Schriftelijke vragen : De uitwerking van de plannen inzake het toevoegen van ‘hate speech’ onder Artikel 83 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
Vragen van de leden Stoffer en Van der Staaij (beiden SGP) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de uitwerking van de plannen inzake het toevoegen van «hate speech» onder Artikel 83 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (ingezonden 24 januari 2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het voornemen van de Europese Commissie om «hate speech»
(en «hate crime») toe te voegen aan de lijst met «EU-misdrijven»?1
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het plan van de Europese Commissie vanuit het oogpunt van noodzaak,
rechtsgrondslag, proportionaliteit en subsidiariteit?
Vraag 3
Hoe verhoudt dit voornemen zich tot de vrijheid van meningsuiting zoals vastgelegd
in artikel 7 van de Nederlandse Grondwet, artikel 11 van het Handvest van Grondrechten
van de EU, en artikel 10 van het EVRM?
Vraag 4
Hoe verhoudt dit voornemen zich tot Artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht, waarin
het aanzetten tot haat reeds strafbaar is gesteld in Nederland?
Vraag 5
Deelt u de mening dat het Nederlandse recht toereikend is om aanzetten tot haat aan
te pakken? Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Kunt u voorbeelden van jurisprudentie noemen waarin de huidige strafbaarstelling van
hate speech ontoereikend was om een verdachte te veroordelen? Is het verbeteren van
de aanpak van hate speech afhankelijk van een uitgebreidere juridische grondslag of
is eerst en vooral betere uitvoering van bestaande regelgeving, waaronder een goede
samenwerking tussen EU-lidstaten en overige landen, van belang?
Vraag 7
Kunt u aangeven of het op grond van huidige jurisprudentie het wenselijk is om de
huidige strafbaarstelling van hate speech aan te passen of uit te breiden? Herkent
u het beeld uit het externe onderzoek van de Europese Commissie alle lidstaten een
passende juridische grondslag kennen voor het bestrijden van hate speech?2
Vraag 8
Hoe beoordeelt u de definitie van hate speech die door de Europese Commissie gebruikt
wordt in termen van inhoud, eenduidigheid, helderheid en uitvoerbaarheid?
Vraag 9
Valt hate speech volgens u onder dezelfde categorie, ook qua ernst en impact, als
de andere vormen van criminaliteit die onder Artikel 83 VWEU vallen?
Vraag 10
Beaamt u dat hate speech uit de toon valt, gelet op de in artikel 83 VWEU genoemde
voorbeelden waarin duidelijk sprake is van een grensoverschrijdend karakter en georganiseerde
misdaad?
Vraag 11
Is dit de eerste keer dat de lijst van criminaliteit vallend onder artikel 83 VWEU
wordt uitgebreid? Waarom wordt dit op dit moment noodzakelijk geacht, terwijl de problematiek
al veel langer speelt en de nationale autoriteiten in beginsel voldoende instrumenten
hebben om hate speech te bestrijden?
Vraag 12
Bent u ook van mening dat bij eventuele uitbreiding van de gronden op basis van artikel
83 VWEU zwaar gewicht moet worden toegekend aan de grensoverschrijdende aard van het
misdrijf, aangezien bij alle genoemde voorbeelden in de lijst van artikel 83 VWEU
wel aan dat criterium voldaan wordt?
Vraag 13
Onderkent u het risico dat artikel 83 VWEU te lichtvaardig kan worden opgerekt als
alle digitale uitingen en gedragingen als grensoverschrijdend wordt aangemerkt? Krijgt
de Europese Unie daarmee dan in beginsel bevoegdheid over vrijwel het gehele maatschappelijke
leven? En hoe verhoudt dit plan van de Europese Commissie zich tot de bevoegdheidsverdeling
zoals vastgelegd in de artikelen 3 t/m 5 VWEU?
Vraag 14
Welke extra (minimum)voorschriften kunt u voor Nederland voorzien wanneer de lidstaten
het voorstel daadwerkelijk zouden moeten implementeren? Kunt u hierbij ingaan op de
reeds bestaande strafbaarstelling van artikel 137d Wetboek van Strafrecht?
Vraag 15
Hoe beoordeelt u de uitgebreidere lijst met beschermde kenmerken tegen haatzaaien
van de EU, ten opzichte van de bestaande beschermde kenmerken in Artikel 137d Wetboek
van Strafrecht?
Vraag 16
Hoe waarschijnlijk acht u de mogelijkheid dat bepaalde (online) uitlatingen wel strafbaar
zouden zijn als «EU-misdrijf» onder artikel 83 VWEU, terwijl deze volgens het Nederlandse
recht wel toegestaan zouden worden? Hoe zou u hier mee omgaan?
Vraag 17
Is het Kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie (Kaderbesluit 2008/913/JBZ) volgens
u afdoende om uitingen van haatzaaien tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Vraag 18
Wat betekent de Europese strafbaarstelling van hate speech onder artikel 83 VWEU voor
grote en kleine digitale platformen die openbare uitlatingen faciliteren? Hoe verhoudt
het Commissieplan zich tot de verplichtingen op grond van de voorgestelde Digital
Services Act?
Vraag 19
Klopt het dat in principe met unanimiteit door de Europese Raad moet worden besloten
over het voorstel van de Europese Commissie? Bent u bereid in de voorbereiding een
nadere analyse te (laten) verrichten over de noodzaak van het voorstel, en deze te
delen met de Tweede Kamer?
Vraag 20
Kunt u in algemene zin een toelichting geven op de procedures rondom de mogelijke
wijziging van art. 83, inclusief de wijze waarop de Tweede Kamer geïnformeerd zal
worden over, en betrokken zal worden bij, deze mogelijke aanpassing?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Chris Stoffer, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
C.G. van der Staaij, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.