Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen van 31 januari en 1 februari (Kamerstuk 21501-30-545)
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 548 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 31 januari 2022
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 17 januari
2022 over de geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen van 31 januari
en 1 februari (Kamerstuk 21 501-30, nr. 545).
De vragen en opmerkingen zijn op 21 januari 2022 aan de Minister van Economische Zaken
en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 26 januari 2022 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan
De griffier van de commissie, Van Dijke
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda ten behoeve
van de Informele Raad voor Concurrentievermogen/Interne Markt en Industrie en hebben
hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie onderstrepen de visie dat de coronacrisis de economische
afhankelijkheid van Europa heeft aangetoond en in het bijzonder wanneer het gaat om
kritieke grondstoffen en (half)producten en deze leden achten het dan ook positief
dat de Europese Commissie in oktober 2020 het Critical Raw Material Action Plan heeft
gelanceerd. Met name vanwege de open economie van Nederland zien deze leden het belang
in van een dergelijk plan voor Nederland en breder voor de Europese Unie om ook in
de toekomst te kunnen voldoen aan de vraag van grondstoffen en (half)producten en
om uiteindelijk het publieke belang te kunnen blijven borgen. Om welke dertig kritieke
grondstoffen die het actieplan heeft geïdentificeerd, gaat het? Kan de Minister toelichten
op basis van welke (probleem)analyse deze lijst is samengesteld? Op welke wijze beoogt
dit actieplan de onafhankelijkheid van deze kritieke grondstoffen te bevorderen? Ziet
de Minister een specifieke rol voor Nederland voor het uitvoeren van dit actieplan?
Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De Europese Commissie heeft sinds 2011 vier keer een lijst met kritiek geachte grondstoffen
gepubliceerd. De laatste keer in 20201 bestond de lijst inmiddels uit dertig kritieke grondstoffen2. Economisch belang en voorzieningsrisico zijn de twee voornaamste parameters op basis
waarvan wordt vastgesteld hoe kritiek een grondstof is voor de EU. Voor het economische
belang wordt tot in detail gekeken naar de toewijzing van grondstoffen aan het eindgebruik
op basis van industriële toepassingen. Voor het voorzieningsrisico wordt gekeken naar
de concentratie op landniveau van de wereldwijde productie van primaire grondstoffen
en de aanvoer voor de EU, de governance in toeleverende landen, met inbegrip van milieuaspecten,
de bijdrage aan recycling (secundaire grondstoffen), substitutie, afhankelijkheid
van de invoer in de EU en handelsbeperkingen in derde landen.
In het actieplan kritieke grondstoffen van de Europese Commissie3, wordt allereerst ingezet op veerkrachtige waardeketens voor de industriële ecosystemen
van de EU. Nederland is snel en goed aangehaakt bij de hiervoor opgerichte European
Raw Materials Alliance («ERMA») met het project circulaire windparken. Andere projecten
rond circulaire zonneparken, circulaire klimaatinstallaties en circulaire machinebouw
worden samen met het ERMA verkend. Daarnaast wordt ingezet op vermindering van de
afhankelijkheid van primaire kritieke grondstoffen door middel van circulair gebruik
van hulpbronnen, duurzame producten en innovatie. In 2021 is een onderzoek gestart
over innovatie op het gebied van kritieke grondstoffen met betrekking tot afvalverwerking
van geavanceerde materialen en substitutie. De resultaten daarvan zijn benut in de
programmering van het Europese onderzoek- en innovatieprogramma Horizon Europe. Via
de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland RVO worden bedrijven en kennisinstellingen
actief geholpen om hierop in te schrijven. Verder wil men de duurzame en verantwoorde
binnenlandse winning en verwerking van grondstoffen in de EU versterken. Hiervoor
wordt in vooral (voormalige) steenkoolregio’s gekeken naar nieuwe, zo duurzaam mogelijk
opererende winning- en verwerkingsprojecten. Daarbij wordt ook gewerkt aan de benodigde
versterking van deskundigheid en vaardigheden. Verder wordt satelliettechnologie ingezet
voor het opsporen van hulpbronnen, ten behoeve van de operationele fase van de winning
en verwerking van grondstoffen en ten behoeve van het milieubeheer na sluiting van
mijnen. Als laatste wil men de toelevering van kritieke grondstoffen uit derde landen
