Brief Presidium : Brief van het Presidium over een onderzoeksvoorstel voor een parlementaire enquête naar Fraudebeleid en Dienstverlening
35 867 Parlementaire enquête Fraudebeleid en Dienstverlening
Nr. 2 BRIEF VAN HET PRESIDIUM
Aan de Leden
Den Haag, 27 januari 2022
Het Presidium legt hierbij aan u voor het onderzoeksvoorstel van de tijdelijke commissie
Fraudebeleid en Dienstverlening (TCFD) bij brief van 17 december 2021 inzake de uitvoering
van een parlementaire enquête naar Fraudebeleid en Dienstverlening. Het Presidium
stelt u voor om in te stemmen met dit onderzoeksvoorstel.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vera Bergkamp
Brief van de tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening
Aan het Presidium
Den Haag, 17 december 2021
Op 8 juli 2021 heeft de Tweede Kamer de tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening
ingesteld. De tijdelijke commissie had als taak voorstellen te doen voor de opzet
van een parlementaire enquête over fraudebestrijding en handhaving, informatie-uitwisseling
en dienstverlening bij uitvoeringsorganisaties.
Hierbij ontvangt u het onderzoeksvoorstel van de tijdelijke commissie voor de uitvoering
van deze parlementaire enquête naar Fraudebeleid en Dienstverlening. Namens de tijdelijke
commissie verzoek ik u het onderzoeksvoorstel ter besluitvorming door te geleiden
naar de Tweede Kamer.
De tijdelijke commissie stelt voor dat de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid
en Dienstverlening kort na besluitvorming door de Tweede Kamer over het onderzoeksvoorstel
wordt geconstitueerd, zodat de bevoegdheden van de parlementaire enquêtecommissie
met voortvarendheid kunnen worden ingezet.
De fungerend voorzitter van de tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening, Belhaj
De griffier van de tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening, Sjerp
Onderzoeksvoorstel parlementaire enquête Fraudebeleid en Dienstverlening (PEFD)
Inhoud
blz.
1
Inleiding
3
1.1
Aanleiding
3
1.2
Van motie tot onderzoeksvoorstel
4
1.3
Werkwijze van de tijdelijke commissie
5
1.4
Leeswijzer
6
2
Doel- en probleemstelling en onderzoeksvragen
7
2.1
Doel- en probleemstelling
7
2.2
Onderzoeksvragen
7
3
Opzet van het onderzoek
8
3.1
Onderzoeksaanpak
8
3.2
Planning
10
4
Werkwijze van de enquêtecommissie
10
4.1
Enquêtebevoegdheden
10
4.2
Onderzoeksstaf
11
4.3
Klankbordgroep
11
4.4
Betrekken burgers
11
4.5
Contacten met andere commissies
11
4.6
Begroting
11
Bijlage
Lijst van geraadpleegde personen en organisaties
12
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Ongekend onrecht
Op 17 december 2020 publiceerde de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
(POK) het verslag «Ongekend onrecht».1 De constateringen in het verslag kwamen hard aan. Zo constateerde de commissie onder
meer dat bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag grondbeginselen van de rechtstaat
waren geschonden. «Dit verwijt treft niet alleen de uitvoering – specifiek de Belastingdienst/Toeslagen
– maar ook de wetgever en de rechtspraak.» Door een optelsom van onvermogen om recht
te doen aan het individu, hebben ouders jarenlang geen schijn van kans gehad, aldus
de commissie. «De commissie doet een dringend beroep op alle betrokken staatsmachten
om bij zichzelf te rade te gaan hoe in de toekomst herhaling kan worden voorkomen
en hoe het ontstane onrecht alsnog kan worden rechtgezet.» Het verslag leidde tot
het aftreden van het kabinet Rutte III op 15 januari 2021.
Motie voorbereiding enquête
Daar waar het verslag antwoorden gaf op vragen over het ontstaan en verloop van de
affaire, riep het verslag ook vele nieuwe vragen op. Hoe zat het met het onrechtmatig
selecteren op nationaliteit? En met de fraudeopsporing buiten Toeslagen? Zijn er persoonsgegevens
gedeeld met andere overheden en hoe werkte dit door in de fraudeopsporing elders?
