Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele bijeenkomst van klimaat- en milieuministers 20 en 21 januari 2022 te Amiens, Frankrijk
21 501-08 Milieuraad
Nr. 848 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 3 februari 2022
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur
en Stikstof en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 12 januari 2022 over de geannoteerde agenda informele bijeenkomst van klimaat-
en milieuministers 20 en 21 januari 2022 te Amiens, Frankrijk (Kamerstuk 21 501-08, nr. 846).
De vragen en opmerkingen zijn op 14 januari 2022 aan de Ministers van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit en voor Natuur en Stikstof en de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 20 januari 2022 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Meijer
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Gewasbeschermingsmiddelen
De leden van de D66-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de Staatssecretaris
rekening houdt met het door het Franse voorzitterschap aan de orde stellen van de
herziening van Richtlijn 2009/128/EG. Deze leden zijn voorstander van het aanscherpen
van de regels omtrent de toelating en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, maar
missen in de geannoteerde agenda de insteek van de Staatssecretaris tijdens de informele
Milieuraad. Gaat de Staatssecretaris zich namens Nederland, tijdens de komende bijeenkomst
en in de toekomst, actief uitspreken om aanscherping van de richtlijnen tot stand
te brengen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de Staatssecretaris toelichten hoe zij
daar invulling aan gaat geven?
Richtlijn 2009/128/EG betreft voorschriften voor het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
die al zijn toegelaten. Het gaat dus niet over toelatingscriteria. De toelatingscriteria
zijn vastgelegd in een verordening en die verordening is in 2019 geëvalueerd1. Met betrekking tot de richtlijn duurzaam gebruik heeft de Commissie een evaluatie
laten uitvoeren en tevens een onderzoek naar de impact van mogelijke wijzigingen van
de richtlijn. De Commissie is voornemens om de uitkomsten van die studies tegelijkertijd
met een voorstel tot wijziging van de richtlijn eind maart 2022 te publiceren. Zodra
dat voorstel bekend is, zal het worden bestudeerd en conform de procedure voor nieuwe
EU-regelgevingsvoorstellen met een appreciatie van het kabinet aan uw Kamer worden
toegestuurd met daarin tevens de beoogde inzet van Nederland voor de bespreking in
de Raad.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat in 2022 een nieuw Europees
besluit genomen moet worden over de toelating van glyfosaat (Roundup), het meest gebruikte
landbouwgif ter wereld. Niet alleen heeft de Wereldgezondheidsorganisatie in 2015
al geconcludeerd dat het onkruidbestrijdingsmiddel «waarschijnlijk kankerverwekkend»
is, glyfosaat is ook een groot probleem omdat het ons (drink)water vervuilt2 en omdat het «perfecte» monoculturen creëert, waar geen insecten (en dus ook geen
vogels) meer kunnen leven.3 Een relatief nieuw punt van zorg is het effect van glyfosaat op de hersenen: verschillende
onderzoeken wijzen op het verband tussen dit landbouwgif en de ziekte van Parkinson.4
In het rondetafelgesprek dat de Tweede Kamercommissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
op 12 januari jl. voerde over pesticiden, waarschuwde neuroloog Bas Bloem voor het
gevaar van glyfosaat in relatie tot Parkinson. Hij uitte zijn zorgen over het feit
dat er in de huidige Europese toelatingsprocedure voor landbouwgif onvoldoende getest
wordt op de neurologische effecten. Hij stelde dat een nieuwe toelating van glyfosaat
in 2022 onacceptabel zou zijn zonder dat hier scherper op getoetst wordt. De directeur
van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)
beaamde dat deze toetsen nog niet meegenomen zijn in de meest recente risicobeoordeling
van glyfosaat (uit 2021), maar stelde ook dat het praktisch gezien onmogelijk zou
zijn nieuwe toetsen te implementeren en uit te voeren vóór de stemming over de verlenging
van de toelating van glyfosaat later dit jaar. Is er kennisgenomen van deze ontwikkelingen?
In elke (her)beoordeling van een werkzame stof – dus ook in de lopende herbeoordeling
van glyfosaat – wordt standaard een beoordeling van neurotoxische effecten meegenomen.
Bij de (her)beoordeling van een werkzame stof moeten standaard (proefdier)studies
en data uit openbare wetenschappelijke literatuur aantonen dat er geen aanwijzingen
zijn voor een motorisch en neurologisch effect. Zijn die aanwijzingen er wel, dan
worden aanvullende (proefdier)studies gevraagd. Studies die specifiek een effect op
het ontstaan van ziekten als Parkinson of Alzheimer kunnen aantonen zijn echter nog
niet beschikbaar. In Europa wordt daar momenteel wel aan gewerkt.
Het kabinet is van de recente ontwikkelingen op de hoogte. De ambtsvoorganger van
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft de Commissie gevraagd om
de datavereisten van neurologische aandoeningen uit te breiden5. Aanvullend hierop heeft de Minister het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM) gevraagd te verkennen of de huidige datavereisten en testmogelijkheden geschikt
zijn om te beoordelen of een werkzame stof een effect heeft op de ontwikkeling van
ziekten als Parkinson en Alzheimer. Uw Kamer is over de uitkomst van de verkenning
van het RIVM geïnformeerd6.