diversifiëren door in te zetten op meer duurzame en verantwoorde winning, versterking
van de regels met betrekking tot handel in grondstoffen en door het wegnemen van verstoringen
in de internationale handel. Deze landen lopen uiteen van ontwikkelde mijnbouwlanden,
zoals Canada en Australië, enkele ontwikkelingslanden in Afrika en Latijns-Amerika,
tot landen in de buurt van de EU, zoals Noorwegen, Oekraïne, kandidaat-lidstaten zoals
Servië en de Westelijke Balkan. Hiervoor is de Commissie strategische internationale
partnerschappen gestart, te beginnen met Canada en Oekraïne. Daarnaast wil de Europese
Commissie verantwoorde mijnbouwpraktijken voor kritieke grondstoffen bevorderen door
het versterken van het regelgevingskader van de EU zoals de op 1 januari 2021 van
kracht zijnde EU-verordening inzake conflictmineralen.4 Hierdoor mogen Europese importeurs alleen maatschappelijk verantwoorde en conflictvrije
grondstoffen importeren. Ook heeft de Europese Commissie inmiddels een mededeling
over maatschappelijk verantwoord ondernemen rapporteren gepubliceerd.5
In het coalitieakkoord wordt als onderdeel van het buitenlands beleid ingezet op het
verminderen van de afhankelijkheid voor strategische goederen en grondstoffen. De
nadere uitwerking hiervan zal de komende maanden verder worden vormgegeven door het
kabinet.
De leden van de VVD-fractie wijzen op het feit dat Nederland verschillende innovatieve
ecosystemen kent, waar hoogwaardige producten worden geproduceerd. In hoeverre ziet
de Minister binnen deze ecosystemen ongewenste afhankelijkheid van cruciale grondstoffen
en goederen? Ziet de Minister hiervoor ook oplossingsrichtingen naast een actieplan
van de Europese Commissie?
In de Integrale Circulaire Economie Rapportage6 van het Planbureau voor de Leefomgeving uit 2021, worden de leveringszekerheidsrisico’s
voor de Nederlandse economie nader in beeld gebracht. Bedrijven die gebruik maken
van germanium, de platinagroep-metalen, zeldzame aardmetalen, gallium, kobalt en wolfraam
hebben het meest te maken met de leveringsrisico’s van kritieke grondstoffen. Bedrijven
in de maakindustrie lopen de grootste risico’s door de afhankelijkheid van zeldzame
aardmetalen, kobalt, wolfraam, tantaal, tin en indium. Via het uitvoeringsprogramma
circulaire maakindustrie werkt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat samen
met het bedrijfsleven, kennisinstellingen en medeoverheden aan het verminderen van
leveringszekerheidsrisico’s in de maakindustrie. Circulariteit biedt belangrijke handelingsperspectieven
zoals levensduurverlening, recycling en substitutie om leveringszekerheidsrisico’s
te verminderen. Hierbij werkt het ministerie onder andere samen met de brancheorganisaties
voor de technologische industrie FME en Metaalunie om grote bedrijven maar ook het
midden- en kleinbedrijf te bedienen. Het programma is goed aangesloten bij de acties
uit het Europese actieplan kritieke grondstoffen van de Europese Commissie om het
Europese speelveld en schaal optimaal te benutten.
De leden van de VVD-fractie vragen in brede zin of de Minister kan aangeven welke
verwachtingen zij heeft van het Franse voorzitterschap van de Europese Unie (EU),
in het bijzonder waar het gaat om het bevorderen van de strategische autonomie van
Europa. Welke kansen ziet de Minister voor de Nederlandse industrie, nu het Franse
voorzitterschap de rol van Important Projects of Common European Interest (IPCEI)
benadrukt. Hoe zorgt de Minister ervoor dat het Nederlandse bedrijfsleven de voordelen
van participatie in de IPCEI volop kan gaan benutten?
Frankrijk is voorstander van het gebruik van het IPCEI-instrument om markt-, systeem-
en transitiefalens te adresseren, maar wil ook het instrument gebruiken om invulling
te geven aan strategische autonomie. Nederland is positief kritisch over het gebruik
van dit instrument en bekijkt case-by-case of Nederlandse deelname de nationale en
Europese belangen op de lange termijn goed en evenwichtig dienen. Zoals het coalitieakkoord
beschrijft wil Nederland bijdragen aan een slagvaardige, economische sterke, groene
en veilige Europese Unie. Dit doet Nederland onder andere door intensieve samenwerkingen
met gelijkgezinde landen in Europa op gebieden waar, door inbreng van ieders kennis
en expertise, synergie te behalen valt. Het IPCEI-instrument kan daarbij ook een belangrijke
kans voor ons bedrijfsleven en kennisinstellingen bieden. Nederland maakt intensief
onderdeel uit van de Europese besprekingen en voorbereidingen.
