Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over Nederlandse investeringen in Qatar
Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over Nederlandse investeringen in Qatar (ingezonden 14 december 2021).
Antwoord van Minister Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking),
mede namens de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Financiën en voor Armoedebeleid,
Participatie en Pensioenen (ontvangen 27 januari 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2021–2022, nr. 1281.
Vraag 1
Wat is uw oordeel over het Volkskrant-artikel waaruit blijkt dat ING, hoofdsponsor
van de KNVB, via Qatar National Bank (QNB) betrokken is bij mensenrechtenschendingen
rondom de bouw van infrastructuur in Qatar?1
Antwoord 1
Het kabinet verwacht van bedrijven, waaronder banken, dat zij gepaste zorgvuldigheid
toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen).
Dit betekent dat zij de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart moeten
brengen en deze risico’s moeten voorkomen en aanpakken. Het toepassen van gepaste
zorgvuldigheid geldt voor alle financiële diensten en producten, waaronder projectfinanciering,
zakelijke leningen en obligaties. In lijn hiermee verwacht het kabinet van ING dat
de bank gepaste zorgvuldigheid toepast bij financiële dienstverlening aan bedrijven
en banken in Qatar. Als er bij zakenrelaties sprake is van een risico op mensenrechtenschendingen,
dan behoort ING invloed aan te wenden om dit risico te voorkomen en aan te pakken.
Indien het niet mogelijk is om met alle geïdentificeerde risico’s aan de slag te gaan,
dan mag de bank de risico’s prioriteren op ernst en waarschijnlijkheid om te bepalen
met welke risico’s de bank als eerste aan de slag gaat. Bij deze prioritering behoort
de bank te overleggen met zakelijke relaties, andere relevante ondernemingen en (mogelijk)
betrokken stakeholders en rechthebbenden. Ook behoort een bedrijf transparant te zijn
over dit proces. De beëindiging van zakenrelaties is een laatste redmiddel, na vergeefse
pogingen tot beperking van het risico of wanneer de bank beperking van het risico
niet haalbaar acht of vanwege de ernst van het negatieve gevolg. Hoe invulling wordt
gegeven aan de naleving de OESO-richtlijnen en in welke bedrijven wel of niet wordt
geïnvesteerd is de verantwoordelijkheid en keuze van de individuele bedrijven. Dit
geldt ook voor de beslissing om het gesprek aan te gaan met een bedrijf waarin zij
investeren over het voorkomen en aanpakken van risico’s of om juist over te gaan tot
uitsluiting.
Vraag 2
Hoe is het mogelijk dat een grote Nederlandse bank als ING via een Qatarese bank betrokken
raakt bij mensenrechtenschendingen, terwijl u op 21 mei nog in antwoord op Kamervragen
schreef: «het kabinet hecht er groot belang aan dat alle Nederlandse bedrijven de
OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de UN Guiding Principles on
Business and Human Rights naleven»2?
Antwoord 2
Het is de verantwoordelijkheid van bedrijven zelf om gepaste zorgvuldigheid in lijn
met de OESO-richtlijnen toe te passen. In de beleidsnota Internationaal Maatschappelijk
Verantwoord Ondernemen (IMVO) van oktober 2020 (Kamerstuk 26 485, nr. 337) heeft het kabinet aangegeven dat IMVO-wetgeving nodig is om IMVO te bevorderen.
In het coalitieakkoord heeft het kabinet aangegeven op EU-niveau IMVO-wetgeving te
bevorderen en nationale IMVO-wetgeving in te voeren. Naast wetgeving zet het kabinet
in op het verlenen van informatie aan bedrijven, het verstrekken van financiële ondersteuning,
het stellen van IMVO-voorwaarden bij overheidsinkoop en bij het handelsinstrumentarium
en het stimuleren van sectorale samenwerking. Op deze manier verwacht het kabinet
dat de toepassing van gepaste zorgvuldigheid door ondernemingen wordt verhoogd en
zich minder schendingen op het gebied van mens en milieu zullen voordoen in de ketens
van Nederlandse bedrijven.