Daarnaast heeft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden
(hierna: Ctgb) een brief7 gestuurd aan de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) met daarin onder
andere het verzoek om de op dit moment in de Europese Unie goedgekeurde werkzame stoffen
te screenen op een mogelijk verband met Parkinson.
Het kost tijd om een nieuwe teststrategie die zich specifiek richt op het ontstaan
van ziektes als Parkinson en Alzheimer te ontwikkelen en te valideren en deze vervolgens
op te nemen in regelgeving voor aanvraagdossiers.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Staatssecretaris hoe zij deze
situatie beoordeelt. Deelt zij de mening dat, ook gezien de Europese Unie het voorzorgsprincipe
hanteert, er voldoende reden is om dit jaar tegen de vernieuwing van de goedkeuring
van glyfosaat te stemmen? Zo ja, gaat zij dit met haar collega van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit bespreken? Zo nee, kan zij uitleggen waarom niet?
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is eerstverantwoordelijk voor
het toelatingsbeleid van gewasbeschermingsmiddelen.
Verordening (EG) 1107/2009 gaat inderdaad uit van het voorzorgsprincipe. Dat betekent
dat een werkzame stof of een daarop gebaseerd gewasbeschermingsmiddel niet op de markt
mag worden gebracht tenzij na een beoordelingsprocedure is aangetoond dat deze stoffen
of gewasbeschermingsmiddelen geen enkel schadelijk effect op de gezondheid van mens
of dier hebben, noch enig onaanvaardbaar effect voor het milieu. Die beoordelingsprocedure
is voor wat het aspect neurotoxiciteit betreft uiteengezet in het antwoord op de eerdere
vraag van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie over de ontwikkelingen met
betrekking tot glyfosaat.
Aangezien de herbeoordeling van de werkzame stof glyfosaat nog loopt, is het op dit
moment nog niet duidelijk met welk voorstel de Europese Commissie komt. De Minister
van LNV zal een standpunt innemen als het voorstel er ligt en zal daarbij rekening
houden met de adviezen van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA),
EFSA en Ctgb.
Wetsvoorstel ontbossingsvrije producten
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat het BNC-fiche over ontbossingsvrije
producten nog niet naar de Kamer is gestuurd in verband met de wisseling van bewindspersonen.
Deze leden hebben hier begrip voor, maar zijn wel van mening dat het fiche zo snel
mogelijk naar de Kamer dient te komen. Wanneer kunnen deze leden het fiche precies
verwachten? Is er al meer duidelijkheid of ook andere kwetsbare ecosystemen meegenomen
kunnen worden in het wetsvoorstel? Kan de Staatssecretaris haar inzet omtrent het
wetsvoorstel ontbossingsvrije producten toelichten? Daarnaast vragen deze leden ook
een update omtrent de EU-bossenstrategie.
Het BNC-fiche over het Commissievoorstel om tot ontbossingsvrije goederen en producten
te komen zal 28 januari gedeeld worden met uw Kamer. Voor wat betreft de andere kwetsbare
ecosystemen en de inzet daarop, deelt het kabinet de zorgen over andere ecosystemen
en de bescherming daarvan. Of en hoe de gewenste manier van uitbreiding naar andere
ecosystemen en goederen, c.q. producten, wordt meegenomen in de Nederlandse inzet,
is echter nog onderdeel van het nog te vormen kabinetsstandpunt en zal u middels het
betreffende BNC fiche toekomen.
Uw kamer is middels een BNC-fiche geïnformeerd over de inzet van het kabinet op de
EU-bossenstrategie.8 Na voorbereidende besprekingen onder leiding van het Sloveens voorzitterschap zijn
in de Landbouw- en Visserijraad van 15 november jl. de conclusies over de EU-bossenstrategie
vastgesteld.9 Er loopt nog een aantal werkgroepen op verschillende onderwerpen, zoals de definitie
van oerbos. De in de strategie aangekondigde wetgeving rondom monitoring van bossen
is nog in ontwikkeling, maar daarover is nog weinig bekend. Sinds eind november is
er geen informatie meer gegeven door de Commissie vanwege het uitstellen van een informerende
vergadering. Een groot deel van de in de EU-bossenstrategie genoemde activiteiten
zullen op vrijwillige basis tot uitvoering moeten komen, waardoor hier een verantwoordelijkheid
bij de EU-lidstaten ligt. Nederland is via de uitvoering van de nationale bossenstrategie
bezig aan een groot deel van deze activiteiten.10
De leden van de GroenLinks-fractie hebben bij het commissiedebat op 8 december 2021
(Kamerstuk 21 501-08, nr. 844) ter voorbereiding op de vorige Milieuraad al meerdere vragen gesteld over de zorgen
die deze leden hebben omtrent het wetsvoorstel voor ontbossingsvrije producten. Deze
leden hebben toen over meerdere zaken fundamentele zorgen geuit. Zij vinden het bijvoorbeeld
zorgelijk dat het wetsvoorstel niet zal gelden voor producten afkomstig uit andere
ecosystemen dan bossen, dat rubber en maïs niet worden meegenomen en dat mensenrechten
en rechten van inheemse volken onvoldoende in de wet zijn verankerd. Deze leden vragen
de Staatssecretaris om deze zorgen expliciet uit te dragen in de aankomende informele
Milieuraad. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?
