Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Minhas en Koerhuis over het artikel dat de woningbouw naar nul gaat door nieuwe wet
Vragen van de leden Minhas en Koerhuis (beiden VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties over het artikel dat de woningbouw naar nul gaat door nieuwe wet (ingezonden 9 december 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), mede namens
de Staatssecretaris en Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 25 januari
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1238.
Vraag 1
Kent u het artikel «Woningbouw naar nul door nieuwe wet»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het artikel en in het bijzonder op de in het artikel gedane uitlatingen?
Antwoord 2
De woningbouwopgave is urgent. Hierover heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijkrelaties uw Kamer verschillende brieven gestuurd.
De weergave in het artikel over de cumulatieregels sluit naar mijn mening echter niet
goed aan bij de impactanalyse die in opdracht van Rijk en regio gezamenlijk is uitgevoerd.
Die impactanalyse is op 16 december 2021 door de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties aan uw Kamer toegezonden.2 De impactanalyse bevestigt dat naar schatting maximaal 60.000 tot 80.000 woningen
van de plancapaciteit in de regio Schiphol te maken kunnen krijgen met een afweging
van de aanvaardbaarheid als gevolg van de geactualiseerde cumulatieregels – waarvan
bij ca. de helft onder het huidige recht ook al een afweging over cumulatie gevraagd
wordt – maar de conclusies die daaraan in het artikel worden verbonden, deel ik niet.
Het artikel vermeldt daarnaast ten onrechte dat het maken van een afweging over de
aanvaarbaarheid van het geluid in geval van samenloop van meerdere geluidbronnen nieuw
zou zijn. Dat is al vereist sinds de invoering van de Wet geluidhinder in 1986.3
Vraag 3
Bent u van mening dat gemeenten en provincies een goede belangenafweging kunnen maken
voor bouwprojecten? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom?
Antwoord 3
Ja. Het is van oudsher de taak van het decentrale bestuur om te komen tot een samenhangende
afweging van alle belangen bij woningbouwprojecten. De Omgevingswet helpt ze daarbij,
onder meer door de rijksregels die daarbij gehanteerd worden bij elkaar te brengen
en te harmoniseren. Dat bevordert de overzichtelijkheid, maar de intrinsieke complexiteit
van gebiedsontwikkeling blijft onverminderd bestaan.
Vraag 4
Bestaat er een handelingskader voor belangenafweging dat gemeenten kunnen gebruiken
voor bouwprojecten? Zo nee, bent u bereid om dat op te stellen voor de verwachte invoering
van de Omgevingswet op 1 juli 2022?
Antwoord 4
Gelezen in de context van het artikel veronderstel ik dat gedoeld is op een handelingskader
voor het omgaan met hogere niveaus voor het gecumuleerd geluid die ontstaan als gevolg
van de nieuwe rekenregel voor het betrekken van luchtvaartgeluid daarbij. De bewindslieden
van Infrastructuur en Waterstaat en ik zijn bereid om samen met de regio een handelingskader
of handreiking op te stellen voor gemeenten die daarmee te maken krijgen. In bijlage
1B bij de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 16 december
2021 zijn al enkele bouwstenen opgenomen die onderdeel zouden kunnen worden van een
handreiking.
Vraag 5, 7 en 13
Wat is de stand van zaken van de reeds aangenomen motie Koerhuis over het beleidsneutraal
overzetten van de nieuwe geluidsregels?4
Hoe rijmt u een eventuele aanscherping van de nieuwe geluidsregels met de aangenomen
motie Koerhuis?
Deelt u de mening dat het aanscherpen van de nieuwe geluidsregels niet rijmt met de
aangenomen motie Koerhuis? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 5, 7 en 13
Vraag 5 is gelijkluidend aan een eerdere vraag van het lid Koerhuis van 19 november
2021, die beantwoord is door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties,
mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van
Infrastructuur en Waterstaat.5 Daarbij is ook reeds antwoord gegeven op de vragen 7 en 13. Volledigheidshalve herhaal
ik dit antwoord:
In het interbestuurlijke samenwerkingstraject SWUNG-26 zijn de doelen en uitgangspunten voor de vereenvoudiging en modernisering van de
geluidregels uit de Wet geluidhinder door Rijk, IPO en VNG gezamenlijk vastgesteld.