Om te zorgen dat Nederland volop de voordelen van IPCEI kan benutten, is tijdens het
vorige kabinet besloten dat Nederland mee zal doen aan de IPCEI’s Micro-elektronica
2, IPCEI Cloudinfrastructuur en diensten en de IPCEI Waterstof. Daartoe zijn tijdens
de 2021 augustusbesluitvorming door het vorige kabinet bedragen gereserveerd en is
op 17 december 2021 een subsidiemodule in de Staatscourant gepubliceerd. De deelnemende
partijen worden via de website van RVO op de hoogte gehouden.7
De leden van de VVD-fractie willen tevens wijzen op het belang van strategische onafhankelijkheid
en specifiek de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen in het kader van de groene
transitie waar de EU en specifiek Nederland voor staat. Deze leden achten het positief
dat het kabinet ook hier specifiek aandacht voor wil vragen tijdens de Raad voor Concurrentievermogen
om deze transitie ook te kunnen laten slagen. In het licht van de huidige inspanningen
die Nederland nu al levert om onze economie te verduurzamen, heeft u zicht op bepaalde
kritieke grondstoffen die nodig zijn voor de Nederlandse transitie, maar waarvan de
levering door afhankelijkheden mogelijk op korte termijn al in gevaar kan komen? Zo
ja, om welke grondstoffen gaat het mogelijk en aan welke alternatieven of oplossingen
denkt u? Ziet u mogelijkheden om meer in te zetten op circulariteit rondom desbetreffende
grondstoffen, ook naar aanleiding van de opgedane ervaringen met het Uitvoeringsprogramma
Circulaire economie? Zo ja, welke?
Uit het vorig jaar uitgebrachte rapport «The role of critical minerals in clean energy
transitions» van het International Energy Agency8 blijkt dat de komende twee decennia 40% meer koper en zeldzame aardmetalen nodig
zijn, 60–70% meer nikkel en kobalt en 90% meer lithium. In het meest recent gepubliceerde
rapport «Metaalvraag van de Nederlandse energietransitie» van Copper8, Universiteit
Leiden en Metabolic9 over kritieke grondstoffen voor de energietransitie wordt voor zon en wind uitgerekend
dat voor vijf specifieke metalen (neodymium, terbium, indium, dysprosium en praseodymium),
twaalf keer zoveel materiaal nodig is om onze doelen voor 2030 te halen. Meer gedetailleerd
kan via de grondstoffenscanner bekeken worden in welke Nederlandse productgroepen
kritieke grondstoffen aanwezig zijn en welke mate van risico daaraan is verbonden.
Via het uitvoeringsprogramma circulaire economie en specifiek het uitvoeringsprogramma
circulaire maakindustrie worden op dit moment de onderwerpen circulaire windparken,
circulaire zonneparken, klimaatinstallaties, circulaire batterijen en circulaire high
tech equipment opgepakt. Deze projecten tonen opschalingskansen om nieuwe bedrijvigheid
samen te laten gaan met verlaging van leveringszekerheid risico’s en verlaging milieudruk
waaronder CO2-reductie.
De leden van de VVD-fractie lezen dat kernenergie bij de verduurzaming van de Europese
industrie volgens het Frans EU-voorzitterschap een majeure bijdrage zal leveren aan
het behalen van de doelen voor emissiereductie en een grotere onafhankelijkheid op
het gebied van energie en zelfvoorziening zal creëren. Begin maart 2022 zal hierover
een ministeriële conferentie plaatshebben. Wanneer zal de Minister de Kamer informeren
over de inzet van Nederland en kan zij aangeven welke ontwikkelingen zij op dit vlak
in Europa ziet?
Nederland is van mening dat er in het Europees energiesysteem ruimte moet zijn voor
landen om te kiezen voor kernenergie, als dat voor hen passend is. Dit kabinet heeft
in het coalitieakkoord ook keuzes hieromtrent gemaakt.
Het is aan de lidstaat zelf om een keuze te maken voor de invulling van de eigen energiemix.