Het kabinetsstandpunt middels het BNC-fiche over het voorstel van de Commissie om
te komen tot ontbossingsvrije goederen en producten is geagendeerd voor de ministerraad
van 28 januari a.s. en zal daarna gedeeld worden met de Kamer. Als te verwachten beleidslijn
voor Nederlandse inzet zal gelden dat we zullen streven naar een snelle en effectieve
invoering ervan. Dit zal ook uitgedragen worden tijdens de komende Milieuraad.
Welke rol en op welke wijze uitbreiding naar andere ecosystemen en goederen, c.q.
producten, daarin kan worden meegenomen is echter nog onderdeel van het nog te vormen
kabinetsstandpunt en zal u middels het betreffende BNC fiche toekomen. Hoe om te gaan
met duurzaamheidseisen ten aanzien van mensenrechten en rechten van inheemse inwoners
in relatie tot het ontbossingsvoorstel zal daarin (naar verwachting) ook meegenomen worden. Nederland heeft steeds gepleit voor een ambitieuze en uitvoerbare
wetgeving.11
De leden van de GroenLinks-fractie danken de Staatssecretaris voor de beperkte schets
van het Europees krachtenveld en zijn benieuwd hoe de Staatssecretaris kijkt naar
de mogelijkheden om de wet uit te breiden naar andere ecosystemen (waar het vorige
kabinet zich eerder positief over heeft uitgelaten), nu ook het Europees Parlement
hier voorstander van is. Om te voorkomen dat natuurverwoesting verplaatst naar andere
natuur dan bossen is dit namelijk van groot belang.
De zorgen over andere ecosystemen en bescherming daarvan worden gedeeld.
Onze eerste prioriteit is een snelle en effectieve invoering van de regelgeving, daarbij
zullen we ook bekijken – en vragen aan de Commissie – hoe ervoor gezorgd kan worden,
dat gewenste uitbreidingen van het voorstel, zo spoedig en effectief mogelijk ingevoerd
kunnen worden.
Overigens willen wij hierbij vermelden dat op basis van bestaande mondiale private
duurzaamheidsstandaarden, die gebaseerd zijn op een brede set aan duurzaamheidseisen,
ook aan behoud van andere ecosystemen dan bossen, het Nederlandse gebruik van belangrijke
agrogrondstoffen en hout al overwegend verduurzaamd is. Dit is een belangrijk aspect
dat we bij verdere ontwikkeling en invoering van het huidige ontbossingsvoorstel graag
gehandhaafd zien.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad
van 12 en 13 december 2021 dat de Europese Commissie aan de Europese Raad van Ministers
vraagt om snel op te treden. Daarnaast zijn er geruchten dat Frankrijk, de huidige
voorzitter van de Europese Unie, erop doelt om de bossenwet binnen hun voorzitterschap
af te ronden. Kan de Staatssecretaris meer informatie geven over deze timing en is
zij ook van plan zich bij de planning van Frankrijk aan te sluiten? Hoe langer we
namelijk wachten op dit voorstel, hoe langer ontbossing op de huidige manier door
kan gaan. Klopt het dat in de Milieuraad op 17 maart 2022 besluiten worden genomen
over het wetsvoorstel voor ontbossingsvrije producten, waarbij de inbreng van de Landbouwraad
en Handelsraad wordt meegenomen? Kan de Staatssecretaris meer inzicht geven in hoe
de commissies voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de commissie voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BuHa-OS) op nationaal niveau hierbij
worden betrokken? En wie is, gezien de nieuwe bewindspersonen en hun portefeuilleverdeling,
hoofdverantwoordelijk voor dit dossier?
Voor het Frans voorzitterschap is snelle behandeling van het voorstel van de Commissie
voor een Verordening over Ontbossingsvrij producten (door de leden van de GroenLinks-fractie
aangeduid als Bossenwet) één van de prioriteiten van het voorzitterschap. Het onderwerp
is inderdaad geagendeerd voor de Milieuraad van 17 maart, maar de aard van de bespreking
is momenteel nog niet bekend. Volgens de planning van het Frans voorzitterschap beoogt
het tijdens de Milieuraad op 28 juni tot een algemene oriëntatie van de Raad te komen
ten aanzien van dit voorstel. Het voorzitterschap heeft voor de behandeling een ad
hoc raadswerkgroep ingesteld die een brede samenstelling heeft en onder de Milieuraad
valt, maar ook zal rapporteren aan de Landbouw- en Visserijraad. De Minister voor
Natuur en Stikstof is hoofdverantwoordelijk voor dit dossier en zal de Kamer informeren.