SWUNG-2 is een beleidswijziging ten opzichte van de huidige wet- en regelgeving en
betreft dus een beleidsrijke wijziging. Eerder was al aangekondigd dat deze wet- en
regelgeving in deze zin zou worden gewijzigd op het moment dat zij in het stelsel
van de Omgevingswet zou worden opgenomen en niet door wijziging van de huidige regelgeving.7 Juist daarom is deze regelgeving geen onderdeel geworden van het hoofdspoor van de
Omgevingswet en AMvB’s, maar ondergebracht in een aanvullingsspoor. De uitwerking
is dus beleidsneutraal ten opzichte van de aan de Kamer medegedeelde beleidsvoornemens
over SWUNG-2. Uiteraard moesten bij de uitwerking nog veel nadere keuzes worden gemaakt.
De Aanvullingswet geluid, het Aanvullingsbesluit geluid en de Aanvullingsregeling
geluid8, die al waren gepubliceerd op het moment dat de motie werd aangenomen, vormen dus
een beleidsneutrale omzetting van de beleidsbrief SWUNG-2. In die beleidsbrief werd
al gesproken over versterking van de wettelijke regeling voor cumulatie op aandringen
van de Tweede Kamer. De Aanvullingswet geluid en het Aanvullingsbesluit geluid hebben
bewust een aparte parlementaire behandeling doorlopen omdat zij geen beleidsarme omzetting
zijn van bestaande regelgeving naar het nieuwe wettelijk stelsel, maar de hierboven
benoemde reeds parlementair besproken beleidsvernieuwing omvatten.
In het licht van de overwegingen van de motie, het debat tijdens het AO Bouwen van
9 december 20209 en de aangehouden motie van het toenmalige Kamerlid Terpstra10 interpreteren de Staatssecretaris en Minister van Infrastructuur en Waterstaat en
ik de motie zo dat deze zich richt op één specifieke, geactualiseerde rekenregel11 die luchtvaartgeluid zwaarder meetelt dan de huidige regel voor de cumulatie van
het geluid van meerdere bronnen. Hieraan liggen actuele inzichten over de mate van
hinderbeleving van luchtvaartgeluid ten grondslag, die in het luchtvaartbeleid al
geruime tijd worden toegepast. De geactualiseerde rekenregel zou – aldus berichten
in de pers – de bouw van woningen in de regio Schiphol belemmeren.
Zoals al eerder gemeld12, ben ik samen met de bewindslieden van Infrastructuur en Waterstaat in overleg met
de bestuurlijke partners om deze problematiek te onderzoeken. Met de Bestuurlijke
Regie Schiphol (BRS), de VNG en het IPO is eind 2020 bestuurlijk afgesproken gezamenlijk
een impactanalyse uit te voeren naar de consequenties van de actualisering van de
rekenregel voor luchtvaartgeluid voor de realisatie van de woningbouwopgave. Om ruimte
te maken voor dit proces is in de Aanvullingsregeling geluid de vigerende rekenregel
opgenomen, in de vorm van overgangsrecht.
De gezamenlijke impactanalyse is afgerond met een briefadvies van de onderzoekers
van 27 augustus 2021. De onderzoekers beschrijven de feiten, risico’s en mogelijke
oplossingsrichtingen. Het is aan het kabinet om daaruit keuzes te maken, na overleg
met de bestuurlijke partijen. Een eerste bestuurlijk overleg is op 17 november jl.
gevoerd. Het overleg met de bestuurlijke partijen wordt voortgezet.
Vraag 6
Klopt het dat de bouw van 380.000 woningen in vier provincies en 56 gemeenten op het
spel staat door de nieuwe geluidsregels?
