Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over kaderwetevaluaties van de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank over de periode 2016-2020 (Kamerstuk 25268-202)
2022D02042 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 20 januari 2022 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over de op 14 december 2021 toegezonden brief
inzake kaderwetevaluaties van de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche
Bank over de periode 2016–2020 (Kamerstuk 25 268, nr. 202).
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kaderwetevaluaties
van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank. (DNB). Zij hebben
daarbij nog een aantal vragen aan de Minister. In het algemeen vragen zij de Minister
om een overzicht hoe de toezichtkosten bij de AFM en DNB zich hebben ontwikkeld in
de periode 2015–2020 en wat de oorzaken zijn van de stijging van de toezichtkosten
met 15 procent bij de AFM. Ook vragen zij de Minister om een overzicht van de kosten
die worden doorberekend aan de sector door DNB en de AFM en welke kosten door de toezichthouders
in België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Denemarken worden doorberekend.
De leden van de VVD-fractie vragen daarbij om een vergelijkend overzicht waarbij niet
alleen naar de totale kosten wordt gekeken, maar ook hoe deze kosten binnen de sector
worden verdeeld waarbij specifiek ook aandacht wordt besteed aan startende en fintechbedrijven.
Ook vragen de leden van de VVD-fractie zich af welke typen kosten worden doorberekend
in binnen- en buitenland. Kan de Minister bijvoorbeeld aangeven of huisvestingslasten
ook in het buitenland worden doorberekend? Ziet de Minister mogelijkheden om op dit
punt het vestigingsklimaat in Nederland te verbeteren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de onderzoekers geen duidelijke uitspraken kunnen
doen over de doelmatigheid van het toezicht bij de AFM. Zij vragen de Minister of
zij dit in lijn acht met de eis uit de Kaderwet ZBO’s om de doelmatigheid vijfjaarlijks
vast te stellen die sinds 2006 van kracht is? Hoe verklaart de Minister dat 15 jaar
na invoering van deze kaderwet niet duidelijk vastgesteld kan worden of het toezicht
van de AFM doelmatig is? Welke acties zijn door de AFM en/of het Ministerie van Financiën
sinds 2006 in gang gezet om dit te verbeteren en waarom heeft dit niet tot de gewenste
verbetering geleid? Welke verbeterstappen neemt de Minister om ervoor te zorgen dat
de doelmatigheid van het toezicht wel kan worden beoordeeld?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de aansprakelijkheidsbeperking naar het lijkt
niet tot een gedragsverandering in het toezicht heeft geleid, maar dat de Minister
tegelijk schijft dat hiermee het door de wetgever beoogde doel lijkt te zijn behaald.
Zij vragen de Minister toe te lichten waarom zij tot deze conclusie komt. Ook vragen
zij hoe de conclusie ten aanzien van de in 2012 ingevoerde aansprakelijkheidsbeperking
getrokken kan worden op basis van een onderzoek over de periode 2015–2020. Tot slot
vragen zij op dit punt te expliciteren hoe de Minister in de aanstaande evaluatie
van de Wet transparant toezicht financiële markten de effectiviteit van de aansprakelijkheidsbeperking
wil laten onderzoeken.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister hoe zij aankijkt tegen de bevindingen
dat DNB en de AFM informatie opvragen die niet verstrekt mag worden van de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP), of waarbij onduidelijk is of het opvragen van die informatie
in strijd is met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Kan de Minister
samen met de Minister voor rechtsbescherming op korte termijn in overleg treden met
de AP, DNB en AFM om te bespreken hoe dit probleem wordt opgelost en kan zij de Kamer
hier voor het einde van het eerste kwartaal over informeren?
Ook vragen de leden van de VVD-fractie wat de Minister vindt van de bevinding dat
de wijze waarop DNB haar toezichtstaken invult strenger is dan toezichthouders in
andere Europese landen en dat dit remmend werkt op innovatie in de financiële sector.
Acht de Minister het wenselijk dat DNB zelf gaat beoordelen waar op dit vlak ruimte
voor verbetering zit? Is de Minister bereid een onafhankelijke expert of derde partij
te laten inventariseren welke ruimte voor verbetering hier zit?
