Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Hagen en Boulakjar over de berichten '3000 lege vliegtuigen in België de lucht in om landingsrechten te behouden' en 'Knotsgekke drempels in Europese lidstaten bemoeilijken treinreis
Vragen van de leden Hagen en Boulakjar (beiden D66) aan de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de berichten «3.000 lege vliegtuigen in België de lucht in om landingsrechten te behouden» en «Knotsgekke drempels in Europese lidstaten bemoeilijken treinreis» (ingezonden 7 januari 2022).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) en Staatssecretaris Heijnen
(Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 31 januari 2022).
Vraag 1 en 2
Kunt u uitgesplitst per luchtvaartmaatschappij aangeven hoeveel lege vliegtuigbewegingen
zijn uitgevoerd vanaf en naar Nederlandse luchthavens van nationaal belang door vliegtuigmaatschappijen
om zo hun (historische) slotrechten te behouden? Zo nee, bent u bereid dit nader te
onderzoeken?1, 2
Hebt u signalen ontvangen dat komende periode lege vliegtuigbewegingen zullen worden
uitgevoerd als gevolg van de huidige pandemische situatie en/of daaruit volgende reisbeperkingen?
Zo ja, kunt u dit eveneens uitsplitsen per luchtvaartmaatschappij en luchthaven?
Antwoord 1 en 2
Het ministerie heeft geen signalen van Nederlandse luchtvaartmaatschappijen ontvangen
dat er vanwege de pandemie met lege vliegtuigen gevlogen moet worden. De Nederlandse
slotcoördinator heeft aangegeven dat op de drie gecoördineerde luchthavens in Nederland
(Schiphol, Eindhoven en Rotterdam) leeg vliegen niet nodig is omdat het noodzakelijke
percentage dat gevlogen moet worden eind deze maand al wordt behaald. Dat percentage
is vastgesteld op 50% voor het lopende winterseizoen.
Dit verlaagde percentage mag niet losgezien worden van de extra mogelijkheid die de
EU Slotverordening biedt om slots terug te geven aan de slotcoördinator als deze vanwege
de pandemie niet gevlogen kunnen worden. Deze zogenaamde «Justified-Non-Use-of-Slots»
(JNUS) zorgt er in combinatie met het verlaagde percentage voor dat er niet leeg gevlogen
hoeft te worden om aanspraak te kunnen blijven maken op historische rechten. Die regels
gelden ook voor het komende zomerseizoen 20223.
De Nederlandse slotcoördinator heeft laten weten dat in het lopende winterseizoen4 het percentage «gevlogen slots» op Schiphol eind januari al rond de 62% uitkomt.
Dat percentage bevat ook de «Justified-Non-Use-of-Slots» (JNUS). Lege vluchten zijn
dus niet aan de orde voor de rest van het nog lopende winterseizoen om aanspraak te
blijven maken op historische rechten. De slotcoördinator verwacht vergelijkbare percentages
op de andere twee gecoördineerde luchthavens.
Het ministerie heeft geen inzage in de bezettingsgraden per luchtvaartmaatschappij
en of per vliegtuigbeweging. Op basis van openbare data5 is wel te zien dat de bezettingsgraden zijn toegenomen maar nog niet op het niveau
van voor de pandemie zitten. Zo is het aantal passagiers op Schiphol in 2021 met circa
22% toegenomen ten opzichte van 2020. Het aantal vliegtuigbewegingen op Schiphol is
in 2021 met 17% toegenomen ten opzichte van 2020. Als de jaarcijfers van 2021 worden
vergeleken met die van voor de pandemie (2019) dan is te zien dat het aantal vliegtuigbewegingen
gemiddeld 46% onder het niveau van voor de pandemie ligt. Het aantal passagiers ligt
gemiddeld 64% onder het niveau van voor de pandemie.
Vraag 3
Hoeveel van deze vluchten zijn te vervangen door treinreizen en welke investeringen
in de infrastructuur zijn nodig om de trein hier een goed alternatief te laten zijn
voor het vliegtuig?
Antwoord 3
In het coalitieakkoord is opgenomen dat wordt ingezet op betere internationale (nacht)treinverbindingen,
vluchten op korte afstand worden ontmoedigd en dat in Europa vervoer per trein zo
snel mogelijk, zowel qua tijd als qua kosten, een goed alternatief wordt voor vliegen.
De komende periode zal dit nader worden uitgewerkt. Het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat werkt in den brede aan het stimuleren van internationaal personenvervoer
per trein, hiervoor verwijzen wij graag naar de laatste brief6 hierover. In aanvulling daarop verwijzen wij ook naar de «Actieagenda Trein en Luchtvaart»
die als doelstelling heeft om de internationale trein als alternatief voor en als
aanvulling op het vliegtuig te bevorderen op zes bestemmingen; Brussel, Parijs, Londen,
Düsseldorf, Frankfurt en Berlijn. Wij zullen uw Kamer in de eerste helft van 2022
informeren over de stand van zaken rond deze Actieagenda.
Vraag 4 tot en met 7
Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot de zogenaamde
slot-waiver?
Verwacht u dat dit voldoende blijkt om te voorkomen dat vliegtuigmaatschappijen lege
vliegtuigbewegingen uitvoeren van en naar Nederlandse luchthavens, gezien de huidige
pandemische situatie?
Hoe ziet u dat in het licht van het de aangekondigde verhoging van het gebruikspercentage
van de slot-waiver naar 64% per maart 2022?