Antwoord 6
Nee. Uit de gezamenlijk uitgevoerde impactanalyse blijkt dat rond Schiphol maximaal
60.000 – 80.000 geplande woningen in Noord- en Zuid-Holland te maken kunnen krijgen
met de cumulatieregels. Voor de helft van deze woningen geldt ook nu al een verplichte
beoordeling van het gecumuleerde geluid van meerdere bronnen, waaronder luchtvaart.
Ongeveer de helft van de woningen is gepland tot 2030. Rond de luchthavens Rotterdam
The Hague, Eindhoven en Lelystad betreft het tot 2030 ca. 1.100 woningen. Uit de impactanalyse
blijkt verder niet dat de bouw van de woningen op het spel staat, wel dat gemeenten
een nadere motivering moeten maken en dat zij daarbij belemmeringen ervaren. Zoals
beschreven in het antwoord op de vragen 5, 7 en 13 en in de brief van de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat van 16 december 2021 zijn wij met de regio rondom
Schiphol in gesprek hoe we deze problematiek kunnen oplossen.
Vraag 8 en 9
Wat is de stand van zaken van de rekenregels voor de accumulatie van spoorgeluid?
Hoe rijmt u een eventuele aanscherping van de rekenregels voor de accumulatie van
spoorgeluid met onze ambitie om 15 grootschalige woningbouwgebieden te ontwikkelen
die bijna uitsluitend in spoorzones vallen?
Antwoord 8 en 9
Er is onder de Omgevingswet geen sprake van een aanscherping in de methodiek voor
het betrekken van spoorgeluid bij het bepalen van het gecumuleerde geluid. De rekenregel
hiervoor13 is op 26 maart 2021 vastgesteld door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maar bevat dus geen
aanscherping. De normering voor spoorgeluid als zodanig is vastgelegd in het Aanvullingsbesluit
geluid Omgevingswet, dat zoals bekend een parlementaire procedure in de Tweede en
Eerste Kamer heeft doorlopen.14
Vraag 10 en 11
Wat zijn de consequenties voor die 15 grootschalige woningbouwgebieden? Hoeveel minder
woningen kunnen er worden gebouwd? Weet u ook welke financiële consequenties de nieuwe
regels hebben op de bouwkosten van woningen en zo ja, hoe groot zijn deze?
Wat zijn de consequenties voor de 500 miljoen euro die de Kamer in de begroting Wonen
en Ruimte voor 2022 beschikbaar heeft gesteld voor de 15 grootschalige woningbouwgebieden?
Antwoord 10 en 11
De nieuwe rekenregels hebben geen gevolgen voor de bouwkosten. Het is namelijk primair
het werkelijke geluid op de gevel van een woning – en met name het verschil tussen het geluid op
de gevel en het vereiste niveau voor het geluid binnen de woning (binnenwaarde) – dat de benodigde mate van gevelwering bepaalt. Bij spoor
is het vooral de afstand tussen de woningen en het spoor die invloed heeft op de bouwkosten.
Deze eisen worden niet aangepast.
Het kabinet spreekt van de 14 grootschalige woningbouwgebieden. De nieuwe rekenregels
voor het betrekken van luchtvaartgeluid bij het bepalen van gecumuleerd geluid kunnen
consequenties hebben voor de uitwerking van deze grootschalige woningbouwgebieden
nabij Schiphol, in het bijzonder Havenstad en MRA West. Het Rijk is ook betrokken
bij de planvorming en -ontwikkeling van deze locaties, die onderdeel zijn van de 14
gebieden. In beeld moet worden gebracht of de inzichten over de hinderlijkheid van
luchtvaartgeluid consequenties zouden moeten hebben voor de uitwerking, bijvoorbeeld
aangepaste bouwvormen of extra geluidbeperkende maatregelen bij wegen of spoorwegen.
Vraag 12
Wat is de stand van zaken van de rekenregels die worden toegepast voor de accumulatie
van lucht- en scheepvaartvaartgeluid?
Antwoord 12
De rekenregels voor het betrekken van luchtvaartgeluid bij het bepalen van het gecumuleerde
geluid zijn opgenomen in de eerdergenoemde Aanvullingsregeling geluid. Er zijn geen
rekenregels voor het betrekken van scheepvaartgeluid hierbij.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede namens
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.