De leden van de VVD-fractie vragen of bij de evaluatie van de governance van de AFM
en DNB ook is gekeken naar de zittingstermijnen die in de huidige wet gelden. Hoe
verhouden de maximale benoemings- en zittingstermijnen in Nederland zich tot die in
andere Europese landen zoals België, Duitsland, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kaderwetevaluaties
van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) en hebben
daar nog enkele vragen en opmerkingen bij.
De leden van de D66-fractie onderschrijven de aanbeveling om de communicatie over
de grootste risico’s in de financiële markten en het (aannemelijke) effect van het
toezicht door de AFM meer structureel vorm te geven, om deze risico’s in de financiële
markten te verminderen. Deze leden zijn daarbij van mening dat niet alle risico’s
helemaal vermeden zouden hoeven worden. Uiteraard moeten risico’s beheersbaar blijven
en kan de financiële stabiliteit nimmer in gevaar komen. Wel kunnen innovaties vragen
om een specifiek en gewogen risico dat genomen wordt door de toezichthouder. Deze
leden vragen daarom of de Minister uiteen kan zetten hoe het gebruik van de sandbox-methodiek meer gestructureerd in het toezicht kan worden geïncorporeerd.
De leden van de fractie van D66 begrijpen uit de antwoorden bij het schriftelijk overleg
over financiële markten – consumenten en dienstverlening1 dat de vorderingen zoals die zijn uitgezet in het fintech-actieplan voor pijler 3,
op het gebied van regelgeving, veel ontwikkelingen kennen. Deze leden begrijpen voorts
dat stappen worden gezet om de eenmalige kosten die toetreding met zich meebrengt
draaglijker te maken voor nieuwe partijen. Daarbij zijn de leden van de D66-fractie
benieuwd naar de stappen die DNB zet om toetreders te ondersteunen op inhoudelijke
gronden, zoals de eisen voor intern toezicht en communicatie over die eisen. Deze
leden vragen of DNB daarbij nog kan leren van andere (euro)landen.
De leden van de D66-fractie constateren dat waar de AFM kiest voor het outsourcen
van de IT-infrastructuur, DNB kiest voor het in eigen beheer houden van de IT-infrastructuur.
Kan de Minister aangeven waarom deze keuzes worden gemaakt en hoe wordt voorkomen
dat de IT-mogelijkheden beperkend werken voor mogelijke innovaties in het toezicht,
zo vragen deze leden. Deze leden horen graag of dezelfde verbetering in de IT-dienstverlening
als bij de AFM mag worden verwacht van de IT in eigen beheer waarvoor DNB kiest.
De leden van de D66-fractie hebben zorgen over mogelijke schendingen van de AVG door
AFM en DNB met het datagedreven toezicht. Hoe borgt de Minister dat AFM en DNB zich
te allen tijde aan de wet, en dus ook aan de AVG, houden, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie lezen dat wordt aanbevolen dat AFM en DNB afspraken maken
met de AP over de data die zij nodig hebben voor onderzoeken. Daarbij noemen de onderzoekers
expliciet de afspraken over de proportionaliteit van de uitvraag. Deze leden vragen
of de Minister erop gaat toezien dat deze afspraken inderdaad worden vastgelegd in
een convenant, zoals de onderzoekers voorstellen.
De leden van de D66-fractie constateren met de onderzoekers dat de wereld continu
verandert, maar DNB in beperkte mate mee verandert. Deze leden lezen dat DNB gaat
onderzoeken of er aanpassingen nodig zijn in de interne governance, terwijl de Minister stelt dat de huidige kaders voldoende basis vormen voor de (interne)
rolverdeling. De leden van de D66-fractie vragen of er breder onderzoek kan worden
gedaan naar toezicht in de financiële sector in de veranderende wereld van nu. Kan
de Minister hierover in overleg treden met DNB en de AFM, om een onderzoek naar de
vormgeving van financieel toezicht in Nederland te starten, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken met
betrekking tot de kaderevaluaties van de AFM en DNB over de periode 2016–2020. Naar
aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende
naar voren.