De Kamer kan dan zelf aangeven in welke vorm zij betrokken wil worden.
Gezamenlijke sessie bossen
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat deze Milieuraad onder
andere gaat over de EU-bossenstrategie, het voorstel van de Commissie over Ontbossingsvrije
producten en mogelijk de herziening van de verordening over landgebruik, verandering
in landgebruik en bosbouw (LULUCF). Bij veel van deze onderwerpen bestaat onduidelijkheid
over belangrijke punten. Zo moeten de EU-lidstaten nog beslissen over de gezamenlijke
definitie van primaire bossen en oerbossen, welke onder het strikte beschermingsregime
zouden moeten vallen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in antwoorden op hun eerdere vragen
dat het «de inzet van Nederland, maar ook Europa, is om de meest monotone productiebossen
naar een hoger niveau te tillen door meer met natuurlijke processen te werken, meer
boomsoorten aan te planten en voor meer structuurverschil te zorgen. Deze ingrepen
zijn van belang voor de biodiversiteit, maar op lange termijn zijn ze ook cruciaal
om de houtproductie te waarborgen in een veranderend klimaat», aldus de voormalig
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Hierbij meldde de Minister dat
«Het beschermen van Europese bossen en het vergroten van de koolstofput, zeker op
de korte termijn, ten koste zal gaan van de houtproductie. Het ontbreekt echter nog
aan concrete voorstellen om te voorkomen dat deze productie zal verschuiven naar derde
landen». Bovendien liet de Minister weten dat: «Duurzaam bosbeheer gebaseerd is op
de drie pijlers van duurzaamheid, namelijk biodiversiteit/milieu, een sociale component
en de economie. Er moet steeds een afweging tussen die pijlers gemaakt worden». Voor
deze afweging ziet het kabinet graag dat de Commissie een afwegingskader ontwikkelt,
gebaseerd op een impact assessment, voor het gebruik van bossen voor biodiversiteit,
klimaat en biogrondstoffengebruik in een circulaire economie op EU-niveau. Tegelijkertijd
moet via de LULUCF-verordening koolstof worden opgeslagen en wordt in de Landbouw-
en Visserijraad gesproken over de mogelijkheden van koolstoflandbouw. De leden van
de Partij voor de Dieren-fractie lijkt het dan ook tegenstrijdig om monotone productiebossen
om te zetten naar biodiverse bossen, om ze vervolgens te kappen, terwijl ook ingezet
wordt op koolstoflandbouw ten behoeve van koolstofopslag, waar nota bene ook bebossing
en herbebossing onder valt. Deelt de Minister het inzicht dat er geen bosbouw voor
houtproductie kan plaatsvinden in bossen die CO2 opvangen en bijdragen aan biodiversiteit? Zo nee, waarom niet?
Het geleidelijk inbrengen van meer verschillende boomsoorten in monocultuur bossen,
is niet alleen een belangrijke impuls voor de biodiversiteit in die bossen, maar ook
een manier om rekening te houden met klimaatverandering. Door een breed palet aan
bomen in bossen te bevorderen, wordt de kans dat grote oppervlaktes bos sneuvelen
door storm, droogte, ziekten of brand, verlaagd. Ook is het zo dat meer diverse bossen
meer koolstof opslaan dan niet-diverse bossen. Het kabinet ziet hier dan ook geen
tegenstrijdigheid in.
Het kabinet deelt het inzicht niet dat bossen die CO2 vastleggen en bijdragen aan de biodiversiteit per definitie geen houtproductie kunnen
leveren. Alle bossen leggen namelijk CO2 vast en dragen bij aan de biodiversiteit. Bovendien is het zo dat hout bij langdurige
toepassing, bijvoorbeeld in de bouw, zowel CO2 voor lange tijd kan opslaan als dat het emissies voorkomt uit bijvoorbeeld staal
of beton. Wel deelt het kabinet het inzicht dat we bossen met een buitengewoon hoge
biodiversiteit, of potentie daarvoor, moeten ontzien.
De voormalig Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gaf aan dat het vergroten
van de koolstofput, zeker op de korte termijn, ten koste zal gaan van de houtproductie
in Europa, welke mogelijk dan verschuift naar andere landen. Is de Minister het ermee
eens dat natuurbehoud en -herstel het hoofddoel zou moeten zijn in bestaand (monotoon)
bos? Deelt de Minister daarnaast de mening dat houtproductiebossen niet gerekend zouden
moeten worden als «natuur», maar als «bosbouw» zolang die omschakeling niet heeft
plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet? Bovendien merken deze leden op dat een risico
van het afwegingskader is dat economische belangen zwaarder gewogen kunnen worden
dan de belangen van natuur. Is de Minister het eens dat het herstel van de biodiversiteit
en natuur van levensbelang is? Zo nee, waarom niet?