Bent u bereid hierover nader in gesprek te treden met de Europese Commissie om deze
praktijk te voorkomen? En welke kansen liggen hier om, zoals de topman van Sunweb
stelt, niet zo snel als kan weer gierend van start te gaan met vliegen, maar juist
te zorgen voor alternatieven?
Antwoord 4 tot en met 7
De Europese Commissie heeft half december 2021 schriftelijk kenbaar gemaakt voornemens
te zijn om de huidige versoepelde regelgeving rond slots, de zogenaamde «slot relief
rules», voort te zetten voor het komende zomerseizoen. Die versoepelde regelgeving
maakt onderdeel uit van de EU Slotverordening7 en kan door middel van een zogenaamde «gedelegeerde handeling» door de Commissie
periodiek worden verlengd. Deze bevoegdheid van de Europese Commissie is vastgelegd
in de EU Slotverordening en verloopt eind februari dit jaar.
Op basis van data en gesprekken met stakeholders heeft de Europese Commissie het «use-it-or-lose-it»-percentage
voor het komende zomerseizoen vastgesteld op 64%. Zoals hierboven aangegeven geldt
voor het komende zomerseizoen ook de extra JNUS-bepaling. Bijvoorbeeld wanneer als
gevolg van nationale maatregelen om de verspreiding van COVID-19 aan te pakken het
reizen per vliegtuig ernstig wordt belemmerd, wordt met de extra JNUS-bepaling voorkomen
dat luchtvaartmaatschappijen zonder passagiers vluchten moeten blijven uitvoeren voor
het behoud van historische rechten. Met deze combinatie van maatregelen zijn er voldoende
waarborgen waardoor luchtvaartmaatschappijen niet genoodzaakt worden leeg te vliegen.
Ik heb de Europese Commissie verzocht om spoedig meer duidelijkheid te geven over
de mogelijkheden na het komende zomerseizoen en ervoor te zorgen dat de huidige COVID-19
bepalingen in de EU Slotverordening of vergelijkbare maatregelen in stand blijven
om te voorkomen dat er leeg gevlogen moet worden vanwege de pandemie. Ik ben ook bereid
om hierover het gesprek met de Europese Commissie te voeren, mocht dat nodig zijn.
Een ander punt waaraan door de Europese slotcoördinatoren wordt gewerkt, is de verdere
uniformering van de interpretatie van de JNUS-bepaling. Vanwege de grote diversiteit
aan COVID-19 maatregelen die lidstaten opleggen en de snelheid waarmee deze maatregelen
veranderen is het voor de Europese slotcoördinatoren wel een lastige opgave. De Nederlandse
slotcoördinator heeft mij laten weten zich hier in Europees verband voor te blijven
inzetten.
Vraag 8
Bent u het eens met de stelling dat het noodzakelijk is de «knotsgekke drempels» zoals
genoemd in het Telegraaf artikel zo snel mogelijk weg te nemen voor internationale
spoorvervoerders om de trein het echte alternatief te laten zijn voor het vliegtuig?
Zo ja, welke stappen gaat u zetten samen met Europese collega’s?
Antwoord 8
Verschillende van deze drempels, zoals rondom internationale capaciteitsverdeling
en ticketing, hebben reeds de aandacht op Europees niveau, zoals ook terug te lezen
is in de recente plannen vanuit de Europese Commissie voor het stimuleren van internationaal
en lange afstandsvervoer voor treinreizigers8 en het eerste voortgangsverslag van het Platform International Rail Passenger Transport
(IRP)9. De marktverkenning naar internationale verbindingen in open toegang10 heeft ook inzicht gegeven in de verschillende toetredingsdrempels voor aanbieders
van internationale treindiensten. Zoals aangegeven in de bijbehorende aanbiedingsbrief
wordt in de komende maanden verdere stappen gezet op basis van de uitkomsten van de
marktverkenning om zo medio 2022 tot een besluit te komen over de toekomstige marktordening
op de internationale verbindingen.
Vraag 9
Wanneer kunnen de eerste resultaten worden verwacht van het Europese Platform International
Rail Passenger Transport waarbij ook aandacht wordt besteed aan het verbeteren van
het ticketsysteem voor internationale treinreizen?
Antwoord 9
Het eerste voortgangsverslag van het IRP is op 3 juni jl. inclusief werkplan aan de
Transportraad aangeboden door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
en de Oostenrijkse Minister van transport11. De acties voor de verschillende thema’s worden op dit moment nader uitgewerkt in
verschillende werkgroepen, waarbij het kernteam van lidstaten is uitgebreid en de
samenwerking met de Europese Commissie en de spoorsector wordt versterkt. Eén van
de werkgroepen richt zich in het bijzonder op ticketing. Inzet van het IRP is om in
2022 en 2023 een nieuw voortgangsverslag te presenteren aan de transportministers
van de verschillende lidstaten.
Vraag 10
Welke voorstellen heeft u in gedachten om in te dienen als pilotproject voor nieuwe
internationale treindiensten als onderdeel van het Green Mobility pakket waarbij het
bevorderen van lange afstands- en grensoverschrijdend personenvervoer per spoor het
doel is?
Antwoord 10
Bij de pilots wil ik aansluiten bij de lijst van internationale treindiensten zoals
vastgelegd in het Memorandum of Understanding Trans Europa Express12. Hierin staan opgenomen lange afstandscorridors naar Parijs / Barcelona, naar Keulen
/ Zurich / Rome en ook naar Frankfurt / Wenen. Ik ben momenteel, samen met deze betreffende
lidstaten, aan het verkennen voor welke van deze verbindingen zinvolle pilots kunnen
worden opgezet.
Hierbij zijn marktpotentie en voldoende infrastructurele capaciteit van belang.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.