Kostenontwikkeling
De leden van de PVV-fractie merken allereerst op dat Kwink heeft vastgesteld dat er
geen duidelijke uitspraken kunnen worden gedaan over de doelmatigheid van de AFM,
omdat er geen duidelijke benchmarkinformatie aanwezig is. Daarom pleit Kwink ervoor
dat AFM en het Ministerie van Financiën zich inzetten voor het openstellen van een
Europese benchmark van de kosten van het gedragstoezicht, aangezien deze nu niet voorhanden
is. De leden van de PVV-fractie willen weten wat een Europese benchmark eventueel
zou inhouden en of de Minister het eens is met de AFM dat gebleken is dat een Europese
benchmark lastig is vanwege de verschillende toezichtmodellen en het gebrek aan informatie
over interne kostentoedelingen bij andere toezichthouders. Zo neen, kan de Minister
dit nader toelichten? De leden van de PVV-fractie willen tevens weten of de Minister
een Nederlandse benchmark kan laten ontwikkelen om de doelmatigheid van de AFM te
onderzoeken.
De leden van de PVV-fractie merken voorts op dat Kwink constateert dat er bij de sector
onvrede heerst over de ontwikkeling van de toezichtkosten. Tegelijkertijd is het nog
onvoldoende duidelijk waarom de kosten toenemen, wat de effecten van het toezicht
zijn en welke maatregelen er worden genomen om de kosten beheersbaar te maken. De
leden van de PVV-fractie willen weten welke aanvullende maatregelen de Minister bereid
is te treffen om voldoende inzichtelijk te maken waarom de toezichtkosten toegenomen
zijn. Met hoeveel procent zijn de toezichtkosten de afgelopen jaren toegenomen en
hoeveel bedragen deze? Kan de Minister de toezichtkosten laten uitsplitsen? De leden
van de PVV-fractie vragen tevens te onderzoeken in welke mate de toezichtkosten zijn
gestegen door toedoen van Brussel.
Aansprakelijkheidsbeperking
De leden van de PVV-fractie merken vervolgens op dat Kwink op basis van hetgeen in
de gesprekken naar voren is gekomen tevens geen harde uitspraken kan doen over de
effecten van de aansprakelijkheidsbeperking. De leden van de PVV-fractie willen weten
of er iets veranderd had kunnen worden aan de onderzoeksmethodiek van Kwink en op
welke wijze de effecten van de aansprakelijkheidsbeperking beter zouden kunnen worden
onderzocht, zodat er wel harde uitspraken kunnen worden gedaan.
Samenwerking
De leden van de PVV-fractie merken ten slotte op dat voor wat betreft de interne governance
van DNB de «Europeanisering» en de digitalisering van samenleving en toezicht volgens
het rapport de belangrijke ontwikkelingen in de evaluatieperiode zijn geweest en zullen
blijven. De leden van de PVV-fractie lezen in het rapport dat de huidige governance
nu de vraag oproept of deze nog optimaal is in het licht van de genoemde ontwikkelingen
en gewijzigde (Europese) omstandigheden. Kan de Minister deze vraag beantwoorden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de evaluatierapporten van de
AFM en DNB over de uitvoering van hun zbo-taken en de brief van voormalig Minister
van Financiën Hoekstra hierover, en hebben daarover enkele vragen aan zijn opvolger.
De eerste aanbeveling van Kwink bij AFM is om beter uit te leggen wanneer en waarom
de AFM wel opereert vanuit haar brede maatschappelijke doelstelling, en wanneer en
waarom ook niet. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister de mening deelt
dat juist het uitleggen waarom bepaald toezicht wordt gehouden op handelen met potentiële
maatschappelijk schade, belangrijk is voor medewerking van de partijen waarop het
toezicht wordt gehouden. Zij vragen of de Minister voornemens is hier op verbetering
aan te sturen en of hier ook niet een rol voor de Minister van Financiën ligt. Zij
lezen ook dat de AFM nu soms te gedetailleerd richting geeft en meer zou toe kunnen
werken naar rule based toezicht in de praktijk. Hoe ziet de Minister dit en is de ook Minister van mening
dat rule based toezicht mogelijkheden biedt de kwaliteit van toezicht te verbeteren ten opzichte
van het voldoen aan compliancelijstjes?