Voor de bossen binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het kabinet het ermee eens
dat natuurbehoud en herstel leidend zouden moeten zijn in het bosbeheer. Uiteraard
moet er echter wel rekening gehouden worden met de ontstaansgeschiedenis van veel
van de Nederlandse bossen. Het kabinet zou dan ook eerder van een impuls in de weerbaarheid
en biodiversiteit willen spreken in monotone bossen dan van natuurherstel. Bossen
buiten het NNN kunnen meerdere doelen hebben, of dat nu recreatie, het vast houden
van water of houtoogst is.
Het kabinet deelt niet de mening dat bossen waar houtproductie in plaatsvindt niet
als natuur moeten worden gerekend. Productie is namelijk geen goede graadmeter voor
de waarde van een bos of voor de natuur. Een wilgengriend, van oudsher een perceel
waarop wilgen geplant zijn, kan een enorme biodiversiteit huisvesten, terwijl uitgestrekte,
natuurlijke, monoculturen van beukenbomen een relatief veel lagere biodiversiteit
kan kennen.
Dat de natuur en biodiversiteit van levensbelang zijn, is het kabinet met de Partij
voor de Dieren eens. Dat is ook de reden dat Nederland pleit voor een gedegen afwegingskader.
Daarmee worden de gevolgen van de talrijke keuzes voor de natuur inzichtelijk. Nu
is dat namelijk niet het geval, met als potentieel gevolg dat de vraag naar houtige
producten resulteert in een verschuiving van houtproductie naar derde landen met een
veel rijkere biodiversiteit.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat voor zover er gesproken wordt
over de inzet van biomassa voor energie, de Minister naar de inzet verwijst uiteengezet
in de geannoteerde agenda voor de informele Energieraad. Hierin is aangegeven dat
er uitvoering gaat worden gegeven aan de aangenomen motie Teunissen/Van Raan.12 Klopt het dan ook dat de Minister ook in de informele Milieuraad ervoor zal pleiten
dat er gerekend moet worden met de daadwerkelijke CO2-uitstoot van de inzet van biomassa? Dit zou in de geest van deze motie zijn.
Nederland zet zich in Brussel in voor een hernieuwbare energierichtlijn (RED) met
ambitieuze duurzaamheidscriteria voor biomassa. De onderhandelingen hierover zijn
nog maar recent gestart en het kabinet bekijkt daarbij waar ambitie kan worden toegevoegd
aan het Commissievoorstel.13 De Staatssecretaris van Klimaat en Energie heeft uw Kamer in het commissiedebat Energieraad
van 2 december jl. toegezegd draagvlak te zoeken om te gaan rekenen met de daadwerkelijke
CO2-uitstoot die vrijkomt bij de verbranding van houtige biomassa. Daar gaat dit kabinet
mee door. Bij de informele Energieraad van 22 januari aanstaande staat de RED niet
langer geagendeerd. Ook in de informele bijeenkomst van milieuministers op 20 en 21 januari
zal dit niet aan de orde komen. Deze informele bijeenkomst is ook minder geschikt
om de RED onder de aandacht te brengen aangezien de geagendeerde onderwerpen met name
gericht zijn op gewasbeschermingsmiddelen en ontbossing. Het kabinet ziet daarom geen
mogelijkheid om dit op te brengen tijdens deze bijeenkomst. Wel zal de Minister voor
Klimaat en Energie hier bilateraal over spreken met Europese collega’s. Daarbij plaatst
dit kabinet dezelfde winstwaarschuwing als het vorige: het krachtenveld laat zien
dat veel lidstaten juist pleiten voor afzwakking waar het gaat om criteria voor de
duurzaamheid van biomassa. Daarom is het kabinet niet optimistisch over het resultaat.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen daarnaast dat voormalig Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangaf dat «afschaffing van subsidie op de
verbranding van hout een positief effect heeft op het gebruik van hout voor hoogwaardiger
toepassingen dan het verbranden».14 Deelt de Minister het inzicht dat het tegenstrijdig beleid is om aan de ene kant
het gebruik van biomassa onder voorwaarden te stimuleren terwijl aan de andere kant
wordt opgemerkt dat afschaffing van subsidies op verbranding van hout een positief
effect heeft op gebruik van hout? Is de Minister het ermee eens dat er zo snel mogelijk
werk dient gemaakt te worden van de afschaffing van subsidies op verbranding van hout,
hetgeen zowel gewenst is vanuit de Eerste Kamer als vanwege het feit dat het nationale
draagvlak voor de inzet van biomassa afneemt? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt het inzicht niet dat er sprake is van tegenstrijd beleid. Het kabinet
zet er op in om biogrondstoffen zo hoogwaardig mogelijk te benutten, waarbij biogrondstoffen
ten alle tijden op duurzame wijze tot stand komen. Bij hoogwaardige toepassingen van
houtige biogrondstoffen gaat het bijvoorbeeld om toepassingen waar de materialen langdurig
worden benut, zoals in de houtbouw. Waarvoor nu en ook op de lange termijn geen duurzaam
alternatief voor handen is. Het kabinet wil het daarom aantrekkelijker maken om biogrondstoffen
hoogwaardig te benutten, waarbij het op termijn afschaffen van sommige subsidies,
hoogwaardigere toepassingen relatief aantrekkelijker kan maken. Dit dient op zorgvuldige
wijze te gebeuren, zodat de subsidiëring van biogrondstoffen voor laagwaardige toepassingen
zo snel mogelijk wordt afgebouwd op een manier die rekening houdt met de kosteneffectiviteit
van de klimaattransitie. Het huidige kabinet beraadt zich nog op de uitvoering van
Motie Koffeman c.s.15
Het lid van de BBB-fractie vindt het van belang dat er voldoende aandacht is voor
het behoud van waardevolle landbouwgronden in relatie tot de Bossenstrategie. Dit
lid wil nogmaals benadrukken dat er aandacht moet zijn voor de verschillende uitgangssituaties
van de lidstaten, waarbij bijvoorbeeld een dichtbevolkt land als Nederland andere
mogelijkheden heeft dan een groter en veel minder dichtbevolkt land. De tot nu toe
gepresenteerde Bossenstrategie legt een groot beslag op de ruimte. Daarbij is het
de landbouw die gronden zal moeten opofferen. Tezamen met andere opgaves zoals woningbouw
en energie, wordt de druk op de landbouw te groot. Dit lid vraagt de Minister dit
mee te nemen in de overwegingen.