Er zijn landen die een keuze voor kernenergie maken zoals bijvoorbeeld Finland, Frankrijk,
Hongarije, Slowakije, Slovenië, Roemenië, Tsjechië. Daarnaast zijn er ook lidstaten
die willen stoppen met kernenergie zoals bijvoorbeeld Duitsland en België. Kernenergie
kan – naast andere bronnen voor CO2-neutrale energieproductie – een belangrijke rol spelen bij het verminderen van de
CO2-uitstoot en het bereiken van de klimaatdoelstellingen. Ik heb op dit moment nog onvoldoende
informatie over het genoemde evenement in begin maart om u hierover te informeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken behorende
bij het schriftelijk overleg over deze informele Raad voor Concurrentievermogen. Deze
leden wensen de Minister veel succes bij haar eerste Raad van Concurrentievermogen
op het terrein van de interne markt en industrie.
De leden van de D66-fractie wijzen erop dat dit ook de eerste informele Raad van Concurrentievermogen
is op het terrein van de interne markt en industrie onder Frans EU-voorzitterschap.
Deze leden vragen de Minister dan ook naar de kabinetsverwachtingen van het Franse
EU-voorzitterschap. Waar ziet de Minister kansen voor Nederland binnen de agenda van
strategische autonomie? In het coalitieakkoord wordt specifiek gewezen op het inzetten
op open strategische autonomie van de EU, onder andere in relatie tot innovatie, industriepolitiek
en digitalisering. Op welke manier wil de Minister hier invulling aan geven en hoe
past dit bij de agenda van het Franse EU-voorzitterschap?
De prioriteiten van het Franse voorzitterschap liggen o.a. op klimaat, digitaal en
industrie. Deze thema’s worden door Frankrijk vaak aangevlogen vanuit het oogpunt
van open strategische autonomie. Zo vindt er tijdens de informele Raad voor Concurrentievermogen
ook een debat plaats over strategische afhankelijkheden. In de discussie onder leiding
van het Franse voorzitterschap zal Nederland zich, conform de in het coalitieakkoord
genoemde inzet op de open strategische autonomie van de EU, sterk maken voor het belang
van openheid en proportionaliteit in de invulling van het begrip open strategische
autonomie. Hierbij heeft Nederland oog voor het bevorderen van een gelijk speelveld
en behoud en handhaving van een effectief en politiek onafhankelijk mededingings-
en staatssteunkader. Ook focust Nederland sterk op de samenwerking met gelijksgezinde
derde landen. Tegelijkertijd wordt erkend dat proportionele overheidsinterventies
nodig kunnen zijn om te kunnen anticiperen en reageren op internationale geopolitieke
en geo-economische ontwikkelingen, bijvoorbeeld om de risico’s van strategische afhankelijkheden
te kunnen mitigeren.
Hoewel de Franse en Nederlandse visies op strategische autonomie traditioneel verschillen,
met name op het terrein van staatssteun, mededinging en in het open karakter naar
de rest van de wereld (zie ook beantwoording van de vraag van de CDA-fractie hierover),
is er intensief contact met Frankrijk om te bezien hoe we voorbij deze traditionele
verschillen van inzicht samen kunnen optrekken. Het Franse voorzitterschap, waarin
strategische autonomie een rode draad is, biedt daarvoor aanknopingspunten. Zo wil
ik gezamenlijk bekijken hoe open strategische autonomie geoperationaliseerd kan worden.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief dat de Minister verwacht dat deze Raad
zal gaan over leveringszekerheid van kritieke grondstoffen. Zijn er specifieke kritieke
grondstoffen voor Nederland en de Nederlandse industrie, waarvoor het belangrijk is
dat er Europees wordt opgetrokken om de leveringszekerheid te waarborgen? Zo ja, welke
grondstoffen zijn dit? En in welke sectoren speelt dit? Is de Minister in gesprek
met de Nederlandse industrie over welke grondstoffen zij nu of in de toekomst verwacht
als kritiek? Zo ja, wordt in deze gesprekken ook specifiek het midden- en kleinbedrijf
meegenomen? Zijn er ook elementen waarin Nederland juist sterk afwijkt van andere
Europese landen?