Ook valt het deze leden op dat het volgens het rapport niet goed mogelijk is geweest
uitspraken te doen over de doelmatigheid en efficiëntie van de werkzaamheden van de
AFM, omdat er geen duidelijke benchmarkinformatie is. Onderzoekers stellen voor in
te zetten op een Europese benchmark, maar daar voelt de AFM weinig voor. Hoe beoordeelt
de AFM op dit moment of zij doelmatig werkt? Kan de Minister aangeven wat voor alternatieven
zij ziet om de doelmatigheid van de AFM beter te meten, of welke alternatieven de
AFM zelf het meest kansrijk acht? De Minister geeft aan de Kamer op korte termijn
te informeren over gesprekken met de AFM over een benchmark. Wanneer staat dit op
de planning en kan de Minister de Kamer hier spoedig over informeren?
Hoe kijkt de Minister aan tegen het risico dat de Kwink Groep beschrijft voor de kwaliteit
en expertise bij de AFM, omdat de AFM moeite heeft financieel-economische kennis aan
zich te binden en er weinig zijinstroom is van ervaren professionals?
Ook lezen de leden van de CDA-fractie dat het rapport de AFM aanbeveelt in haar risicogebaseerde
toezicht ook laagdrempelige en open contacten met de sector te onderhouden, met name
bij de accountancy, om vroegtijdig signalen en meldingen van incidenten te kunnen
verkrijgen. De eerste conclusie bij het onderzoek naar DNB is voorts dat het draagvlak
voor concrete invulling van risicogebaseerd onderzoek kan worden versterkt, waarbij
de aanbeveling is dat er meer aandacht moet zijn voor draagvlak en invulling van het
risicogebaseerde toezicht, bijvoorbeeld door meer transparantie of actieve consultatie
van stakeholders. Blijkbaar is het toezicht van DNB onvoldoende transparant en gaat
DNB te weinig in gesprek met de financiële instellingen waar hij toezicht op houdt,
wat ten koste gaat van het draagvlak in de financiële sector. Kwink vindt dat het
toezicht wat menselijker kan, waarbij het niet alleen maar gaat om de kwaliteit van
toezicht en beheersing van risico’s. Hoe beziet de Minister dit en wat vindt de Minister
dat DNB moet veranderen om het draagvlak te versterken? Nu zijn deze leden heel benieuwd
hoe de AFM en DNB dan op dit moment optreden. Het lijkt deze leden immers logisch
dat de toezichthouders voor goed toezicht niet alleen op afstand staan, maar zich
ook binnen de sector bewegen om goed en vroegtijdig inzicht te krijgen in de risico’s
die daar spelen, maar ook om van de sector feedback te krijgen en zorgen te horen.
Kan de Minister met de AFM en DNB bespreken hoe zij beter contact met de sector willen
gaan onderhouden, maar ook in contact treden met de sector over wat zij nodig hebben,
en over acties op dit vlak aan de Kamer rapporteren?
Ten aanzien van het verzamelen van data vragen de leden van de CDA-fractie zich af
om wat voor soort data het in dit geval gaat, die mogelijk strijdig is met wat zij
van de AP mogen vragen. Kan de Minister daar toelichting op geven? En hoe wordt in
dit kader gekeken naar alle informatie die banken moeten verzamelen en de sector moet
verstrekken in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van
terrorisme (Wwft), wat voor hen een zware last vormt? Wat doen de AFM en DNB met deze
data? En is wat gevraagd wordt en om serieuze inspanning van de financiële sector
vraagt, in evenwichtige verhouding met wat ermee gedaan wordt?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister aankijkt tegen de conclusie uit
het rapport dat DNB zich te weinig zou inspannen om innovatie bij onder toezicht staande
instellingen mogelijk te maken, dat DNB strenger is dan andere Europese toezichthouders,
en te weinig aandacht van de wetgever vraagt voor ruimte voor innovatie, wat nadelig
kan zijn voor vernieuwing en concurrentiekracht van de Nederlandse financiële sector.