Wat was de rol van de medewetgever, waaronder de Tweede Kamer? Deze vragen vormden
mede aanleiding voor de Tweede Kamer om middels een motie Marijnissen c.s., aangenomen
op 11 februari 2021, de voorbereidingen voor een parlementaire enquête in gang te
zetten.2
Klem tussen balie en beleid
Was de Kinderopvangtoeslagaffaire een incident of legde de affaire structurele problemen
in de uitvoering bloot? Die vraag was geen onderdeel van de opdracht aan de POK. Maar
dat er problemen in de uitvoering waren, was al langer bekend. De Tweede Kamer had
precies een jaar daarvoor, op 11 februari 2020, de tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties
(TCU) ingesteld naar aanleiding van diverse problemen in de uitvoering die burgers
klem zetten. Op 25 februari 2021 bood de TCU haar eindrapport «Klem tussen balie en
beleid» aan de voorzitter van de Tweede Kamer aan.3 In het rapport concludeerde de TCU dat naar schatting 20 procent van de burgers niet
goed uit de voeten kan met de wet- en regelgeving. De belangrijkste oorzaak hiervan
is dat de Tweede Kamer, departementen en uitvoeringsorganisaties niet goed samenwerken
bij de totstandkoming en uitvoering van beleid. «Gezien de omvang van de problematiek
en de schrijnende situaties waarin mensen soms belanden, doet de TCU een dringend
beroep op het kabinet, de Tweede Kamer en de uitvoeringsorganisaties om nú aan de
slag te gaan. Elke dag uitstel betekent meer mensen in de knel,» aldus de TCU in haar
eindrapport.
Hoewel de Tweede Kamer de inhoud van het rapport van de TCU bij het aannemen van de
motie over de opzet van een parlementaire enquête naar de dienstverlening, handhaving
en fraudebestrijding bij overheidsdiensten nog niet kende, stelden de indieners van
de motie al wel dat de rapporten van de POK én de TCU bij de voorbereidingen op de
enquête moesten worden betrokken.
1.2 Van motie tot onderzoeksvoorstel
Voorbereidingsgroep
Naar aanleiding van de motie-Marijnissen c.s. heeft het Presidium de vaste commissie
voor Binnenlandse Zaken (hierna: commissie BiZa) per brief van 25 februari 2021 verzocht
een onderzoeksvoorstel op te stellen voor een parlementaire enquête naar de dienstverlening,
handhaving en fraudebestrijding bij overheidsdiensten. De commissie BiZa heeft in
haar procedurevergadering van 22 april 2021 besloten om een voorbereidingsgroep in
stellen die als taak heeft een voorstel te doen tot de instelling van een tijdelijke
commissie, waarbij de reikwijdte/scope van de enquête globaal wordt omschreven in
thema’s en deelvragen, inclusief een planning en begroting voor de tijdelijke commissie.
Tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening
De voorbereidingsgroep4 heeft de commissie BiZa voorgesteld de Tweede Kamer voor te stellen om een tijdelijke
commissie Fraudebeleid en Dienstverlening (hierna: tijdelijke commissie) in te stellen,
onder verwijzing naar de Regeling parlementair en extern onderzoek en op basis van
artikel 7.2 Reglement van Orde. De tijdelijke commissie krijgt als opdracht een onderzoeksvoorstel
uit te werken voor de opzet van een parlementaire enquête over fraudebestrijding en
handhaving, informatie-uitwisseling en dienstverlening bij uitvoeringsorganisaties
(kortweg: parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening). In de procedurevergadering
van 3 juni 2021 heeft de commissie BiZa ingestemd met dit voorstel en het Presidium
verzocht het voorstel door te geleiden naar de Tweede Kamer. Op 29 juni 2021 heeft
de Kamer ingestemd met het voorstel. Op 8 juli 2021 is de tijdelijke commissie Fraudebeleid
en Dienstverlening geconstitueerd en zijn de leden Belhaj (D66) en Van Nispen (SP)
gekozen tot voorzitter respectievelijk ondervoorzitter van de tijdelijke commissie.
Daarnaast maken de leden Peters (CDA), Simons (BIJ1), Michon-Derkzen (VVD) en Maatoug
(GroenLinks) deel uit van de tijdelijke commissie.
Hierbij treft u het onderzoeksvoorstel van de tijdelijke commissie aan voor de uitvoering
van een parlementaire enquête naar fraudebeleid en dienstverlening.