In het rapport «Critical Raw Materials for Strategic Technologies and Sectors in the
EU» van het Europese Joint Research Centre10 worden voor strategische technologieën en sectoren de relevante kritieke grondstoffen
en bijbehorende risico’s in kaart gebracht. Voor de meeste kritieke grondstoffen uit
het rapport geldt dat deze gewonnen en verwerkt worden in een relatief klein aantal
(geopolitiek belangrijke) landen. De Europese schaal en beleidsinstrumenten zijn noodzakelijk
om afspraken rond leveringszekerheid te maken. In lijn met de Europese Commissie en
veel andere landen, ziet Nederland de circulaire economie als belangrijk handelingsperspectief
om leveringszekerheid risico’s te verminderen. Verder verwijs ik u naar de beantwoording
van de vragen van de VVD-fractie over kritieke grondstoffen.
De leden van de D66-fractie ondersteunen de behoefte van het kabinet om de afhankelijkheden
van strategische goederen en grondstoffen te verminderen. Wordt hierin ook gekeken
naar kansen voor hergebruik en circulaire economie van deze goederen? Is de Minister
van mening dat het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie en het Uitvoeringsprogramma
Circulaire Maakindustrie voldoende aanknopingspunten bieden voor de markt, om dit
actief op te pakken? Zo nee, wat is er nog meer nodig en welke acties zal de Minister
hierop de komende tijd ondernemen?
De Minister schrijft dat er maatwerk nodig is per product en grondstof. Wanneer kunnen
de leden van de D66-fractie daar meer informatie over ontvangen? Doelt de Minister
hierbij op maatwerk voor alleen de Nederlandse markt of wil zij dit juist Europees
regelen?
Het uitvoeringsprogramma circulaire economie en uitvoeringsprogramma circulaire maakindustrie
hebben het bijdragen aan leveringszekerheid mede als doel. Hierbij wordt door overheden,
bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties gewerkt aan circulaire
businessmodellen en het opheffen van belemmeringen hiervoor. Via het lopende, nationale
doelenproces worden doelen en routekaarten opgesteld voor impactvolle productgroepen.
Hierdoor is maatwerk per product en grondstof mogelijk. Onderdeel van dit doelenproces
is ook het bepalen van de benodigde (beleids)instrumenten en middelen, zowel op de
Nederlandse markt maar ook nadrukkelijk op Europees niveau. De komende maanden zal
meer informatie over de voortgang van het doelenproces via beleidsbrieven gecommuniceerd
worden. Verder verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie
over kritieke grondstoffen.
De leden van de D66-fractie begrijpen dat de duurzame transitie ook kritieke grondstoffen
nodig heeft. Welke grondstoffen zijn niet te winnen in de EU? Waar komen deze grondstoffen
wel vandaan? Is de verwachting dat er alternatieven voor deze grondstoffen ontwikkeld
worden, die wel te winnen zijn in Europa?
In de «study on the EU’s list of Critical Raw Materials (2020)» van het Europese Joint
Research Centre11 wordt de geografische oorsprong van verschillende kritieke grondstoffen weergegeven.
Slechts een aantal worden in Europa gewonnen zoals hafnium en strontium. Gezien de
geologische beperkingen van het continent Europa zal de toekomstige vraag naar primaire
kritische grondstoffen ook op middellange tot lange termijn grotendeels worden vervuld
door import. De aanvoer van kritieke materialen is zeer geconcerteerd. Zo levert Turkije
98% van de totale EU vraag de grondstof boraat en China 98% van de vraag naar zeldzame
aardmetalen. Inmiddels wordt er in Europa werkt aan nieuwe mijnbouw van onder andere
zeldzame aardmetalen, maar dit zijn activiteiten op relatief beperkte schaal. Daarbij
heeft de Europese Commissie wetgeving voorgesteld die borgt dat mijnbouw plaatsvindt
onder milieuvriendelijke en sociaal gezonde omstandigheden. Het kiezen van alternatieven
voor kritieke grondstoffen hangt onder andere af van de benodigde functionaliteit
en eigenschappen, de bedrijfseconomische redenen zoals kostprijs en de leveringszekerheid
van de alternatieven. Het is niet eenvoudig om alternatieve materialen te ontwikkelen
omdat de kritieke grondstoffen juist unieke eigenschappen hebben die mede ontstaan
zijn door (langdurige) geologische processen. De verschuiving van kritieke naar algemeen
beschikbare grondstoffen («elements of hope»12) is onderdeel van de tweede strategische doelstelling13 van het Rijksbrede programma circulaire economie («Nederland circulair in 2050»),
het Grondstoffenakkoord en het lopende doelenproces circulaire economie. Daarnaast
biedt de transitie naar een circulaire economie belangrijke handelsperspectieven,
zoals het gebruik van secundaire kritieke grondstoffen. Zo wordt meer dan 50% van
sommige metalen zoals ijzer, zink of platina gerecycled en dekken ze meer dan 25%
van het EU-verbruik. Met de Green Deal heeft de Europese Commissie doelen vastgesteld
om economische groei los te koppelen van het toenemend gebruik van grondstoffen door
in te zetten op secundaire grondstoffen en circulair productontwerpen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben
daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat deze informele Raad voor Concurrentievermogen
in het teken zal staan van versterking van de strategische autonomie en veerkracht
van de EU, specifiek de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen. Zij vinden dit
een belangrijk thema. Kan de Minister aangeven of binnen de EU overal hetzelfde gedacht
wordt over wat het begrip «strategische autonomie» in moet houden, of dat er verschillen
van inzicht bestaan?