Welke ruimte bij de regels is hier wel voor nodig? Wil de Minister hierover ook het
gesprek aangaan met DNB, maar ook met de financiële sector zelf, en aan de Kamer rapporteren
wat er nodig is om juist die vernieuwing en concurrentiekracht in de financiële sector
te bevorderen, zonder dat dit leidt tot risico’s?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de onderzoekers zich afvragen of de huidige
governance van DNB nog optimaal is, met name de positie van de Raad van Commissarissen,
in het bijzonder de overheidscommissaris en de Bankraad. Kan de Minister nader toelichten
wat de onderzoekers hiermee bedoelen en hoe zij hiernaar kijkt?
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie in reactie op de conclusies uit het rapport
hoe de Minister wil toezien op betere samenwerking tussen de toezichthouders in Nederland.
Niet alleen de samenwerking tussen de AFM en DNB, maar ook de samenwerking met de
Autoriteit Persoonsgegevens en de ACM. Ziet de Minister tussen deze instanties ook
niet een mogelijkheid tot betere afstemming, en hoe zou die afstemming er het best
uit kunnen zien?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kaderwetevaluaties
van de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank. De leden vragen de
Minister waarom de effectmeting nog niet op orde is. De leden vragen de Minister of
zij kan duidelijk maken wat er nu eigenlijk mis is met de effectmeting. De leden vragen
de Minister of zij na deze evaluatie gerust is op eventuele risico’s van financiële
markten.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom digitalisering niet veel hoger
op de agenda staat bij de AFM en DNB. De leden vragen de Minister hoeveel aansporingen
nog nodig zijn. De leden denken dat daarmee ook eventuele overlap tegengegaan kan
worden. De leden vragen de Minister wat zij gaat doen om te voorkomen dat er meer
overlap is.
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over het opstellen van een Europese benchmark.
De leden vragen wat hier de bedoeling van is. De leden vragen de Minister of het opstellen
van een benchmark normaal is in deze kwestie. Voorts vragen deze leden aan de Minister
of er niet een eigen toetsingskader is voor toezicht in Nederland.
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
Het lid Omtzigt heeft met belangstelling kennisgenomen van de evaluatie van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet) van de Stichting Autoriteit Financiële Markten
(AFM) en De Nederlandsche Bank N.V. (DNB). Het lid Omtzigt onderschrijft het belang
van frequente evaluatie van het functioneren van zelfstandige bestuursorganen (zbo’s)
op basis van doelmatigheid en doeltreffendheid. De AFM en DNB zijn belast met het
(complementaire) financieel toezicht op de financiële markten, waarbij de AFM verantwoordelijk
is voor het gedragstoezicht en DNB voor het prudentieel toezicht (het zogenaamde twin
peaks-model). Het is van belang dat de AFM en DNB in het maatschappelijk belang bijdragen
aan het goed functioneren van de financiële markten. Het lid Omtzigt heeft enkele
opmerkingen en vragen.
Datagedreven toezicht
Het lid Omtzigt leest dat de AFM en DNB een datagedreven toezichtaanpak als ambitie
hebben. Het lid Omtzigt vraagt hier of de Minister oog blijft houden voor de AVG,
om zo ethisch en verantwoord met data van financiële instellingen om te blijven gaan.
De evaluatie geeft weer dat de AFM een samenwerking heeft met de AP, maar dat het
gebruik van datagedreven toezicht pal tegenover het streven naar dataminimalisatie
van de AP staat. Het lid Omtzigt benadrukt het blijvende belang van de fysieke aanwezigheid
van een inspecteur in het veld om daar risico’s te signaleren en informatie op te
halen. Datagedreven toezicht is dan een aanvulling en het lid Omtzigt vraagt de Minister
om verduidelijking hoe zowel de AFM als DNB concreet zicht houden op het legaal, ethisch
en verantwoord omgaan met gegevens van burgers en bedrijven tijdens dit datagedreven
toezicht en het gebruik van (zelflerende) algoritmes. Risico’s moeten worden voorkomen
om grootse en extreem nadelige consequenties voor individuele financiële instellingen
tegen te gaan. Daarnaast vraagt het lid Omtzigt welke interne checks en balances aanwezig
zijn binnen de toezichthouders, om te voorkomen dat instellingen wordt gevraagd data
te verstrekken, waarvan onduidelijk is of deze wel verstrekt mogen worden op grond
van de AVG.