Het kabinet neemt de genoemde overwegingen mee bij de beoordeling van Europese doelstellingen
en andere verplichtingen. De landbouw wordt gezien als een deel van de oplossing bij
het realiseren van meer koolstofopname door bijvoorbeeld bomen en landbouwbodems.
Werkprogramma Frans voorzitterschap
De leden van de D66-fractie vragen hoe er invulling gegeven gaat worden aan de ambitie
uit het coalitieakkoord om als Nederland klimaatkoploper in Europa te worden. Op welke
wijze en op welke onderdelen uit het Europese «Fit for 55»-pakket wil Nederland een
koploperspositie en voortrekkersrol innemen? Deze leden vragen tevens om een appreciatie
van de werkplanning van het Franse voorzitterschap en vragen welke raakvlakken er
zijn met de ambities uit het coalitieakkoord.
Nederland heeft zich in het verleden in de kopgroep van klimaatambitieuze landen altijd
ingezet voor het hogere doel van ten minste 55% broeikasgasreductie in 2030 en klimaatneutraliteit
in 2050, die ook in een EU klimaatwet zijn verankerd.
Het is belangrijk het overkoepelende doel van ten minste 55% te behalen.
Het kabinet wil zich, samen met gelijkgezinde landen, inzetten om die doelen ook om
te zetten in daden. Dat kan alleen als de wetgevende voorstellen uit het Fit-for-55-pakket
op een voortvarende en ambitieuze manier worden vormgegeven, waarbij alle lidstaten
een eerlijke bijdrage leveren en de overkoepelende voorstellen uit Brussel die landen
daarin steunen, zoals een aangescherpt EU emissiehandelsysteem (ETS) en ambitieuze
bronmaatregelen voor voertuigen. De onderhandelingen in Brussel zullen nog enige tijd
in beslag nemen, maar vooruitlopend op de uitkomst van de onderhandelingen van het
Fit-for-55-pakket in Brussel gaat het kabinet in Nederland al aan de slag om het nationale
klimaatbeleid aan te scherpen in lijn met de afspraken uit het coalitieakkoord.
Het Franse voorzitterschap is ambitieus op het Fit-for-55-pakket. Klimaat is één van
de hoofdprioriteiten van het Franse voorzitterschap alsook van het kabinet. Het is
duidelijk dat Frankrijk de vaart in de onderhandelingen over het Fit-for-55-pakket
wil houden, wat ook voor Nederland van belang is. In het coalitieakkoord staat dat
Nederland een voortrekkersrol wil spelen voor en binnen een sterke en slagvaardige
Europese Unie. Het Franse werkprogramma kan, vanwege de gedeelde prioriteiten, helpen
deze Nederlandse ambitie in de komende kabinetsperiode vorm te geven en aanknopingspunten
te bieden voor verdergaande samenwerking op klimaat.
Frankrijk is pleitbezorger voor een CO2-heffing aan de grens (CBAM) en hoopt daarop resultaten te boeken. Gezien de links
tussen de diverse Fit-for-55-voorstellen streeft Frankrijk ernaar om voortgang op
het EU emissiehandelssysteem (ETS), Effort Sharing Regulation (ESR), landgebruiksverordening (LULUCF), CO2-voertuigstandaarden en Social Climate Fund (SCF) zo veel mogelijk parallel te laten lopen in de Milieuraad. Uw Kamer is middels
BNC-fiches geïnformeerd over de Nederlandse inzet op deze wetsvoorstellen.16
Het Frans voorzitterschap zal mogelijk tijdens de Transportraad van 2 juni a.s. inzetten
op het behalen van voortgang en indien haalbaar een algemene oriëntatie t.a.v. een
aantal transportvoorstellen uit het FF55-pakket, te weten de Alternative Fuels Infrastructure Regulation (AFIR), ReFUelEU Aviation en FuelEU Maritime voorstellen.
