Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Stoffer over de ongewenste effecten van strengere regelgeving met betrekking tot het tegengaan van fraude en witwassen
Vragen van het lid Stoffer (SGP) aan de Minister van Financiën over de ongewenste effecten van strengere regelgeving met betrekking tot het tegengaan van fraude en witwassen (ingezonden 2 december 2021).
Antwoord van Minister Kaag (Financiën) (ontvangen 1 februari 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1074.
Vraag 1, 2 en 3
Op welke wijze worden de gevolgen van wetgeving op het gebied van fraude en witwassen
integraal gemonitord?
Bent u bereid onderzoek te doen naar de ongewenste negatieve effecten van de toegenomen
regelgeving op het gebied van fraude en witwassen, en daarbij opties in kaart te brengen
hoe deze effecten verminderd kunnen worden?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de toegang tot een bankrekening voor iedereen (goede
doelen, ondernemers, particulieren etc.) gewaarborgd blijft, zonder onnodige zware
toetsingscriteria?
Antwoord 1, 2 en 3
De implementatie, het beleid en de gevolgen van de Nederlandse maatregelen op het
gebied van fraude en witwassen worden op verschillende niveaus geëvalueerd en gemonitord.
Nederland wordt in internationaal verband periodiek geëvalueerd, waarvan in 2022 verschillende
resultaten worden opgeleverd. Naar verwachting zal de Europese Commissie in 2022 een
evaluatie over de implementatie van de anti-witwasrichtlijn door de lidstaten opleveren.
Daarnaast evalueert de Financial Action Taskforce de effectiviteit en wetgeving van
de systemen van de aangesloten landen periodiek. De FATF-evaluatie van Nederland vindt
op dit moment plaats. In het najaar van 2022 zal het rapport van Nederland door de
FATF naar buiten worden gebracht. Hierin worden ook aanbevelingen gedaan voor Nederland.
Daarnaast vinden evaluaties op nationaal niveau plaats. Specifiek over de effecten
van de maatregelen uit de implementatiewet van de vierde anti-witwasrichtlijn op instellingen
die onder de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft)
vallen heb ik een onafhankelijk onderzoek laten uitvoeren. De resultaten van dit onderzoek
geven samen met de evaluatie door de Europese Commissie een beeld van de effecten
van deze wetgeving. Deze evaluatie wordt in de eerste helft van 2022 met beide Kamers
gedeeld. Tot slot verricht de Algemene Rekenkamer op dit moment onderzoek naar de
opbrengsten van de meldketen. Naar verwachting presenteert de Algemene Rekenkamer
haar rapport in het voorjaar van 2022. Uiteraard zal ik ook de resultaten van deze
evaluaties met uw Kamer delen en aangeven welke lessen uit deze evaluaties kunnen
worden getrokken.
Naast deze evaluaties is het ministerie in voortdurend overleg met toezichthouders,
opsporingsinstanties en vertegenwoordigers van financiële instellingen om actuele
onderwerpen op het gebied van witwassen en betalingsverkeer te bespreken. In deze
gesprekken komt ook de constatering aan bod dat consumenten en rechtspersonen vaker
geconfronteerd worden met de gevolgen van de uitvoering van de Wwft. Door de toenemende
aandacht voor de uitvoering van de Wwft door poortwachters, in het bijzonder door
financiële instellingen, zie ik dat burgers en bedrijven vaker worden geconfronteerd
met de gevolgen van de uitvoering van de Wwft en bijvoorbeeld gevraagd worden meer
informatie en documentatie aan te leveren dan zij eerder gewend waren. Ik kan mij
voorstellen dat het ingrijpend kan zijn wanneer een bank, na een reeds lange zakelijke
relatie, om uitvoerige documentatie verzoekt. Signalen die ik ontvang over onwenselijke
gevolgen van antiwitwaswetgeving neem ik serieus. Ik zie het als mijn taak om te zorgen
voor heldere en uitvoerbare regelgeving en om eventuele knelpunten weg te nemen. Ik
ben in gesprek met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en de Nederlandsche
Bank (DNB) om te bezien waarom er knelpunten voor burgers ontstaan in de toepassing
van de Wwft en welke groepen in de samenleving hiervan negatieve effecten ondervinden.
Vooralsnog blijkt dat knelpunten van geval tot geval, afhankelijk van factoren zoals
de sector en rechtsvorm, dermate verschillen dat maatwerk vereist is. Ik bespreek
casus-specifieke knelpunten met de banken en de betreffende sector of klantgroep.
Daarnaast werkt de NVB op dit moment aan een inventarisatie van de tot op heden bekende
knelpunten die hopelijk meer inzicht biedt in deze problematiek en handvatten biedt
voor oplossingen. Mochten deze knelpunten persisteren op de langere termijn dan is
het op dat moment wellicht opportuun een breder onderzoek in te stellen.
Tot slot neem ik waar dat er op Europees en mondiaal niveau in toenemende mate aandacht
is voor de ongewenste effecten van regelgeving op het gebied van witwassen, aangezien
dit onderwerp niet alleen aan Nederland is voorbehouden. In het huidige voorstel van
de Europese Commissie voor een anti-witwasverordening wordt een documentatieplicht
geïntroduceerd die banken verplicht bij te houden indien zij een klant accepteren
of weigeren. Ik zet mij tijdens de onderhandelingen van de verordening in voor het
wegnemen van onevenredige lasten en het verminderen van negatieve effecten van de
anti-witwasverplichtingen.
Vraag 4
Bent u bekend met het artikel «Strenge bank zit goede doelen dwars»?1
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5 en 8
Herkent u de toenemende onmogelijkheid voor goede doelen en kerken om een bankrekening
te openen, en wat zijn hiervan de oorzaken?
In hoeverre werkt het financieringsbeleid van banken, waarbij (nieuwe) klanten ingedeeld
worden in risicoschalen, ongewenste effecten in de hand, zoals de onmogelijkheid voor
goede doelen en kerken om een bankrekening te openen?
Antwoord 5 en 8
Vooralsnog heb ik geen signalen dat het voor goede doelen of kerken op dit moment
onmogelijk is om een bankrekening te openen. Ik herken wel dat dit bewerkelijker is
dan voorheen en dat het bij sommige banken op dit moment niet mogelijk is voor specifieke
rechtsvormen om direct een rekening te openen. Zoals ik in het antwoord op vragen
1, 2 en 3 aangaf verplicht de Wwft adequaat onderzoek te doen naar cliënten en de
toenemende aandacht hiervoor betekent dat burgers en bedrijven geconfronteerd worden
met meer informatieverzoeken dan voorheen. Ik zie in het bijzonder dat onder andere
goede doelen en kerken vaker geconfronteerd worden met de gevolgen van de Wwft en
bijvoorbeeld gevraagd worden meer informatie en documentatie aan te leveren dan eerder
het geval was. Een mogelijke achterliggende oorzaak hiervan is dat uit de laatste
Nationale Risico Analyse witwassen bleek dat stichtingen, vanwege hun ondoorzichtige
eigendomsstructuur, een verhoogd risico vormen op witwassen of het financieren van
terrorisme. Dit kan betekenen dat goede doelen onderworpen worden aan grondige procedures
om ervoor te zorgen dat goede doelen niet worden misbruikt om crimineel geld het financiële
systeem in brengen. Banken zijn daarbij genoodzaakt aanvullende informatie op te vragen
bij deze rechtsvormen, hetgeen een arbeidsintensief en langdurig proces kan zijn,
zoals sommige banken in het artikel uit vraag 4 opmerken.
Voorts heeft DNB in 2021 aangegeven dat er nog onvoldoende naleving is in een deel
van de bancaire sector en dat de problemen omvangrijk en persistent zijn. Banken hebben
de zelfstandige verantwoordelijkheid om deze achterstanden in te lopen en ik verwacht
dat deze op termijn zullen zijn weggewerkt. DNB noemt dat bij 28 banken (ongeveer
een derde van alle banken die onder Wwft-toezicht van DNB vallen) herstel- en verbetertrajecten
lopen.2 Dit is, samen met de teruglopende risicobereidheid van banken voor Wwft-gerelateerde
risico’s maar ook andere integriteitsrisico’s, een mogelijke verklaring voor het feit
dat sommige rechtsvormen niet direct een rekening kunnen openen bij bepaalde banken.
De omvang van een klant is niet van doorslaggevende betekenis voor de mate van risico.
Kleine organisaties komen dan ook niet per se in aanmerking voor een lichtere beoordeling.
Ik zal in overleg treden met de NVB en DNB – en ook de branchevertegenwoordiging –
om te bezien of er mogelijkheden zijn om voor kleinschalige lokale liefdadigheidsorganisaties
de Wwft-procedures beter toegankelijk te maken door betere informatieverstrekking
naar deze organisaties en duidelijker onderscheid aan te brengen tussen rechtsvormen
met een hoger en lager risico.