Het lid Omtzigt onderschrijft volledig het belang van intensievere samenwerkingen
tussen de DNB en AFM, om zo krachten te bundelen en het publieke belang sterker te
dienen. Het lid Omtzigt vraagt in het kader van de afstemming in werken tussen de
AFM en DNB, of de IT-systemen van beide toezichthouders goed en veilig op elkaar zijn
afgestemd om zo ook dubbele uitvraag bij financiële instellingen te voorkomen. Het
lid Omtzigt vraagt zich af of, en zo ja welke afspraken er tussen de toezichthouders
en de AP liggen als het gaat om proportionaliteit van data-uitvragen.
Accountancysector en rentederivaten
In de evaluatie van de AFM leest het lid Omtzigt dat de Commissie Toekomst Accountancysector
(CTA) eerder concludeerde dat het stelsel van toezicht op accountantsorganisaties
ondoorzichtig en complex is en dat de verhouding tussen onafhankelijk toezicht en
kwaliteitstoetsing aangepast diende te worden. Vanaf 2022 verricht de AFM het toezicht
op Organisaties van Openbaar Belang. Het lid Omtzigt is benieuwd naar verdere concrete
plannen om het toezicht op de accountantsorganisaties te verbeteren en transparanter
te maken. Verder wenst het lid Omtzigt een toelichting hoe wordt voorkomen dat het
gedragstoezicht het onderspit delft als jaarrekeningen van systeemrelevante financiële
ondernemingen ernstige fouten of zelfs malversaties bevatten.
Ook in beide evaluatierapporten van Kwink wordt met geen woord gerept over het jarenlange
inadequate toezicht op deze handel in OTC-derivaten en onderpandbeheer, die (mede)
hebben geleid tot de liquiditeitscrisis in 2007. Het is het lid Omtzigt bekend dat
er diverse (klacht)brieven naar zowel het bestuur als de raad van toezicht van de
AFM zijn gestuurd alsmede naar de Minister met betrekking tot het heimelijk verwijderen
van margin(bewaking) en marginrekeningen, balanscorrecties (waar het lid Omtzigt zelf
ook in 2018 Kamervragen over heeft gesteld aan de Minister) met betrekking tot liquiditeit
en aanpassingen in contracten waardoor klanten werden gedupeerd. In 2018 zijn Kamervragen
gesteld aan de Minister over de marktwaarde van rentederivaten en het liquiditeitsrisico.
In 2015 en 2020 zijn Kamervragen gesteld over de niet-transparante liquiditeitsopslag.
Dit reikt verder dan de «buitenwettelijke toezichttaken» en betreft het prudentieel-
en gedagstoezicht, alsook het toezicht op accountants. Tot op de dag van vandaag tast
lid Omtzigt echter in het duister waarom deze balanscorrecties zijn gemaakt en of
deze (mede) van invloed zijn geweest op de invoering van de liquiditeitsopslag in
2009 en meer in het algemeen, de bescherming van de klanten. Het lid Omtzigt vraagt
wat het bestuur en de raad van toezicht van de AFM alsmede de Minister met deze talloze
(klacht)brieven over de wantoestanden bij beleggingsdiensten met rentederivaten heeft
gedaan. Kunnen zij een overzicht geven van hoeveel brieven zij elk ontvangen hebben,
wat de signalen waren en hoe daarop gehandeld is?
Verder vraagt het lid Omtzigt of het wegtrekken van het proces van de (initiële) herbeoordelingen
rentederivaten in 2015, het advies van de AFM voor het aanstellen van onafhankelijke
leden, het «instellen» van de zogenaamde derivatencommissie door de Minister en het
overleg met zowel de AFM als de derivatencommissie «noodzakelijke voorzieningen» zijn
in de zin van artikel 23 Kaderwet zbo. Zo niet, hoe kwalificeren die maatregelen bestuursrechtelijk
en op basis van welke publiekrechtelijke bevoegdheid heeft de Minister die maatregelen/besluiten
genomen?
De Kwink-evaluatie AFM biedt geen antwoord op de vraag wat betreft het toezicht op
financiële verslaggeving of de AFM haar wettelijk instrumentarium voldoende benut.
Het lid Omtzigt wenst graag een toelichting waarom de evaluatie van zowel AFM als
DNB geen antwoord biedt. Meer in het bijzonder wenst het lid Omtzigt een toelichting
op de vraag of Kwink onderzoek heeft gedaan naar (het toezicht op) de majeure balanscorrecties
bij de systeemrelevante banken in 2017 in de jaarverslagen van 2016. Hier zijn niet
alleen Kamervragen over gesteld door het lid Omtzigt in 2018 aan de Minister, maar
ook enkele artikelen over gepubliceerd door het journalistieke onderzoeksplatform
Follow The Money.
Legaliteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel is een belangrijk, zo niet het belangrijkste, fundament van
de democratische rechtsstaat. Uit de Kwink-evaluatie van de AFM blijkt echter dat
de AFM vaker gebruik is gaan maken van informele toezichtinstrumenten. Het lid Omtzigt
ontvangt graag informatie over de verschillende toegepaste informele toezichtinstrumenten
die door de AFM gedurende de evaluatieperiode zijn gebruikt. Hoe verhouden deze niet-wettelijke
handhavingsmaatregelen zich tot het legaliteitsbeginsel? Nu deze informele toezichtinstrumenten
vaker worden toegepast en duidelijk ook de voorkeur van de toezichthouders genieten
is lid Omtzigt van oordeel dat deze een wettelijke grondslag behoeven. Bovendien vraagt
het lid Omtzigt of informele toezichtinstrumenten invloed hebben op de (reikwijdte
van de) aansprakelijkheidsbeperking van de AFM en DNB.
Onafhankelijkheid
Het lid Omtzigt zet vraagtekens bij de onafhankelijkheid van de AFM en DNB, die volgens
Kwink Groep goed geborgd zou zijn in wet- en regelgeving. Echter, de rol van de Kamer
is op dit moment beperkt als het gaat om het controleren van de taakoefening van de
zbo’s. Via deze vijfjaarlijkse evaluatie probeert de Minister het primaat van de politiek
toch nog te waarborgen. Het lid Omtzigt onderschrijft het belang van direct en frequenter
contact tussen de Kamer met zowel DNB en AFM. Het lid Omtzigt leest dat er vanuit
de sector kritiek is dat de AFM erg dichtbij het Ministerie van Financiën staat en
invloed zou proberen uit te oefenen op het door de Minister gevoerde beleid. Afspraken
over het contact tussen de AFM, DNB en het ministerie over informatie-uitwisseling
zijn vastgelegd in het Memorandum of Understanding (MoU) uit 20192. In deze MoU is vastgelegd dat DNB en de AFM desgevraagd of uit eigener beweging
vertrouwelijke informatie kunnen verstrekken aan de Minister, met oog op de stabiliteit
van het financiële stelsel en/of met oog op de inzet van het crisisinstrumentarium.
Deze informatie-uitwisseling is uitgezonderd van de Wet openbaar bestuur. Echter,
er is ook vastgelegd dat DNB, de AFM en de Minister ook in normale omstandigheden,
met inachtneming van wettelijke geheimhoudingsplichten, overleg voeren en informatie
uitwisselen. Het lid Omtzigt vraagt hoe frequent deze reguliere overleggen plaatsvinden.
Daarnaast vraagt het lid Omtzigt of er tijdens dit soort gesprekken en overleggen
ook besluiten worden genomen over het in te zetten instrumentarium bij een onder toezicht
staande. Het lid Omtzigt is benieuwd of, en zo ja, in welke frequentie dit soort reguliere
gesprekken ook met andere (internationale) toezichthouders, de Europese Centrale Bank
(ECB) en de drie Europese toezichthoudende autoriteiten (ESA’s, te weten de Europese
Bankenautoriteit EBA, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen
EIOPA en de Europese Autoriteit voor effecten en markten ESMA), plaatsvinden. Tot
slot op dit punt, vraagt het lid Omtzigt wat de juridische basis is van deze vastgelegde
afspraken tussen de toezichthouders in het Memorandum of Understanding (MoU).