1.3 Werkwijze van de tijdelijke commissie
Werkwijze
Bij het opstellen van het onderzoeksvoorstel is de opdracht van de commissie BiZa
als uitgangspunt genomen. Vervolgens heeft de tijdelijke commissie in beslotenheid
informatieve gesprekken gevoerd met verschillende personen en organisaties over diverse
onderwerpen, zoals fraudebeleid; ontwikkeling in samenstelling, professionaliteit
en functioneren van het ambtelijk apparaat; verhouding tussen kabinet, politiek en
ambtenarij; ICT en algoritmes; discriminatie, (institutioneel) racisme en etnisch
profileren; vertegenwoordigers slachtoffers, burgerperspectief; discours rondom fraudebeleid
en lessen voor de toekomst(zie bijlage). Ook is met hen gesproken over de mogelijke
vormgeving van de enquête. Daarnaast is een burgerconsultatie uitgevoerd. In drie
zogenoemde «focusgroepen» van elk zes deelnemers zijn de verwachtingen ten aanzien
van de enquête van burgers gepeild. Het betrof twee focusgroepen met algemeen publiek
(gespreid naar opleiding, geslacht, leeftijd en regio) en een focusgroep met gedupeerden
(die problemen met het UWV of de Belastingdienst hebben gehad gespreid naar regio
en geslacht). Ook heeft de tijdelijke commissie rapporten en artikelen betrokken bij
haar werkzaamheden. Tot slot is het concept onderzoeksvoorstel besproken met een reflectiegroep,
bestaande uit de heer Vonk (hoogleraar socialezekerheidsrecht, Rijksuniversiteit Groningen),
de heer Noordegraaf (hoogleraar Public Management, Universiteit Utrecht), de heer
Widlak (Directeur Stichting Kafkabrigade) en de heer Ghebreab (universitair hoofddocent
Sociaal-Intelligente AI aan de Universiteit van Amsterdam en wetenschappelijk directeur
van Civic-AI Lab).
De tijdelijke commissie is alle betrokkenen zeer erkentelijk voor hun waardevolle
inbreng.
Uitwerking opdracht
In dit onderzoeksvoorstel stelt de tijdelijke commissie voor om, naast de onderwerpen
die de POK niet heeft behandeld, ook nadrukkelijk aandacht te besteden aan hetgeen
de TCU in haar rapport constateert, namelijk dat sommige oorzaken van de problemen
in de uitvoering al langer bekend zijn en sommige aanbevelingen eerder zijn gedaan.
Daarnaast signaleert de tijdelijke commissie dat de Kinderopvangtoeslagaffaire er
mede aan heeft bijgedragen dat het vertrouwen van burgers in de overheid en de rechtsbescherming
is geschaad. De tijdelijke commissie stelt in de parlementaire enquête de impact die
fraudebeleid en overheidshandelen heeft gehad op burgers centraal en zal oog hebben
voor de praktische gevolgen voor die burgers.
Ten slotte moet worden opgemerkt dat de compensatie van individuele burgers als gevolg
van de hersteloperatie geen onderdeel uitmaakt van dit onderzoeksvoorstel. Die operatie
is onderdeel van het lopende dossier dat door de vaste Kamercommissie voor Financiën
wordt behandeld (zie ook paragaaf 4.4).
1.4 Leeswijzer
Toelichting begrippen
De tijdelijke commissie hanteert in dit onderzoeksvoorstel enkele begrippen die een
nadere toelichting behoeven:
• fraudebeleid: de tijdelijke commissie geeft in het kader van dit onderzoek hieraan
een brede invulling. Onder fraudebeleid valt niet alleen de wijze waarop fraudebestrijding
en handhaving (inclusief preventie) en het toezicht daarop is vormgegeven, maar ook
fraude aanpak in de praktijk. Daarnaast gaat het ook om (rechtmatigheids)controles
die niet specifiek vallen onder fraudebeleid, maar uiteindelijk wel kunnen leiden
tot stempel fraudeur (geen fraudeur maar toch een boete).
• fraude: in het verlengde van het begrip fraudebeleid signaleert de tijdelijke commissie
dat waar fraude door het Openbaar Ministerie wordt gedefinieerd als «opzettelijke
misleiding om onrechtmatig voordeel te verkrijgen»5 (bewust), uit bijvoorbeeld de Kinderopvangtoeslagaffaire blijkt dat burgers bij het
maken van een (onbewuste) fout ook als fraudeur werden bestempeld.
