Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Plas over het rapport 'Ecosystem effects of large upscaling of offshore wind on the North Sea'
Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het rapport «Ecosystem effects of large upscaling of offshore wind on the North Sea» (ingezonden 9 november 2021).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof), mede namens de Ministers
voor Klimaat en Energie en van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. (ontvangen 27 januari
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 790.
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «Ecosystem effects of large upscaling of offshore wind
on the North Sea»?1
Antwoord 1
Ja. Het rapport komt voort uit het Wind op zee ecologisch programma (Wozep), waarin
het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) (opdrachtgever Wozep), het Ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat (IenW) en Rijkswaterstaat participeren.
Vraag 2
Erkent u dat, ondanks de gegeven disclaimers met betrekking tot onvoldoende ontwikkelde
modellen en bestaande kennisgaten, de grootschalige uitrol van windparken op zee op
(eco)systeemniveau gaat ingrijpen in de Noordzee? Kunt u dit antwoord onderbouwen?
Antwoord 2
Naast veel onzekerheden in de diverse bevindingen van het rapport, laat een modelresultaat
op basis van relatief betrouwbare gegevens effecten zien van grootschalige realisatie
van windparken op de stratificatie (gelaagdheid) van het water. Eerder Wozep-onderzoek
(2018) gaf op basis van literatuur en expert-inschattingen al aan dat zulke effecten
zouden kunnen leiden tot ecosysteem-veranderingen. Het is nu van belang om tijdig
nog meer inzicht te krijgen in deze effecten. Daarom is al vervolgonderzoek voorzien
in het kader van het Wozep en het Programma Monitoring en Onderzoek Natuurherstel
en Soortenbescherming (MONS).
Vraag 3
Deelt u de mening dat de effecten van een windpark onvoldoende in beeld gebracht worden
met een individuele milieueffectrapportage per project, omdat juist de samenhang van
alle projecten tezamen een (onomkeerbare) reactie in het Noordzeegebied kan uitlokken?
Antwoord 3
Ik deel uw mening dat effecten in samenhang (cumulatie) met andere projecten moeten
worden beschouwd. Dit is dan ook precies wat plaatsvindt. Het gebeurt zowel voorafgaand
aan de aanwijzing van windenergiegebieden in structuurvisies (in plan-milieueffectrapportages
en passende beoordelingen) als ten behoeve van kavelbesluiten (in project-milieueffectrapportages
en passende beoordelingen). Hierbij worden, onder meer in het Kader Ecologie en Cumulatie
(KEC), steeds de best beschikbare gegevens benut, waaronder uit het Wozep en inclusief
uit omliggende landen. Uitgangspunt is dat planning en realisatie van windparken passen
binnen de ecologische draagkracht van de Noordzee. Ter voorkoming van onomkeerbare
ecologische effecten, wordt al bij de aanwijzing van windenergie-gebieden het voorzorgsprincipe
gehanteerd. Kavelbesluitvoorschriften, vergunningen en handhaving vormen het sluitstuk
dat borgt dat aanleg en exploitatie van windparken binnen ecologische grenzen blijven.
In de verschillende fasen van besluitvorming en uitvoering wordt dus rekening gehouden
met cumulatieve effecten en niet alleen met effecten van een individueel windpark.
Vraag 4
Bent u op dit moment in gesprek met andere landen die ook windprojecten (in het kader
van de energietransitie) ontwikkelen in het Noordzeegebied, om de integrale aanpak
te waarborgen en collectieve gevolgen van alle projecten tezamen in kaart te brengen?
Zo ja, waar vinden die gesprekken plaats en wie nemen daaraan deel?
Antwoord 4
Ja. Er zijn diverse samenwerkingsverbanden tussen Noordzeelanden op allerlei deelgebieden
van maritieme ruimtelijke planning (zie §9.6 van het aanvullend ontwerp Programma
Noordzee 2022–20272). Op het terrein van windenergie werkt Nederland onder meer samen in de North Seas
Energy Cooperation (NSEC; 9 landen en de Europese Commissie). Rijkswaterstaat laat
voor de NSEC in 2022 een scenariostudie uitvoeren die alle nationale Noordzee-plannen
van landen inzichtelijk maakt, onder meer conclusies trekt over samenwerkings-mogelijkheden,
en ook ingaat op (cumulatieve) ecologische effecten. Ook zijn Nederland en andere
partijen in het OSPAR-verdrag overeengekomen methoden te ontwikkelen voor analyse
van cumulatieve effecten in mariene ecosystemen van het verdragsgebied (doel S7.01
van The North-East Atlantic Environment Strategy (NEAES) 20303).
Verder wordt ter invulling van artikel 11 van de EU-richtlijn over maritieme ruimtelijke
planning het structureel vastleggen van samenwerking tussen Noordzeelanden voorbereid.
Ook is een ambtelijke dialoog gestart met de overige Noordzeelanden, de Nederlandse
kustprovincies en de North Sea Commission over een integrale aanpak voor het behalen van gezamenlijke en nationale doelen,
mogelijk in een EU-zeebekkenstrategie (Kamerstukken 22 112, nr. 3147).
Vraag 5
Wie is er verantwoordelijk voor de (ecologische) gevolgen die veroorzaakt worden door
de grootschalige uitrol van windparken op de Noordzee?
Antwoord 5
Het in beeld brengen en begrenzen van ecologische effecten door de realisatie van
windenergie op zee vindt plaats in verschillende besluitvormings- en uitvoeringsstadia
(zie ook het antwoord op vraag 3).