Benoeming bestuurders
Bovendien ziet het lid Omtzigt een risico dat indirect het prudentieel en systeemtoezicht
kan prevaleren door benoeming van specifieke bestuurders. Het valt het lid Omtzigt
op dat het gedragstoezicht sinds de kredietcrisis steeds meer wordt uitgevoerd door
bestuurders die afkomstig zijn van het Ministerie van Financiën, DNB en het bankwezen.
Zo was de voormalig voorzitter van de AFM directielid bij ING/NN toen de kredietcrisis
uitbrak, is de jaarrekening van ING/NN in 2007 met aanzienlijke posities repotransacties
(met terugwerkende kracht en zonder toelichting) aangepast over 2006 en werd zij benoemd
terwijl ING/NN nog niet alle staatssteun had terugbetaald aan de Minister. Bovendien
bleek in 2018 dat ING/NN majeure balanscorrecties (186 miljard euro over 2014 en 166 miljard euro
over 2015) heeft uitgevoerd die tot op de dag vandaag niet deugdelijk zijn toegelicht.
Veel van deze informatie is via Kamervragen of de media openbaar geworden.
Het lid Omtzigt vraagt of de Minister het toezicht van de toezichthouders kan beïnvloeden
door benoeming van bestuurders en in hoeverre de Minister en toezichthouders daar
bij de evaluatie volledig transparant over zijn (geweest). Daar gaan de evaluaties
van Kwink niet op in.
Het lid Omtzigt vraagt de Minister dus om aan te geven in hoeverre persoonlijke transfers
tussen toezichthouder, onder toezicht gestelden, ambtelijke apparaat, politiek en
accountancy en advies wenselijk zijn en wettelijk toegestaan zouden moeten zijn. Kan
de Minister aangeven welke beperkingen in dit kader wenselijk zouden zijn en hoe die
vorm zouden moeten krijgen?
Lancune in prudentieel toezicht
Op EU-niveau constateerde de Rekenkamer eerder al een lancune in het prudentieel toezicht3. De Algemene Rekenkamer kan sinds november 2014 geen onafhankelijke externe controle
meer uitvoeren op het prudentieel toezicht op Nederlandse grootbanken en dit leidt
tot een controle-gat in het toezicht op grootbanken. Daarnaast kan de ECB het toezicht
op middelgrote en kleine banken in Nederland, indien zij daar aanleiding toe ziet,
meer naar zich toe trekken. Het lid Omtzigt vraagt hoe de Minister van Financiën adequate
toegang tot relevante ECB-documentatie en informatie voor de interne en externe toezichthouders,
DNB, de AFM, de Algemene Rekenkamer en de Europese Rekenkamer garandeert. Het lid
Omtzigt vindt deze toegang tot informatie essentieel met oog op de verantwoordelijkheid
van de Minister voor het functioneren van het financiële bestel. Graag ontvangt het
lid Omtzigt de gemaakte afspraken (eventuele MoU) over deze toegang tot relevante
ECB-documentatie en informatie.
Het lid Omtzigt wil graag weten hoe het nationale toezicht ge(waar)borgd blijft en
op welke wijze wordt voorkomen dat bij mogelijke toekomstige financiële (systeem)crises
het Nederlandse (gedrags)toezicht het onderspit gaat delven. Meer concreet wil het
lid Omtzigt weten hoe de democratische controle op het Nederlandse aandeel in het
mondiale financiële stelsel ge(waar)borgd blijft/wordt.
Effectiviteit twin peaks-model
Het lid Omtzigt maakt zich zorgen over de werking en effectiviteit van het twin peaks-model
in het geval dat het gedragstoezicht en prudentieel toezicht met elkaar botsen. Welk
toezicht en welke belangen prevaleren in dat geval en zijn toezichthouders en de Minister
voldoende transparant in het geval dat er een keuze wordt gemaakt?
Afname binnengekomen signalen
Het lid Omtzigt constateert dat het aantal binnengekomen signalen bij de AFM met grote
mate afneemt tussen de jaren 2016–2020 (Tabel 5, Evaluatie AFM, p. 21). Het lid Omtzigt
vraagt de Minister deze afname van binnengekomen signalen nader te duiden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.