In de Energieraad wordt prioriteit gegeven aan voortgang boeken op de voorstellen
voor de herziening van de hernieuwbare energierichtlijn (RED) en energie-efficiëntierichtlijn
(EED). Ook wil het voorzitterschap een start maken met bespreking van voorstellen
die op 15 december jl. zijn uitgekomen; het decarbonisatiepakket voor gas en waterstof,
herziening van de richtlijn energieprestaties van gebouwen (EPBD) en voorstellen voor
methaanwetgeving. Uw Kamer ontvangt naar verwachting halverwege februari BNC-fiches
met een kabinetsappreciatie van deze voorstellen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris een appreciatie te geven van
het werkprogramma van het Frans EU-voorzitterschap waar het gaat om de milieudossiers,
en daarbij in te gaan op de raakvlakken met het coalitieakkoord.
Het Frans voorzitterschap is voornemens om stappen te zetten op de milieudossiers.
Komend half jaar zal er onder het Frans voorzitterschap gewerkt worden aan de volgende
prioriteiten op het gebied van milieu: het Fit-for-55-pakket, circulaire economie
en een gezondere leefomgeving.
Fit-for-55
Het Frans voorzitterschap beoogt om tijdens de Milieuraden vooruitgang te boeken op
een aantal Fit-for-55 wetsvoorstellen: ETS, ESR, LULUCF, het SCF en de CO2 normen emissiestandaarden voor lichte voertuigen.17 Deze voorstellen zullen naar verwachting op basis van voortgangsverslagen van de
Commissie tijdens de Milieuraden besproken worden. Uw Kamer is middels BNC-fiches
geïnformeerd over de Nederlandse inzet op deze voorstellen. Uiteraard wordt uw Kamer
over de aankomende besprekingen en het Nederlandse standpunt t.b.v. de Milieuraad
zoals gebruikelijk via de geannoteerde agenda’s geïnformeerd. Zoals ook aangegeven
in de beantwoording op de vraag van de D66-fractieleden inzake het Fit-for-55-pakket,
zullen de onderhandelingen in Brussel nog enige tijd in beslag nemen. Vooruitlopend
op de uitkomst van de onderhandelingen van het Fit-for-55-pakket in Brussel gaat het
kabinet in Nederland al aan de slag om het nationale klimaatbeleid aan te scherpen
in lijn met de afspraken uit het coalitieakkoord.
Circulaire economie
Vooralsnog zal de Commissie op 30 maart 2022 het eerste circulaire economiepakket
presenteren met daarin een aantal voorstellen, zoals aangekondigd in het Circulaire
Economie Actieplan18. Onder dit pakket valt een beleidsvoorstel inzake duurzame producten (inclusief herziening
van de Ecodesign richtlijn), de herziening van de Europese verordening bouwproducten,
de presentatie van de EU Textielstrategie, een voorstel om de rol van consumenten
in de groene transitie te versterken en tot slot een voorstel voor een verordening
om ondernemingen hun milieuclaims te laten onderbouwen door middel van methoden voor
de milieuvoetafdruk van producten (green claims). Over een aantal van deze voorstellen zullen onder Frans voorzitterschap de eerste
beleidsdiscussies plaatsvinden en uw Kamer zal middels de gebruikelijke BNC-fiche
procedure geïnformeerd worden over de Nederlandse inzet ten aanzien van deze nieuwe
Commissievoorstellen.
In het nieuwe coalitieakkoord (Kamerstuk 35 788, nr. 77) staat een ambitieus klimaatdoel voor de circulaire economie, als ook een uitvoeringsprogramma
over circulaire economie opgenomen. De Nederlandse inzet op bovengenoemde voorstellen
zal in lijn zijn met het coalitieakkoord.
Verder is het Frans voorzitterschap voornemens voortgang te boeken op lopende milieudossiers,
waaronder een algemene oriëntatie voor de herziening van de batterijenverordening
en de herziening van de verordening van grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen
(EVOA). Uw Kamer is middels BNC-fiches geïnformeerd over de Nederlandse inzet op deze
voorstellen.19
Gezondere leefomgeving
Onder het Frans voorzitterschap zal er in het kader van een gezondere leefomgeving
de wijziging van de verordening persistente organische verontreinigende stoffen (persistent organic pollutants, hierna: POPs) worden behandeld. Over de Nederlandse inzet is uw Kamer middels een
BNC-fiche geïnformeerd.20 Naar verwachting presenteert de Commissie in april 2022 ook enkele initiatieven ten
aanzien van het verbeteren van de luchtkwaliteit, waaronder een herziening van de
Richtlijn Industriële Emissies (IED-richtlijn). Ook hierover wordt uw Kamer via de
gebruikelijke BNC-fiches geïnformeerd. De verwachting is dat tijdens het Franse voorzitterschap
ook hierover mogelijk informatie zal worden gegeven door de Commissie tijdens de Milieuraad
van 28 juni.
