Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Lee over de uitspraak van de Hoge Raad dat de vermogenstaks 2017 en 2018 in strijd zijn met het eigendomsrecht
Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Financiën over de uitspraak van de Hoge Raad dat de vermogenstaks 2017 en 2018 in strijd zijn met het eigendomsrecht (ingezonden 27 december 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 28 januari 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022,
nr. 1419.
Vraag 1
Kent u het bericht over de de uitspraak van de Hoge Raad dat de vermogensbelasting
2017 en 2018, vanwege de heffing op een fictief rendement, in strijd wordt geacht
met het eigendomsrecht?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u deze verregaande en principiële uitspraak, welke consequenties zitten
er volgens u aan vast en had het eerder overstappen naar heffen op basis van gerealiseerd
rendement niet voor de hand gelegen?
Antwoord 2
Het arrest van de Hoge Raad heeft grote impact voor zowel burgers als de Belastingdienst
en hoe om te gaan met de gevolgen van het arrest zijn voor mij van de grootste prioriteit.
Er wordt hard gewerkt aan een werkbare oplossing voor de uitvoering van het arrest.
Momenteel zijn nog niet alle gevolgen van het arrest helder. Daarnaast is de beoordeling
welke oplossingsrichtingen maakbaar en haalbaar zijn voor de uitvoering, wat oplossingsrichtingen
vragen van burgers en of dit voor hen haalbaar is nog niet afgerond.
De overgang naar een stelsel op basis van werkelijk rendement is een complexe wijziging.
In het verleden zijn op dit vlak diverse stappen gezet om deze overgang voor te bereiden.
Vorig jaar heeft het kabinet PwC gevraagd onderzoek te doen naar de praktische mogelijkheden
om over de (digitale) informatie te beschikken die noodzakelijk is voor een moderne
en uitvoerbare heffing over het werkelijk behaalde rendement. De resultaten uit dit
onderzoek dragen bij aan het werk dat wordt verricht om een voorstel voor een heffing
naar werkelijk rendement uit te werken.
Vraag 3
Betekent dit dat in beginsel alle vermogensbelastingplichtigen een deel van de betaalde
vermogensbelasting (over de jaren waarin er een heffing plaats vond over een fictief
rendement) kunnen terugvragen, of geldt dat voor een specifiek deel van de belastingplichtigen?
Antwoord 3
De reikwijdte van de groep belastingplichtigen die in aanmerking komen voor herstel
is op dit moment nog niet bepaald. Zodra de uitwerking helder is, zal ik de Kamer
hierover informeren. Volledigheidshalve wil ik er wel op attent maken dat box 3 geen
vermogensbelasting, maar een vermogensrendementsheffing is.
Vraag 4
Kunt u een inschatting maken van de financiële omvang van mogelijk door de fiscus
terug te betalen vermogensbelasting?
Antwoord 4
Het bieden van rechtsherstel heeft grote budgettaire consequenties. De omvang van
de budgettaire gevolgen is onder andere afhankelijk van de interpretatie van het arrest
en de omvang van de groep burgers die in aanmerking komt voor rechtsherstel. De budgettaire
gevolgen van de verschillende opties worden momenteel in kaart gebracht.
Vraag 5
Welke maatregelen overweegt u nu te nemen om te voorkomen dat dit een al te grote
kostenpost wordt danwel een arbeidsintensief en tijdrovend terugavetraject?
Antwoord 5
Het herstel van aanslagen is een grote uitdaging voor de Belastingdienst. Voor een
uitvoerbare wijze van herstel dient een oplossing te worden gekozen die voor de verschillende
belastingjaren zo eenvormig mogelijk is en zoveel mogelijk geautomatiseerd en massaal
kan worden uitgevoerd. Verschillende opties voor de vormgeving van de hersteloperatie
worden momenteel in kaart gebracht. Ik zal uw Kamer op 4 februari nader informeren
over de contouren van de hersteloperatie.
Vraag 6
Bent u bereid, sneller dan gepland, over te stappen op het heffen van vermogensbelasting
op basis van reëel rendement in plaats van een fictief rendement?
Antwoord 6
De wetgeving is momenteel niet in lijn met het arrest van de Hoge Raad. Het is onwenselijk
om deze situatie voort te laten bestaan tot de invoering van de vermogensrendementsheffing
over het werkelijke rendement met de beoogde inwerkingtredingsdatum 2025. Onderzocht
wordt wat de mogelijkheden zijn om de wetgeving eerder aan te passen.
Vraag 7
Welke obstakels staan een snellere invoering van deze ook in het coalitieakkoord opgenomen
aanpassing, eventueel in de weg, en wat is er per obstakel nodig om dit weg te nemen
en/of te verkleinen?
Antwoord 7
De mogelijkheden om de wetgeving op een verantwoorde wijze eerder aan te passen dan
per 2025 zijn onder andere afhankelijk van de technische maakbaarheid van de systemen
van de Belastingdienst, de uitvoerbaarheid waaronder de ruimte in het IV-portofolio,
de aanlevering van gegevens door ketenpartners, het doenvermogen van burgers en de
beschikbare tijd voor een zorgvuldig wetgevingsproces. Momenteel worden diverse opties
onderzocht om de wetgeving aan te passen.
Vraag 8
Bent u bereid iedere vraag afzonderlijk te beantwoorden?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.