De Minister van IenW is verantwoordelijk voor de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid
en uitvoering ervan in de rijkswateren. Daaronder valt ook het periodiek uitbrengen
van een Programma Noordzee – als onderdeel van een Nationaal Waterprogramma – met
structuurvisie(s) waarmee windenergiegebieden worden aangewezen en het opstellen van
bijbehorende plan-milieueffect-rapportages en passende beoordelingen. Daarbij stemt
de Minister van IenW af met de Minister voor Natuur en Stikstof, de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister voor Klimaat en Energie en de Minister voor
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
De Minister voor Klimaat en Energie stelt in overeenstemming met de Minister van IenW
en de Minister voor Natuur en Stikstof kavelbesluiten vast met onder meer natuurvoorschriften
en stelt bijbehorende projectmilieueffectrapportages en passende beoordelingen op.
De Minister voor Klimaat en Energie verleent de vergunning voor de aanleg en exploitatie
van een windpark en windparkexploitanten zijn verantwoordelijk voor naleving daarvan.
Rijkswaterstaat is hierbij verantwoordelijk voor handhaving.
Tot toetsingskaders hiervoor behoren de goede milieutoestand van de Noordzee (ter
implementatie van de EU-Kaderrichtlijn Mariene Strategie vastgesteld door de Minister
van IenW in samenspraak met de Minister voor Natuur en Stikstof) en de gunstige staat
van instandhouding van soorten en habitattypen (ter implementatie van de EU-Vogelrichtlijn
en -Habitatrichtlijn vastgesteld door de Minister voor Natuur en Stikstof). Het initiëren
van benodigd onderzoek en monitoring vindt onder meer plaats in Wozep (in opdracht
van de Minister voor Energie en Klimaat) en MONS (als onderdeel van het Programma
Noordzee).
Vraag 6
Bent u bekend met de onderzoeken van de Portugese onderzoeker Mariana Alves Pereira
en de invloed van laagfrequent en infrageluid op de gezondheid van mens en dier en
kunt u uitsluiten dat dit gevolgen heeft voor het leven in de zee?
Antwoord 6
Ja, ik ben bekend met de onderzoeken. Infrageluid is geluid met lagere frequenties
dan mensen kunnen horen. Sommige diersoorten zijn hier gevoelig voor, zoals grote
walvissoorten. Er is nu geen aanleiding infrageluid als een potentieel belangrijke
drukfactor voor de Noordzeenatuur te zien, omdat de Noordzee relatief ondiep is, waardoor
infrageluid wordt gedempt en niet ver reikt.
Vraag 7
Bent u bekend met de geluiden van ecologen dat de elektriciteitskabels die de opgewekte
stroom naar het platteland afvoeren magnetische velden creëren die een natuurlijk
barrière vormen voor vissen en zo trekroutes verstoren en complete soorten in gevaar
kunnen brengen? Hoe kunt u garanderen dat dit geen issue is?
Antwoord 7
Ja, dit onderwerp heeft mijn aandacht. Er is nog weinig bekend over effecten van elektromagnetische
velden rond windparkkabels op zeeorganismen, waaronder op vissen, zoals haaien en
roggen (elasmobranchen). Daarom is dit onderwerp onder meer opgenomen in de kennisagenda
van de Mariene Strategie, deel 3. Ook is gestart met «ElasmoPower», een onderzoeksproject
van Wageningen University & Research, in samenwerking met TenneT, Naturalis, Witteveen+Bos,
Rijkswaterstaat en Stichting De Noordzee en mede gefinancierd door NWO. Het project
onderzoekt effecten op haaien en roggen van met bestaande en geplande windenergiekabels
geassocieerde elektromagnetische velden. Daarbij wordt onder meer de invloed van de
ingraafdiepte van kabels onderzocht.
Vraag 8
Mochten er in de toekomst (ecologische) problemen ontstaan ten gevolge van de realisatie
van windparken op de Noordzee, is er dan een plan hoe daarmee om te gaan of hoe deze
gevolgen terug te draaien? Zo ja, hoe ziet dat plan eruit? Zo nee, waarom is dat er
niet?
Antwoord 8
De besluitvormingscyclus voor planning en realisatie van windparken kent verschillende
onderdelen om te voorkomen dat ecologische problemen ontstaan (zie het antwoord op
vraag 3). Aanvullend kan worden opgemerkt dat daarbij sprake is van adaptieve planning.
Dit kan er bijvoorbeeld ook toe leiden dat aangewezen windenergiegebieden uiteindelijk
niet of gedeeltelijk in gebruik worden genomen.
Vraag 9
Kunt u aangeven welke terreinen uw specifieke aandacht hebben met betrekking tot mogelijke
neveneffecten van windparken op zee, om deze te beschermen. Maakt voedselvoorziening
daar deel van uit? Zo nee: waarom niet?
Antwoord 9
Mogelijke ecologische effecten van windenergie op zee zelf worden beschouwd in samenhang
(cumulatief) met ecologische effecten van andere relevante activiteiten (zoals scheepvaart,
sleepnetvisserij en olie- en gaswinning) (zie ook het antwoord op vraag 3). In relatie
tot voedselvoorziening, worden bij de planning van windenergie ook negatieve effecten
voor sleepnetvisserij in beeld gebracht. Tegelijk geven onder meer het ontwerp van
het Programma Noordzee 2022–2027 en het Noordzeeakkoord aan dat windparken kansen
bieden voor voedselvoorziening in de vorm van passieve visserij en aquacultuur en
zijn er daarover voornemens opgenomen mede in het kader van een transitie naar een
duurzame voedselvoorziening.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof -
Mede namens
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Mede namens
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.