• informatievoorziening: om de informatie te duiden die tussen uitvoeringsorganisaties
onderling, tussen uitvoeringsorganisaties en ministeries, ministeries onderling en
tussen ministeries en Staten-Generaal over fraudebeleid wordt uitgewisseld, gebruikt
de tijdelijke commissie het begrip «informatievoorziening».
• informatie-uitwisseling: hiermee doelt de tijdelijke commissie op informatie die in
het kader van de uitvoering van fraudebeleid met derden wordt gedeeld, te denken valt
aan persoonsgegevens, (risico)profielen, zogenoemde «zwarte lijsten» en ICT-toepassingen.
• ICT-toepassingen: hieronder verstaat de tijdelijke commissie toepassingen zoals fraudedetectie-technologieën
en (zelflerende) algoritmen.
• dienstverlening: in het kader van dit onderzoeksvoorstel gaat het hier om de wijze
waarop in de uitvoering van fraudebeleid de dienstverlening aan de burger is vormgegeven.
In de praktijk betreft dit bijvoorbeeld het helpen van burgers bij een juiste aanvraag.
• rechtsbescherming: het geheel van mogelijkheden dat voorziet in een waarborg van de
rechten en belangen van de burger, waardoor op een toegankelijke, transparante, begrijpelijke
en effectieve manier (al dan niet achteraf) kan worden opgekomen tegen besluiten of
handelingen van uitvoeringsorganisaties in het kader van fraudebeleid.
Inhoud
Dit onderzoeksvoorstel geeft een nadere beschrijving van de opzet van de parlementaire
enquête. In hoofdstuk 2 worden de doel- en probleemstelling geformuleerd en de daaruit
afgeleide onderzoeksvragen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de opzet van de enquête
uiteengezet. In hoofdstuk 4 volgt de werkwijze van de enquêtecommissie, inclusief
begroting.
2 Doel- en probleemstelling en onderzoeksvragen
2.1 Doel- en probleemstelling
De tijdelijke commissie concludeert dat het hoofddoel van de enquête, zoals door de
commissie BiZa geformuleerd, nog steeds van toepassing is:
Hoofddoel van de enquête is waarheidsvinding om lessen te trekken voor de toekomst.
Dit hoofddoel wordt als volgt gepreciseerd:
Doel van de enquête is tot inzicht en oordeelsvorming te komen aangaande de wijze
waarop de overheid fraude bestrijdt en daarbij tekort is geschoten in de dienstverlening
aan en rechtsbescherming van burgers door het proces van de totstandkoming en uitvoering
van fraudebeleid bloot te leggen, in het bijzonder de rol van de Tweede Kamer, het
gebruik van (discriminerende) risicoprofielen en de informatie-uitwisseling, teneinde
lessen te trekken opdat iedereen kan vertrouwen op een rechtvaardige behandeling door
de overheid.
Uit bovenstaande doelstelling volgt de volgende probleemstelling:
Hoe kan worden verklaard dat de wijze waarop de overheid fraude bestrijdt, heeft geleid
tot tekortschietende dienstverlening aan en rechtsbescherming van burgers? Welke rol
hadden betrokken actoren bij de totstandkoming en uitvoering van dit fraudebeleid
en welke lessen kunnen worden getrokken, opdat iedereen kan vertrouwen op een rechtvaardige
behandeling door de overheid?
2.2 Onderzoeksvragen
Uit bovenstaande doel- en probleemstelling volgen de volgende onderzoeksvragen:
Contextanalyse
1. Hoe zag het discours rondom fraude er de afgelopen dertig jaar uit en welke invloed
heeft dat gehad op fraudebeleid in de afgelopen dertig jaar?
2. Welk fraudebeleid is daaruit voortgevloeid en hoe heeft zich dat vertaald in wet-
en regelgeving, welke ambtelijke en politieke keuzes zijn daarbij gemaakt en waarom?
Welke adviezen/rapporten speelden daarbij wel of geen rol, en waarom?
3. Welke rol heeft New Public Management en de toenemende mogelijkheden van ICTtoepassingen
hierbij gespeeld?
4. In hoeverre was bij het opstellen van dit fraudebeleid oog voor de dienstverlening
aan en rechtsbescherming van burgers?
5. Op welke wijze heeft de Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer) haar rol in deze
context ingevuld?
