Schriftelijke vragen : Het besluit om financiering aan de Palestijnse organisatie UAWC stop te zetten
Vragen van de leden Simons (BIJ1) en Jasper van Dijk (SP) aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken over het besluit om financiering aan de Palestijnse organisatie UAWC stop te zetten (ingezonden 21 januari 2022).
Vraag 1
Hoe oordeelt u over het bericht «UAWC geschokt en bedroefd over beeindiging Nederlandse
subsidie»?1
Vraag 2
Deelt u de mening dat het Proximities Risk Consultancies-rapport de Union of Agricultral Workers Committee (UAWC) vrijpleit van de Israëlische beschuldiging dat het een terroristische organisatie
is? Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de stelling van UAWC2 dat dit besluit verstrekkende en schadelijke gevolgen zal hebben voor het Palestijns
maatschappelijk middenveld, en dus bijdraagt aan de «shrinking space for civil society»
in Palestina, precies op het moment dat het onder ongekende druk staat van Israël?
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het feit dat de beslissing van het kabinet om samenwerking met UAWC
op te zeggen uitgelegd wordt als erkenning van het Israëlische standpunt dat UAWC
en nog vijf andere Palestijnse maatschappelijke organisaties terreurorganisaties zijn?3 Wat gaat u eraan doen om deze schadelijke en onjuiste beeldvorming tegen te gaan,
aangezien het kabinet belang stelt te hechten aan een sterk Palestijns maatschappelijk
middenveld?
Vraag 5
Wat is uw reden om af te wijken van de conclusie van het Proximities-rapport dat niet
verwacht mag worden dat UAWC zich bewust kan zijn van individuen die banden onderhouden
met de Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP)? Wat is de reden dat het kabinet van oordeel is dat redelijkerwijs verondersteld
mag worden dat UAWC op de hoogte was van deze individuele banden? Bent u van mening
dat het de taak is van maatschappelijke organisaties om hun leden te screenen op politieke
opvattingen en op lidmaatschap van andere organisaties te controleren, en kunt u dit
toelichten?
Vraag 6
In hoeverre heeft het feit dat een verdachte medewerker van UAWC is gemarteld en tot
een bekentenis is gedwongen door Israël meegewogen in het besluit van het kabinet
om de banden met UAWC te verbreken? Heeft u nadere informatie hierover verkregen,
ook naar aanleiding van de stellingname deze zaak verder te volgen?4
Vraag 7
Bent u het eens dat de onderbouwing voor het verbreken van de banden met UAWC gebrekkig
is en dat het in combinatie met de enorme consequenties van dit besluit redelijk zou
zijn om het besluit te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Kunt u uitleggen waarom het kabinet wel verstrekkende conclusies trekt over een Palestijnse
organisatie naar aanleiding van het Proximities-rapport, maar niet over de relatie
met Israël naar aanleiding van rapporten van gerenommeerde en ervaren mensenrechtenorganisaties
zoals Human Rights Watch, Amnesty International, B’tselem en Al-Haq (waarvan de laatste
twee nog gezamenlijk de Geuzenpenning hebben ontvangen uit handen van toenmalig Minister
van Buitenlandse Zaken, Maxime Verhagen)? Hoe verklaart u deze ongelijke behandeling?
Vraag 9
Bent u bereid een extern onderzoek soortgelijk aan het Proximities-onderzoek in te
stellen naar Israëlische bedrijven en overheidsinstanties waar de Nederlandse overheid
relaties mee onderhoudt, zoals bijvoorbeeld Elbit, Cyber Intelligence Ltd, NSO, COGAT,
en hun vermeende betrokkenheid bij in Israël en Palestina gepleegde oorlogsmisdaden
zoals apartheid5 , plundering6 en het «overbrengen van de civiele bevolking naar bezet gebied»7 ? Zo ja, op welke wijze en welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Waarom maakt u wel gebruik van de clausule in de overeenkomst met UAWC die het mogelijk
maakt de overeenkomst te ontbinden in het geval van een «activiteit die strijdig is
met het buitenlandbeleid van de Nederlandse regering», maar maakt u geen gebruik van
de clausule in de EU-Israël associatieovereenkomst (art. 2) die het mogelijk maakt
om het verdrag op te schorten bij een gebrek aan «respect voor mensenrechten en democratische
principes», waarbij Israël met zijn illegale nederzettingenpolitiek evident in strijd
handelt met het buitenlandbeleid van de Nederlandse regering?
Vraag 11
Op welke termijn en op welke wijze gaat u het nieuwe land- en waterprogramma starten
om Palestijnse boeren te ondersteunen in Area C, zoals gemeld in de kamerbrief van
5 januari jl.8 ? En bent u bereid om op korte termijn concrete actie te ondernemen om het toenemende
staats- en kolonisten geweld tegen te gaan dat momenteel voornamelijk tegen Palestijnse
boeren in Area C plaatsvindt?9 Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Indieners
-
Gericht aan
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Gericht aan
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Indiener
S.H. Simons, Tweede Kamerlid -
Medeindiener
J.J. (Jasper) van Dijk, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.