De verschillende lidstaten van de EU delen de analyse dat het van belang is de weerbaarheid
van de Unie te versterken in een snel veranderende wereld met toenemende geopolitieke
spanningen. De discussie omtrent «open strategische autonomie» speelt in op deze gedeelde
analyse. Hoewel er consensus is over het belang van de discussie, verschillen lidstaten
in hun opvatting wat «open strategische autonomie» precies inhoudt. Enkele lidstaten,
en dan met name Frankrijk, neigen naar meer zelfvoorzienendheid en herindustrialisering.
Andere lidstaten, waaronder Denemarken, Zweden en ook Nederland, focussen in de discussie
sterk op openheid, het belang van proportionaliteit en internationale verbondenheid.
Deze landen spreken dan ook liever over «open» strategische autonomie. Voor Nederland
staat open strategische autonomie van de EU voor haar vermogen om als mondiale speler,
in samenwerking met internationale partners, op basis van eigen inzichten en keuzes
haar publieke belangen te borgen en weerbaar te zijn in een onderling verbonden wereld.
De leden van de CDA-fractie brengen in dit kader graag de motie van het lid Amhaouch
c.s. over het inventariseren van de gevolgen van de coronacrisis voor sectoren en
bedrijven (Kamerstuk 35 420, nr. 389) in herinnering, die de regering verzoekt om samen met het bedrijfsleven een inventarisatie
te maken van de omvang van de problematiek van leveranciersproblemen, een tekort aan
basismaterialen en hoge grondstoffenprijzen, van de voornaamste sectoren waar het
knelt en van mogelijke oplossingen voor zowel de korte als de middellange termijn,
en dit onderdeel te laten zijn van de aangekondigde brief over de (maak)industrie,
en de Kamer hierover te informeren. Wanneer zal deze motie zijn uitgevoerd en ziet
het kabinet met deze leden de urgentie van een spoedige uitvoering?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister verwijst naar het coalitieakkoord
(Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) van het kabinet-Rutte IV en de ambitie van het kabinet om de afhankelijkheden van
strategische goederen en grondstoffen te verminderen en in te zetten in op strategische
onafhankelijkheid door onder andere productie van cruciale (half)producten in Europa.
Deze leden vragen de Minister wanneer de Kamer de eerste kabinetsvoorstellen hiertoe
tegemoet kan zien?
In navolging van de Kamerbrief Verduurzaming Basisindustrie14 en de Kamerbrief over de visie op de toekomst van de industrie in Nederland15, streef ik ernaar om aan het einde van het eerste kwartaal van 2022 uw Kamer middels
een kamerbrief te informeren over de eerste kabinetsvoorstellen omtrent de industrie.
De bovengenoemde thema’s worden daarin meegenomen.
De leden van de CDA-fractie zijn tenslotte benieuwd of de Minister voornemens is om
tijdens de gedachtewisseling in de Raad ook de huidige energiediscussie in te brengen.
In hoeverre vraagt dit om een Europese aanpak? Welke gedachten heeft de Minister hierover?
De hoge energieprijzen hebben geleid tot een Europese discussie die primair wordt
gevoerd in de Energieraad. De hoge energieprijzen staan tijdens de aankomende informele
Raad voor Concurrentievermogen niet op de agenda.
Op 21 en 22 januari jl. heeft de Minister voor Klimaat en Energie deelgenomen aan
de informele Energieraad waar opnieuw is gesproken over de hoge energieprijzen. Ik
verwijs u voor de Nederlandse inzet graag naar de geannoteerde agenda16 en het verslag van die Raad.17
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. Azarkan, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
D.D. van Dijke, adjunct-griffier