Verdiepingsonderzoek
6. Hoe hebben (samenwerkingsverbanden van) uitvoeringsorganisaties fraudebeleid, de dienstverlening
aan en rechtsbescherming van burgers vormgegeven, welke keuzes en financiële overwegingen
zijn daarbij gemaakt en waarom? Welke ontwikkeling is daarin te zien?
Wat waren de gevolgen hiervan voor die burgers?
7. Welke rol speelden de toepassing van risicoprofielen en ICT-toepassingen in fraudebeleid?
Hoe effectief is die toepassing geweest, wat waren ongewenste effecten en in hoeverre
was daarbij sprake van discriminatie?
8. Welke actoren waren betrokken bij de ontwikkeling van risicoprofielen en ICT-toepassingen
in fraudebeleid en welke rol speelden zij?
9. Welke informatie in het kader van de uitvoering van fraudebeleid is tussen uitvoeringsorganisaties
onderling en tussen uitvoeringsorganisaties en derde partijen (zoals het Inlichtingenbureau)
uitgewisseld? Welke keuzes zijn daarbij gemaakt en waarom? (dit betreft informatie-uitwisseling,
zie leeswijzer)
10. Welke informatie over fraudebeleid is er uitgewisseld tussen uitvoeringsorganisaties
onderling, uitvoeringsorganisaties en ministeries, ministeries onderling en tussen
ministeries en StatenGeneraal? Welke keuzes zijn daarbij gemaakt en waarom? (dit betreft
informatievoorziening, zie leeswijzer)
Verklarende analyse
11. Welke rapporten zijn uitgebracht en welke aanbevelingen zijn gedaan in het kader van
de uitvoering van fraudebeleid, dienstverlening aan en rechtsbescherming van burgers,
wat is daarmee gedaan en waarom?
12. Hoe kan worden verklaard dat de overheid tekort is geschoten in de dienstverlening
aan en rechtsbescherming van burgers bij fraudebeleid?
3 Opzet van het onderzoek
3.1 Onderzoeksaanpak
Bij de uitvoering van het onderzoek zijn de volgende vier fasen te onderscheiden:
• Fase 1: Bureau-onderzoek (contextanalyse en verdiepingsonderzoek)
• Fase 2: Besloten voorgesprekken
• Fase 3: Openbare verhoren
• Fase 4: Eindrapport
Hieronder worden de verschillende fasen nader toegelicht.
Fase 1 Bureau-onderzoek (contextanalyse en verdiepingsonderzoek)
De eerste fase van het onderzoek valt uiteen in twee delen: een contextanalyse en
verdiepingsonderzoek.
Deel 1: Contextanalyse (discoursanalyse, literatuur- en dossieronderzoek)
In dit eerste deel staan onderzoeksvragen 1 t/m 5 en 11 centraal. De contextanalyse
bestaat uit een discoursanalyse, literatuur- en dossieronderzoek.
De discoursanalyse richt zich op de manier waarop over fraude in de afgelopen dertig jaar is gesproken
in de maatschappij (onder meer in de wetenschap, media, politiek, e.d.).
De rol van diverse actoren wordt beschreven, inclusief de rol van de Staten-Generaal.
Dit deel van het onderzoek zal worden uitbesteed.
In het literatuuronderzoek wordt onderzoek gedaan naar fraudebeleid sinds de jaren negentig, toen onder Lubbers
III in 1992 de Ministeriële Commissie Bestrijding Fraude en Financieel-Economische
Criminaliteit werd ingesteld. Deze commissie vervulde een coördinerende rol bij de
bestrijding van onder meer fiscale fraude en sociale zekerheidsfraude.6
Daar waar informatie nog niet openbaar beschikbaar is maar wel noodzakelijk blijkt
voor het onderzoek, zal de enquêtecommissie dossieronderzoek verrichten. De enquêtecommissie zal in dat geval gebruik maken van haar bevoegdheid
om deze informatie te vorderen. De enquêtecommissie kan tijdens de hele onderzoeksperiode
van deze bevoegdheden gebruik maken. Zodra stukken binnen zijn, worden deze geanalyseerd
door de staf en gebruikt om voorlopige bevindingen te complementeren.
De tijdelijke commissie stelt voor om in de contextanalyse de afgelopen dertig jaar
te onderzoeken: van 1992 tot de presentatie van het rapport van de TCU op 25 februari
2021.
Deel 2: Verdiepingsonderzoek (literatuur- en dossieronderzoek)
In dit deel van het onderzoek staat de uitvoeringspraktijk centraal. Daarbij staan
onderzoeksvragen 6 tot en met 10 centraal. Dit gebeurt op basis van literatuur- en
dossieronderzoek. Het verdiepingsonderzoek vindt in eerste instantie plaats bij de
Belastingdienst en het UWV, aangezien deze organisaties grote impact hebben op grote
groepen burgers. Daarnaast wordt ook in het bijzonder gekeken naar het Inlichtingenbureau,
aangezien dat bureau een belangrijke rol speelt in de informatie-uitwisseling tussen
overheidsinstanties en gemeenten. Startpunt van het onderzoek bij de Belastingdienst
vormt het moment waarop de dienst Toeslagen aan burgers uit ging keren, vanaf 2005.
Bij het UWV is het startpunt het ontstaan van het UWV in 2002. Eindpunt voor het onderzoek
naar beide organisaties is de publicatie van het verslag van het rapport van de TCU
op 25 februari 2021, met die aantekening dat het lopend herstelbeleid niet betrokken
wordt.
Mocht uit het eerste deel van het onderzoek blijken dat de enquêtecommissie meer organisaties
in het onderzoek moet betrekken om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, dan
zal de enquêtecommissie haar onderzoek uitbreiden naar desbetreffende organisaties.
Fase 2 Besloten voorgesprekken
Na het literatuuronderzoek, de discoursanalyse en het dossieronderzoek zal de enquêtecommissie
als voorbereiding op de openbare verhoren besloten voorgesprekken voeren. Deze hebben
als doel het vergroten van kennis van en inzicht in de materie, het toetsen van voorlopige
bevindingen en het selecteren van getuigen en deskundigen voor de openbare verhoren.
Fase 3 Openbare verhoren
Na de besloten voorgesprekken zal de enquêtecommissie personen als getuige of deskundige
in de openbaarheid onder ede horen. Het doel van de verhoren is waarheidsvinding,
publieke verantwoording, het ophelderen van onduidelijkheden en het publiek een beeld
geven van de onderzochte gebeurtenissen.
Fase 4 Eindrapportage
In deze fase wordt op basis van alle bevindingen antwoord gegeven op vraag 12. Ten
slotte presenteert de enquêtecommissie haar bevindingen en lessen in een eindrapportage.
Hierin spreekt zij ook oordelen uit en doet zij aanbevelingen.
N.B. Zoals eerder gesteld maakt de compensatie van individuele burgers als gevolg
van de hersteloperatie geen onderdeel uit van dit onderzoeksvoorstel. Die operatie
is onderdeel van het lopende dossier dat door de vaste Kamercommissie voor Financiën
wordt behandeld en de enquêtecommissie zal dan ook geen uitspraken doen over het lopende
herstelbeleid.
3.2 Planning
Fase
Doorlooptijd
Werkzaamheden
1 Bureau-onderzoek
februari 2022 – oktober 2022
Voorbereiden en uitvoeren van literatuuronderzoek, discoursanalyse en dossieronderzoek
2 Besloten gesprekken
November 2022 – januari 2023
Voorbereiden, uitvoeren en verwerken besloten voorgesprekken
3 Openbare verhoren
Februari 2023 – mei 2023
Voorbereiden, uitvoeren en verwerken openbare verhoren
4 Eindrapportage
Juni 2023 – november 2023
Opstellen en presentatie eindrapportage
4 Werkwijze van de enquêtecommissie
4.1 Enquêtebevoegdheden
Een parlementaire enquête is het zwaarste onderzoeksinstrument van het parlement.
Doel van de onderhavige enquête is onder meer inzicht krijgen in de wijze waarop de
overheid fraude bestrijdt en daarbij tekort is geschoten in de dienstverlening aan
en rechtsbescherming van burgers. De enquêtecommissie zal daarbij in het bijzonder
ingaan op de rol van de Tweede Kamer, ambtelijke en politieke besluitvorming, het
gebruik van (discriminerende) risicoprofielen, ICT toepassingen, de informatievoorziening
en de informatie-uitwisseling. Daarvoor acht de tijdelijke commissie de inzet van
enquêtebevoegdheden gerechtvaardigd en noodzakelijk, zoals het horen onder ede en
het vorderen van schriftelijke inlichtingen en afschriften van, inzage in en/of kennisneming
van documenten.
4.2 Onderzoeksstaf
De enquêtecommissie zal worden ondersteund door een ambtelijke staf. De staf van de
tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening zal ook de enquêtecommissie ondersteunen,
uitgebreid met een aantal, nog te werven onderzoekers. De voltallige onderzoeksstaf
komt te bestaan uit een griffier, een adjunct-griffier, een commissie-assistent, een
onderzoekscoördinator, een plaatsvervangend onderzoekscoördinator, zes onderzoekers,
een informatiespecialist, een data analist, een juridisch adviseur, een communicatieadviseur
en een woordvoerder.
4.3 Klankbordgroep
Met het oog op de kwaliteitsborging stelt de enquêtecommissie een klankbordgroep in
bestaande uit verschillende deskundigen op uiteenlopende terreinen. De klankbordgroep
zal gedurende het onderzoek reflecteren over onder meer de aanpak en het concept eindrapport.
4.4 Betrekken burgers
De tijdelijke commissie heeft burgers betrokken bij de totstandkoming van het onderzoeksvoorstel
en de enquête. In focusgroepen is er met burgers gesproken over de verwachtingen ten
aanzien van de parlementaire enquête en het onderzoeksvoorstel. De commissie wil tijdens
de parlementaire enquête burgers blijven betrekken. Gedurende het onderzoek zal worden
gekeken op welke wijze dit kan worden ingevuld.
4.5 Contacten met andere commissies
Het ligt in de rede dat de enquêtecommissie contact onderhoudt met de vaste Kamercommissies
voor Financiën, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Digitale Zaken over (mogelijke)
samenloop van werkzaamheden. Hoewel de enquêtecommissie voornamelijk terugkijkt, zal
de enquêtecommissie ook lopende en komende ontwikkelingen aandachtig volgen om met
haar aanbevelingen aan te kunnen sluiten bij de actuele situatie.
4.6 Begroting
De begroting van de parlementaire enquête is afgestemd met de Stafdienst Financieel
Economische Zaken en de uitgaven worden afgerond begroot op € 3,1 miljoen. Deze middelen
zullen, op grond van artikel 3 van de Wet op de parlementaire enquête 2008, vanuit
het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) worden toegevoegd
aan de begroting van de Tweede Kamer. De parlementaire enquête heeft dus geen gevolgen
voor de begroting van de Kamer.
Bijlage Lijst van geraadpleegde personen en organisaties
Betrokkenen bij eerdere parlementaire enquêtes en onderzoeken
– (André) Bosman, L. (Liselotte) Boeve en N. (Natascha) Stroeker, voorzitter resp. griffier
en onderzoekscoördinator tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties (TCU)
– C.J.L. (Chris) van Dam, J. (Jeroen) Freriks en R.J. (Rob) de Bakker, voorzitter resp.
griffier en onderzoekscoördinator Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
(POK) – R.M. (Renske) Leijten, voorzitter voorbereidingsgroep instelling tijdelijke
commissie Fraudebeleid en Dienstverlening, tevens lid parlementaire ondervragingscommissie
Kinderopvangtoeslag (POK) – A.A.G.M (Ronald) van Raak, voorzitter tijdelijke commissie
evaluatie Wet Parlementaire Enquête (TCWPE), tevens ondervoorzitter Parlementaire
ondervragingscommissie naar ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (POCOB)
– M.M. (Madeleine) van Toorenburg en D.S. (Dennis) Nava, voorzitter resp. griffier parlementaire
enquêtecommissie Fyra
– A.C. (Anouschka) Verbruggen-Groot, juridisch adviseur TCEWPE en diverse enquête- en
ondervragingscommissies
ICT en algoritmes (wetenschappers)
– V.J.J.M. (Victor) Bekkers, hoogleraar Bestuurskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam
– S. (Sennay) Ghebreab, universitair hoofddocent Sociaal-Intelligente AI aan de Universiteit
van Amsterdam
– L. (Linda) Kool, senior onderzoeker, Rathenau instituut
– A.J. (Bram) Klievink, hoogleraar Digitalization and Public Policy, Universiteit Leiden
– J.E.J. (Corien) Prins, hoogleraar Recht en Informatisering, Universiteit Tilburg,
Voorzitter WRR
ICT en algoritmes (ervaringsdeskundigen)
– S. (Siri) Beerends, cultuur-socioloog, werkzaam bij SETUP, promovenda Universiteit
Twente
– (Ilyaz) Nasrullah, digitaal strateeg en columnist Trouw
– R.J. (René) Veldwijk, associé bij Ockham Groep en opiniemaker bij Computable – A.
(Arjan) Widlak, directeur stichting Kafkabrigade
Ontwikkeling in samenstelling, professionaliteit en functioneren van het ambtelijk
apparaat
– T. (Taco) Brandsen, hoogleraar Bestuurskunde Radboud Universiteit Nijmegen
– P.M. (Peter) Kruyen, docent Bestuurskunde Radboud Universiteit Nijmegen
– F. (Frits) van der Meer, bijzonder hoogleraar «Comparative Public Sector and Civil
Service Reform» Universiteit Leiden
– M. (Mirko) Noordegraaf, hoogleraar Public Management Universiteit Utrecht
Verhouding tussen kabinet, politiek en ambtenarij
– L.B.J. (Laura) van Geest, Nederlands econoom en bestuurskundige, bestuursvoorzitter
Autoriteit Financiële Markten
– N. (Nicolette) van Gestel, hoogleraar Nieuwe sturingsvormen in sociale zekerheid en
arbeidsvoorziening Tilburg University en kroonlid SER
– B. (Bernard) ter Haar, buitengewoon adviseur bij de Algemene Bestuursdienst op het
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
– M.A. (Martijn) van der Steen, co-decaan en adjunct-directeur van de NSOB en directeur
van de Denktank. Bijzonder hoogleraar Erasmus Universiteit Rotterdam
– S. (Sandra) van Thiel, hoogleraar Public Management Erasmus Universiteit Rotterdam
en hoogleraar Bestuurskunde Radboud Universiteit Nijmegen
Discriminatie, (institutioneel) racisme en etnisch profileren
– Q. (Quirine) Eijkman, ondervoorzitter College voor de Rechten van de Mens, lector
Toegang tot het Recht bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie (KSI) van de Hogeschool
Utrecht
– J. (Jaïr) Schalkwijk, Controle Alt Delete
– G.D. (Gloria) Wekker, emeritus hoogleraar sociale en culturele antropologie Universiteit
van Utrecht
Vertegenwoordigers slachtoffers, burgerperspectief
– (Amma) Assante, voorzitter Landelijke CliëntenRaad (LCR)
– R. (Reinier) Feiner, voorzitter Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) – L.
(Lex) Staal, directeur Sociaal Werk Nederland
Fraudebeleid
– H.J.M. (Menno) Fenger, hoogleraar institutionele beleidsanalyse, Erasmus School of
Social and Behavioural Sciences, Erasmus Universiteit Rotterdam
– M.L.M. (Marc) Hertogh, hoogleraar Rechtssociologie, faculteit rechtsgeleerdheid, Rijksuniversiteit
Groningen
– (Albertjan) Tollenaar, hoogleraar en directeur Groningen Graduate School of Law, faculteit
rechtsgeleerdheid, Rijksuniversiteit Groningen
– G.J. (Gijs) Vonk, hoogleraar socialezekerheidsrecht, faculteit rechtsgeleerdheid,
Rijksuniversiteit Groningen
Discours rondom fraudebeleid
– F. (Femke) Roosma, universitair docent, Tilburg School of Social and Behavioral Sciences,
Universiteit Tilburg
– R. (Rens) Vliegenthart, hoogleraar communicatiewetenschap en onderzoeksdirecteur bij
de
– Amsterdam School of Communication Research van de Universiteit van Amsterdam
– M.S. (Michiel) de Vries, hoogleraar bestuurskunde, Radboud Universiteit Nijmegen
Lessen voor de toekomst
– (Alex) Brenninkmeijer, lid Europese Rekenkamer en voormalig Nationale ombudsman
– J. (Jeroen) Dijsselbloem, voorzitter Onderzoeksraad voor de Veiligheid en voormalig
Minister van Financiën
– Th.C. (Thom) de Graaf, vicepresident van de Raad van State
– E. (Ewout) Irrgang, lid college van de Algemene Rekenkamer en voormalig Kamerlid
– H.D. (Herman) Tjeenk Willink, voormalig politicus en oud-topambtenaar, Minister van
Staat – R.F.B. (Reinier) van Zutphen, Nationale ombudsman
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.A. Bergkamp, Voorzitter van de Tweede Kamer