Naast bovenstaande werkstromen op het gebied van de milieudossiers en in lijn met
de prioriteiten van het Frans voorzitterschap, zal Frankrijk tevens conferenties organiseren
op het gebied van circulaire economie en chemicaliën. Deze conferenties hebben geen
formele rol in het Europese besluitvormingsproces en zullen naar verwachting ook los
staan van bovenstaande lopende (wetgevings)onderhandelingen.
Het lid van de BBB-fractie begrijpt dat de definitieve agenda voor de informele Milieuraad
nog niet beschikbaar is en wil hier aandacht voor vragen: om tot een zorgvuldige inbreng
te kunnen komen is het van belang dat stukken tijdig beschikbaar zijn. Dit lid merkt
dat dit steeds een probleem is als het gaat om de diverse Europese Raden. Het verzoek
is dan ook om daar bij de Raden aandacht voor te vragen.
Het kabinet erkent het belang dat stukken tijdig beschikbaar zijn om tot een zorgvuldige
inbreng te kunnen komen. De voorlopige agenda’s voor de Milieuraden op 17 maart en
28 juni 2022 zijn reeds gedeeld door het Frans voorzitterschap. Om die reden kan het
kabinet voor wat betreft de komende Milieuraden tijdig tot een zorgvuldige inbreng
komen. Uw Kamer wordt zoals gebruikelijk middels de geannoteerde agenda’s geïnformeerd
over de agenda’s van deze Raden en de Nederlandse inzet.
Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD COP15)
De leden van de D66-fractie hebben voorts vernomen dat in de Milieuraad van 17 maart
2022 de Nederlandse inzet voor de United Nations Convention on Biological Diversity
(CBD) wordt besproken. Deze leden hebben in aanloop naar dit overleg al een aantal
vragen die zij aan de Minister voor Natuur en Stikstof willen voorleggen. Zo stelden
deze leden in oktober 2021 al enkele vragen aan de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit over deze top. In antwoord op deze Kamervragen zei de Minister dat
Nederland zich bij de onderhandelingen voor het nieuwe strategisch plan van de CBD
voor de periode 2020–2030 (Global Biodiversity Framework), conform de motie van de
leden Jetten en De Groot (beide D66)21 in zal zetten voor ambitieuze doelen en verbeterde implementatie. Kan de Minister
uiteenzetten wat hier concreet mee bedoeld wordt? Hoe vaak wil de Minister dat gerapporteerd
wordt over het doelbereik? Welke regelmaat heeft zij voor ogen? Ook zijn deze leden
benieuwd wat de Minister precies heeft voorgesteld in de discussie over de financiering
voor biodiversiteit en het nog overeen te komen strategisch raamwerk.
Tijdens de Milieuraad van 17 maart 2022 zal naar verwachting niet gesproken worden
over de inzet met betrekking tot de onderhandelingen voor de 15e Conferentie van Partijen bij de Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD COP15).
De reden daarvoor is het uitstel van de voorbereidende onderhandelingen van de Open Ended Working Group (OEWG) en de hulporganen van de CBD, gericht op wetenschap (SBSTTA) en implementatie
(SBI), die oorspronkelijk in januari 2022 plaats zouden vinden en nu gepland staan
voor maart 2022. Het tweede deel van CBD COP-15 wordt uitgesteld tot later in 2022,
een definitieve datum is nog niet bekend. Aangezien er geen verdere onderhandelingen
hebben plaatsgevonden is de kabinetsinzet onveranderd. De inzet voor de CBD onderhandelingen
wordt in EU-verband bepaald en is in belangrijke mate gestoeld op de doelstellingen
van de Europese Biodiversiteitsstrategie.22 Het belang dat het kabinet hecht aan verbeterde implementatie vertaalt zich in de
inzet op een versterkt systeem van monitoring, rapportage en verantwoording, met bindende
rapportagevereisten, evenals een mechanisme voor tussentijdse ophoging van de inzet
en ambitie. In de afgelopen periode (1998–2018) is zes keer gerapporteerd over de
implementatie van de CBD.23 Het kabinet is er voorstander van dat vaker wordt gerapporteerd zodat ook tussentijds
bijsturen mogelijk wordt. Met betrekking tot de financiering voor biodiversiteit hecht
Nederland eraan dat er voldoende financiële middelen voor biodiversiteit beschikbaar
komen uit alle bronnen en kanalen. Daarbij zet Nederland zich met name in voor het
mobiliseren van financiële stromen vanuit de private financiële sector. Voorts streeft
het kabinet ernaar de bijdrage aan internationale biodiversiteit te doen laten stijgen.
Mochten de onderhandelingen tijdens CBD COP-15 leiden tot afspraken over een ambitieuzere
inzet, dan zal de Nederlandse inzet opnieuw worden gewogen.24
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier