden tot nieuwe verdienmodellen in
de agrarische sector, echter heeft zij wel een vraag met betrekking tot het systeem
van «carbon credits»: hoe verhoudt het (kunnen) verkopen van carbon credits zich tot
de doelstelling die er in het nationale klimaatakkoord zijn opgelegd? Meer specifiek:
als bedrijven van buiten de landbouw hun reductie kunnen afkopen door koolstofcertificaten
uit de landbouw aan te kopen, komt de reductie ten behoeve van de klimaatdoelstelling
dan voor de aankopende sector ten goede, of is de reductie gewaarborgd voor de landbouw?
Het lid van de BBB fractie is het eens met de zorgen van bepaalde lidstaten over nationale
omstandigheden en initiatieven en eerder geleverde presentaties, maar in het bijzonder
omdat Nederland een dichtbevolkt land is waardoor de druk per hectare maar ook de
behoefte per hectare hoog ligt. Kan de Minister aangeven op welke wijze hij hiervoor
aandacht zou kunnen vragen in de raad?
Antwoord
Het kabinet deelt de zienswijze van de Europese Commissie dat koolstoflandbouw niet
zozeer een bedreiging, maar eerder een kans biedt voor voedselzekerheid door de nevenvoordelen
van koolstof-vastleggende maatregelen op de bodemkwaliteit. Een verbeterde bodemkwaliteit
zorgt op de lange termijn voor een stabielere of zelfs hogere opbrengst. Evenzo kan
de opbrengst van fruit- en notenbomen in het geval van agroforestry bijdragen aan
voedselzekerheid.
Zolang de markt voor koolstof(landbouw)certificaten een vrijwillige markt is, dient
de met behulp van certificaten gerealiseerde koolstofvastlegging meegeteld te worden
voor de realisatie van de klimaatopgave van de sector waarin de verkoper van de certificaten
actief is. Het kabinet zal aandacht vragen voor de wijze waarop de met behulp van
verkochte certificaten gerealiseerde koolstofvastlegging meegenomen dient te worden
in de nationale inventarisatie van broeikasgasemissies, die lidstaten in het kader
van de nationale rapportageverplichtingen dienen op te stellen. Het kabinet acht het
van groot belang dat er geen dubbeltelling van de met behulp van verkochte certificaten
gerealiseerde koolstofvastlegging plaats vindt.
Bij de interventie tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 17 januari jl. (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1369) heb ik reeds benoemd dat de mogelijkheden voor (grootschalige) koolstofvastlegging
in ecosystemen in Nederland beperkt is vanwege het beperkte landoppervlak en het feit
dat Nederland dichtbevolkt is.
Tegen 2030 wil de EU het totale gebruik van chemische pesticiden en de daarmee samenhangende
risico’s evenals het gebruik van gevaarlijkere pesticiden met 50% verminderen. Maar
het uitfaseren van gewasbeschermingsmiddelen waar er geen alternatieven voorhanden
zijn kan een catastrofe bewerkstelligen op het gebied van de voedselzekerheid, en
juist de import van inferieure producten bevorderen, uit landen waar deze middelen
wel zijn toegestaan. Is de Minister bereid zich hard te maken dat er geen middelen
worden uitgefaseerd zonder dat er alternatieven zijn?En gaat de Minister actief inzetten
op ondersteuning van de oproep van Minister Denormandie die aandacht vraagt voor striktere
maximum residuwaarden in geïmporteerde goederen en betere harmonisatie in de EU? Kan
de Minister zijn inzet daaromtrent met ons delen?
Antwoord
Deze vraag heeft geen betrekking op de agenda van de informele Landbouwraad van 6
tot 8 februari en zal op korte termijn naar uw Kamer worden verstuurd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
L.L. Nouse, adjunct-griffier