Vraag 3
Bent u bereid er bij ING op aan te dringen om inzicht te geven in de wijze waarop
haar besluit om in 2021 nog leningen te verstrekken aan de QNB tot stand is gekomen,
terwijl ING volgens die richtlijnen haar hele keten hoort door te lichten?
Antwoord 3
Nee. Onder de OESO-richtlijnen behoren bedrijven, waaronder banken, transparant te
zijn over het gepaste zorgvuldigheidsproces. De OESO-richtlijnen schrijven niet voor
dat bedrijven transparant moeten zijn over de afwegingen met betrekking tot het verlenen
van financiële diensten aan afzonderlijke zakelijke relaties.
In een reactie aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft ING aangegeven dat
het beleid van de bank is om geen commentaar te geven op individuele klanten. ING
merkt op dat in openbare informatie te vinden is dat ongeveer tachtig procent van
de balans van QNB wordt gefinancierd met deposito’s van klanten. Voor het resterende
deel gebruikt de bank andere financieringsbronnen, waaronder bankfinanciering, leningen
en bedrijfsobligaties. QNB heeft op haar website gegevens gepubliceerd over verschillende
financieringsoperaties in de afgelopen jaren, waaronder de namen van meer dan veertig
banken die aan deze transacties hebben deelgenomen. Hier wordt ook ING genoemd. ING
geeft verder aan dat wanneer ING door eigen onderzoek of onderzoek van derden verneemt
dat klanten in verband kunnen worden gebracht met mensenrechtenschendingen, de bank
conform de OESO-richtlijnen in contact treedt met de klant. Deze klant is geen uitzondering
op die regel.
Zie verder het antwoord op vraag 1.
Vraag 4
Bent u bereid de status van de ING als huisbankier van de overheid te herzien, indien
deze bank in gebreke blijft?
Antwoord 4
De Nederlandse overheid eist dat instellingen die inschrijven op het betalingsverkeer
van de overheid een verklaring over mensenrechten ondertekenen. De verklaring behelst
kortweg dat de inschrijver zich committeert aan naleving van de OESO-richtlijnen en
de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Deze verklaring is meest recentelijk in 2020 ook door ING ondertekend bij de inschrijving
op de aanbesteding betaling giraal betalingsverkeer. Uit onder meer de «Human Rights Update 2020» van ING blijkt op welke wijze ING hier gevolg aan geeft.
In de overeenkomst over het girale betalingsverkeer van het Rijk is opgenomen dat
een veroordeling van de dienstverlener van het Rijk voor gedragingen zoals genoemd
in artikel 2.86 van de Aanbestedingswet, waaronder «kinderarbeid en andere vormen
van mensenhandel in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel
en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ
(PbEU 2011, L 101)», een opzeggingsgrond kan zijn. Hiervan is geen sprake.
Vraag 5
Op welke wijze heeft u Nederlandse bedrijven die willen ondernemen in Qatar, gewezen
op de risico’s om betrokken te raken bij mensenrechtenschendingen?
Antwoord 5
Het bevorderen van IMVO vormt een integraal onderdeel van de dienstverlening van de
Nederlandse overheid aan bedrijven die actief zijn of willen worden in het buitenland,
dus ook in Qatar.
Nederlandse bedrijven die gebruik maken van het handelsinstrumentarium van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken moeten de OESO-richtlijnen onderschrijven en kunnen hierbij
op diverse manieren ondersteuning krijgen vanuit de overheid. De Rijksdienst Voor
Ondernemend Nederland (RVO) informeert Nederlandse ondernemers ook over de risico’s
op het gebied van IMVO, onder andere op de website. Daarbij wordt in het geval van
Qatar ook aandacht gevraagd voor de positie van arbeidsmigranten in het land en erop
gewezen dat Qatar de afgelopen periode hervormingen heeft doorgevoerd om de situatie
van arbeidsmigranten te verbeteren en dat implementatie van deze hervormingen een
punt van zorg blijft. De RVO roept ondernemers op hier scherp op te letten bij de
selectie van lokale partners en onderaannemers.
Ook de Nederlandse ambassade in Doha wijst Nederlandse bedrijven op hun verantwoordelijkheden
omtrent IMVO en gaat, mede afhankelijk van de vraag en de omvang van de inzet van
de bedrijven in kwestie, met hen in gesprek over de beschikbare informatie over IMVO
en relevante ondersteuning van de overheid op dit onderwerp. IMVO wordt besproken
tijdens bedrijfsbezoeken of reguliere ronde tafels met Nederlandse bedrijven. Hierbij
worden ook internationale organisaties betrokken, zoals de Internationale Arbeidsorganisatie.
Uiteindelijk dragen bedrijven zelf de verantwoordelijkheid om te ondernemen volgens
de OESO-richtlijnen.
Vraag 6 en 7
Waarom heeft Nederland «vanaf het begin sterk ingezet op handelscontacten met Qatar»?
Herkent u uw beleid in het citaat van een medewerker van het DG Buitenlandse Economische
Betrekkingen? Hoe verhoudt dit citaat en de promotie van het bedrijfsleven zich tot
de mensenrechten als hoeksteen van het buitenlandbeleid?
Hoe kwalijk moet de mensenrechtensituatie zijn voordat u stopt met de promotie van
ondernemen in Qatar? Welke criteria hanteert het kabinet hierbij?
Antwoord 6 en 7
De Golfregio, inclusief Qatar, is voor Nederland een politiek strategische regio en
prioritaire markt voor handel en investeringen. De regio kent maatschappelijke uitdagingen
op terreinen waar Nederlandse bedrijven veel expertise hebben. Denk aan watertekorten,
transitie naar hernieuwbare energie en afhankelijkheid van voedselimport. In Qatar
gaat het ook om gezondheidszorg en sport, omdat Qatar zich de komende jaren verder
wil manifesteren als hub voor mondiale sportevenementen.
De bilaterale relatie van Nederland met Qatar is gericht op politieke en economische
samenwerking en dialoog, waarin ook ruimte is om gevoelige onderwerpen aan te kaarten.
In lijn daarmee brengt Nederland stelselmatig de zorgen over de positie van arbeidsmigranten
in Qatar over aan de Qatarese autoriteiten. De Nederlandse ambassade in Doha zet zich
daarnaast actief in om verbetering in de praktijk te bewerkstelligen, bijvoorbeeld
op het gebied van arbeidsinspectie en medezeggenschapsraden.
Internationale (mensenrechten)organisaties geven aan dat het van belang is de combinatie
van samenwerking en kritische dialoog voort te zetten, teneinde duurzame veranderingen
in de situatie van arbeidsmigranten in Qatar te realiseren.
Vraag 8
Wat doet u om Nederlandse bedrijven aan te spreken op hun betrokkenheid bij grove
schendingen van de rechten van arbeidsmigranten, zoals gedwongen arbeid en dood door
abominabele arbeidsomstandigheden?
Antwoord 8
Als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat Nederlandse bedrijven betrokken zijn
bij mensen- en arbeidsrechtenschendingen, dan gaat het kabinet hierover in gesprek
met de desbetreffende bedrijven om hen te wijzen op hun verantwoordelijkheden onder
de OESO-richtlijnen.
Vraag 9
Hoe gaat u bedrijven in positieve zin beïnvloeden, in lijn met de geplande wetgeving
op IMVO-gebied, die u toezegde te gaan voorbereiden?
Antwoord 9
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 heeft het kabinet in het coalitieakkoord
aangegeven op EU-niveau IMVO-wetgeving te bevorderen en nationale IMVO-wetgeving in
te voeren. IMVO-wetgeving houdt in dat een afgebakende groep bedrijven verplicht wordt
gepaste zorgvuldigheid in lijn met de OESO-richtlijnen toe te passen. Op 5 november
2021 werden de bouwstenen voor IMVO-wetgeving met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 26 485, nr. 377). De bouwstenen geven inzicht in de manier waarop wetgeving het gedrag van bedrijven
beoogt te beïnvloeden.
Het kabinet zal een IMVO-steunpunt oprichten, dat goed toegankelijk moet zijn voor
zowel bedrijven die (op termijn) onder de wetgeving vallen, als voor bedrijven die
niet onder de reikwijdte van de wetgeving vallen, maar waarvan wel wordt verwacht
dat zij invulling geven aan de OESO-richtlijnen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Het steunpunt moet bedrijven handvatten bieden en versnippering van dienstverlening
voorkomen.
Vraag 10
Wat is uw oordeel over het artikel over Nederlandse pensioenfondsen die in Qatar beleggen?
Hoe gaat u deze activiteiten meer in lijn brengen met IMVO richtlijnen?3
Antwoord 10
Het beleggingsbeleid van pensioenfondsen is, met inachtneming van de toepassing van
de OESO-richtlijnen, een verantwoordelijkheid van pensioenfondsbesturen. Het kabinet
vindt het belangrijk dat het beleggingsbeleid van pensioenfondsen en de toepassing
hiervan verantwoord is en vindt daarbij de fondsen zelf aan zijn zijde. Daarom heeft
de overheid samen met pensioenfondsen, vakbonden en maatschappelijke organisaties
het Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Beleggen (IMVB)-convenant Pensioenfondsen
gesloten. Het convenant richt zich op de inbedding van de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights in het beleid en gepaste zorgvuldigheidsproces van pensioenfondsen. De convenantafspraken
hierover hebben betrekking op verschillende beleggingscategorieën, waaronder de in
het artikel aangehaalde staatsobligaties. In het kader van het IMVB-convenant zijn
de overheid en pensioenfondsen doorlopend met elkaar in gesprek over de gepleegde
inspanningen op gepaste zorgvuldigheid.
Vraag 11
Deelt u de mening dat werkenden en gepensioneerden zeggenschap dienen te hebben over
de wijze waarop hun pensioengeld wordt geïnvesteerd?
Antwoord 11
Het pensioenfondsbestuur gaat over de uitvoering van de pensioenregeling, inclusief
het vaststellen van het beleggingsbeleid. Werknemers en pensioengerechtigden zijn
vertegenwoordigd in het pensioenfondsbestuur en/of de pensioenfondsorganen. Dat is
wettelijk geregeld. Bij alle paritaire bestuursmodellen worden vertegenwoordigers
van sociale partners, dus zowel werkgevers- als werknemerszijde, en pensioengerechtigden
door de betreffende organisaties voorgedragen en benoemd in het bestuur4. Daarnaast nemen vertegenwoordigers van de werknemers en de gepensioneerden zitting
in het verantwoordingsorgaan (bij paritaire bestuursmodellen) of belanghebbendenorgaan
(bij onafhankelijke bestuursmodellen). Via deze vertegenwoordiging wordt de inspraak
van deelnemers (werknemers en pensioengerechtigden) vormgegeven. De pensioenfondsorganen
zijn onder meer bevoegd om een oordeel te geven over het handelen van het bestuur,
over het uitgevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt
opgenomen in het bestuursverslag. Uit overleg met de Pensioenfederatie hierover blijkt
dat in zijn algemeenheid pensioenfondsen in toenemende mate de individuele pensioenfondsdeelnemers
actief betrekken bij de vormgeving van het collectieve beleggingsbeleid. Dit doen
zij onder meer door het uitzetten van enquêtes naar beleggingsvoorkeuren.
Bij pensioenopbouw in een zogenaamde Wet verbeterde premie (Wvp)-regeling zijn er
mogelijkheden voor deelnemers om meer direct invloed uit te oefenen op de manier waarop
hun individuele pensioenvermogen belegd wordt. Het staat de werkgevers- en werknemers(vertegenwoordigers)
vrij om te kiezen voor een Wvp-regeling. Bij dat type pensioenregelingen zijn er pensioenuitvoerders
die individuele deelnemers, onder voorwaarden, de keuze bieden in welke beleggingscategorieën
en/of -fondsen hun pensioenvermogen belegd wordt.
Vraag 12
Wat is uw oordeel over het bericht «Stroopwafels voor de sjeik»?5
Antwoord 12
Het artikel schetst een beeld van de invulling die het kabinet geeft aan de bilaterale
relatie van Nederland met Qatar zoals beschreven in het antwoorden op de vragen 6
en 7. Ook de aandacht die het kabinet geeft aan IMVO bij het bevorderen van internationale
handel komt aan bod, waarbij geldt dat het onderwerp de afgelopen jaren verder aan
betekenis heeft gewonnen. Het artikel maakt tevens inzichtelijk welke dilemma’s Nederlandse
bedrijven ondervinden bij het ondernemen volgens de OESO-richtlijnen, de goede manieren
waarop verschillende bedrijven daaraan invulling geven, al dan niet met hulp van de
ambassade, en de ruimte die er nog is om bedrijven verder te informeren over en te
ondersteunen bij IMVO.
Vraag 13
Is het juist dat 38 Nederlandse bedrijven betrokken zijn bij bouwprojecten in Qatar,
zoals blijkt uit het onderzoek van Profundo?
Antwoord 13
Nederlandse bedrijven zijn niet verplicht aan te geven dat zij zaken (gaan) doen in
het buitenland of zich te registreren bij een Nederlandse ambassade. Ik kan daarom
niet bevestigen dat 38 Nederlandse bedrijven betrokken zijn (geweest) bij bouwprojecten
in Qatar.
Vraag 14
Gaat u bij deze 38 bedrijven na in hoeverre zij voldoen aan mensenrechten en normen
rond maatschappelijk verantwoord ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Nee, het kabinet houdt momenteel geen toezicht op de naleving van de OESO-richtlijnen
door Nederlandse bedrijven. Uiteindelijk dragen bedrijven zelf de verantwoordelijkheid
om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Vraag 15
Hoe oordeelt u over de uitspraak van directeur Hendriks van het bedrijf Henko A&T:
«Er zullen zeker misstanden zijn, maar die zijn overal in de wereld»? Deelt u de mening
dat je met een dergelijke dooddoener nooit vooruitkomt?
Antwoord 15
Bedrijven behoren potentiële en daadwerkelijke misstanden in hun waardeketen te voorkomen
en aan te pakken. Het feit dat overal misstanden kunnen voorkomen ontslaat bedrijven
niet van deze verantwoordelijkheid. Waar nodig en wenselijk ondersteunt de overheid
Nederlandse bedrijven om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen.
Vraag 16
Gaat u uitvoering geven aan de aangenomen SP-motie6 om geen officiële afvaardiging naar het WK in Qatar te sturen? Zo nee, waarom negeert
u de wens van de Kamer?
Antwoord 16
Zoals opgemerkt door de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens de behandeling in
uw Kamer van de begroting Buitenlandse Zaken op 17 en 18 november 2021, zal het kabinet,
gezien de start van het WK in november 2022, later in 2022 terugkomen op deze motie.
In de tussentijd blijft het kabinet in gesprek met Qatar, de Internationale Arbeidsorganisatie
en mensenrechtenorganisaties en blijft het in de economische dienstverlening aandacht
geven aan IMVO, inclusief de positie van arbeidsmigranten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister van Financiën -
Mede namens
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.