Vraag 6 en 7
Wat is de gemiddelde wachttijd voor het openen van een zakelijke bankrekening voor
stichtingen en verenigingen?
Bij welke banken is het voor een stichting op dit moment niet mogelijk om een bankrekening
te openen?
Antwoord 6 en 7
Het is niet mogelijk om aan te geven wat de gemiddelde wachttijd is voor het openen
van een zakelijke bankrekening voor stichtingen en verenigingen. De wachttijd of de
doorlooptijd bij opening van een zakelijke bankrekening hangt namelijk af van diverse
factoren. Aan de kant van de klant kan gedacht worden aan factoren zoals de responstijd
van de klant, de complexiteit van de klant/situatie, en de kwaliteit van de informatie
die wordt geleverd, maar ook de sector waarin de klant actief is en de eventuele betrokkenheid
van het buitenland/hoogrisicogebieden. Aan de kant van de bank kan een factor zijn
de tijd die nodig is om een inschatting te maken van het risico van de klant en eventueel
daaraan gepaarde maatregelen om een risico te beperken. De NVB geeft aan dat als er
sprake is van een heldere structuur, geen buitenlandse elementen en een laag risico
de rekening over het algemeen snel zou kunnen worden geopend.
Ik heb geen signalen dat het geheel onmogelijk is voor stichtingen of verenigingen
om een bankrekening te openen. Wel begrijp ik – zoals het artikel vermeldt – dat sommige
banken beperkt deze rechtsvormen accepteren of een wachtlijst hanteren. Het beleid
met betrekking tot acceptatie van rechtspersonen, waaronder ook stichtingen en verenigingen,
wordt door iedere bank individueel bepaald. Dit gebeurt onder andere op basis van
risicoafwegingen en afwegingen op basis van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen. Aanvragen van (rechts)personen worden in de regel individueel beoordeeld.
Van de NVB begrijp ik dat een bank bij voorbaat hierover communiceert, bijvoorbeeld
op diens website, of daarover in gesprek gaat met de aanvragende partij.
Vraag 9
Bent u van mening dat het wettelijk verplicht moet zijn dat verenigingen en stichtingen,
waaronder veel goede doelen en kerken, de mogelijkheid hebben een bankrekening te
openen bij elke bank (tenzij er evident sprake is van terrorismefinanciering, fraude
en dergelijke)?
Antwoord 9
In principe zijn banken vrij om zelf hun ondernemingsstrategie te vast te stellen
en mogen zij zelf bepalen aan wie zij hun producten aanbieden. Op dit moment bestaat
alleen voor particulieren het recht op een basisbetaalrekening omdat het beschikken
over een betaalrekening essentieel is om te kunnen deelnemen aan het maatschappelijk
verkeer. Bovendien mag een basisbetaalrekening geweigerd worden indien er sprake is
van aantoonbare risico’s op witwassen of terrorismefinanciering. Daarbij zij opgemerkt
dat rechtsvormen zoals verenigingen en stichtingen divers van aard zijn en uiteenlopende
activiteiten kunnen ontplooien anders dan liefdadigheidswerk. Zoals in antwoord op
vragen 5 en 8 is aangegeven zijn er bovendien bepaalde hoge risico’s geïdentificeerd
die samenhangen met deze rechtsvormen, dan wel de activiteiten die zij ontplooien.
Een generieke verplichting tot het aanbieden van een basisbetaalrekening sluit mijns
inziens daarom niet aan op de specifieke problematiek van de genoemde rechtsvormen.
Wel zal Nederland zich in internationaal en EU-verband inzetten om de verhouding tussen
de toegang tot het betalingsverkeer en anti-witwasregelgeving te verduidelijken. Dit
zal ik onder andere doen bij de evaluatie van de richtlijn betaalrekeningen.
Vraag 10 en 11
Klopt het dat de implementatiewet van de vierde EU-antiwitwasrichtlijn (Wet ter voorkoming
van witwassen en financieren van terrorisme – Wwft) op dit moment geëvalueerd wordt?
Worden daarin ook de ongewenste gevolgen van de aanscherpte regels rond politiek prominente
personen (PEP’s) en hun omgeving meegenomen?
Antwoord 10 en 11
Ja. In die evaluatie is er specifiek aandacht voor de gevolgen van de aanscherpte
regels voor een Wwft-instelling om een zakelijke relatie aan te gaan met PEP’s en
de persoonlijke ervaringen van PEP’s. Zoals in antwoord op vragen 1,2 en 3 is aangegeven
zal deze evaluatie in de eerste helft van 2022 aan beide Kamers worden aangeboden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.