Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over de beschikbare informatie met betrekking tot afpakken van misdaadgeld, witwassen en Bibob
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de beschikbare informatie met betrekking tot afpakken van misdaadgeld, witwassen en Bibob (ingezonden 24 november 2021).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 20 januari
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1118.
Vraag 1
In hoeverre vindt u dat de aanpak van georganiseerde criminaliteit, en de aanpak van
misdaadgeld en witwassen in het bijzonder, succesvol is? Op de uitkomsten van welk
empirisch onderzoek of bijgehouden statistische bronnen is dit oordeel gegrond?
Antwoord 1
Georganiseerde, ondermijnende criminaliteit is een fenomeen dat naar zijn aard lastig
in cijfers is te vatten. Dit is het gevolg van dat de georganiseerde criminaliteit
zich enerzijds internationaal en anderzijds in het verborgene afspeelt. Dat maakt
het moeilijk om betrouwbare cijfers over de omvang van georganiseerde criminaliteit
te geven en dus ook wat het effect van het beleid en het optreden hiertegen is. Vragen
over hoe succesvol de aanpak van georganiseerde criminaliteit is, zijn dan ook niet
eenduidig, en zeker niet eenvoudig, te beantwoorden.
Jaarlijkse cijfers over geregistreerde criminaliteit alsook periodieke dreigingsbeelden,
monitoren en (omvangs)schattingen worden opgesteld om zicht te hebben en te houden
op de impact van de aanpak van georganiseerde criminaliteit, bijvoorbeeld:
– Criminaliteit en Rechtshandhaving: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
(WODC), Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Raad voor de Rechtspraak (RvdR);
– De Veiligheidsmonitor (CBS);
– Het Nationaal Dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit (politie);
– De Monitor georganiseerde criminaliteit (WODC), en;
– De Strafrechtketenmonitor (ketenorganisaties, WODC en Ministerie van Justitie en Veiligheid).
In de voortgangsbrief aanpak ondermijnende criminaliteit van 17 november jl. blijkt
dat de integrale aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit effect lijkt
te sorteren.1 Zo wordt binnen de aanpak van georganiseerde criminaliteit op verschillende niveaus
intensiever samengewerkt tussen de landelijke overheid en onder meer gemeenten, private
partners en partijen die actief zijn op het gebied van onder andere onderwijs, financiën
en sociaal werk. Het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden is bijvoorbeeld
in de afgelopen jaren verdubbeld en er zijn meer straffen opgelegd.2 Dit is ook het gevolg van dat het beschikbare instrumentarium tegen georganiseerde,
ondermijnende criminaliteit is uitgebreid en de internationale samenwerking steeds
meer vruchten afwerpt.
In de aanpak van misdaadgeld behalen we samen met de betrokken publieke en private
partners mooie successen, maar er kan en moet meer crimineel vermogen uit de markt
worden gehaald. De gezamenlijke ambitie is het verder terugdringen van criminele geldstromen
en de ondermijnende invloed daarvan in de onder- en bovenwereld. Dat gebeurt door
het voorkomen en bestrijden van witwassen en het afpakken van crimineel vermogen in
brede zin, waaronder preventief en repressief ingrijpen met strafrechtelijke, fiscale,
bestuursrechtelijke en tuchtrechtelijke interventies. Hiertoe is een meerjaren plan
van aanpak opgesteld. De Algemene Rekenkamer verricht momenteel een onderzoek naar
het strafrechtelijk afpakken. Dit rapport wordt in het voorjaar van 2022 verwacht.
De resultaten van de aanpak van criminele geldstromen worden gemonitord aan de hand
van bronnen van onder meer het Openbaar Ministerie (OM), de RvdR en het Centraal Justitieel
Incassobureau (CJIB) die zien op conservatoir beslag, de vermogenssancties, incassoresultaat,
onttrekkingen uit het verkeer van illegale goederen (zoals de waarde van in beslag
genomen illegale drugs, ontmantelde drugslabs) etc. Daarnaast zal de integrale afpakmonitor
inzicht gaan geven in de resultaten van het integraal afpakken, waarbij gebruik wordt
gemaakt van de beschikbare registraties bij de betrokken organisaties.
Ten aanzien van witwassen beziet het kabinet doorlopend of het anti-witwasbeleid succesvol
is en hoe het effectiever kan worden ingericht. Met het plan van aanpak witwassen
van juni 20193 is een groot aantal maatregelen in gang gezet om de aanpak te verbeteren op basis
van drie pijlers: 1. verhogen van barrières voor criminelen om wit te wassen; 2. vergroten
van de effectiviteit van de poortwachtersfunctie en het toezicht; en 3. versterken
van de opsporing en vervolging. Bij het opstellen van dit plan van aanpak zijn onder
meer de nationale risicobeoordeling (National Risk Assessment) witwassen4 en de beleidsmonitor witwassen5, die periodiek worden uitgevoerd in opdracht van het WODC, betrokken. Beide rapporten
bevatten meerdere statistische bronnen, zoals meldingen van ongebruikelijke transacties,
door de FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties, toezichtactiviteiten, in- en
uitstroom van witwaszaken bij het OM en vervolgens berechting door de rechtspraak.
Daarnaast vinden op dit moment meerdere onderzoeken plaats naar de effectiviteit van
het anti-witwasbeleid. Allereerst wordt Nederland op dit moment geëvalueerd door de
Financial Action Task Force (FATF). De FATF beoordeelt of Nederland in technische
zin en in effectiviteit voldoet aan de internationale standaarden om witwassen, de
onderliggende delicten en financieren van terrorisme te voorkomen en bestrijden. Het
rapport over Nederland zal medio 2022 worden vastgesteld. Daarnaast evalueert de Europese
Commissie op dit moment de implementatie en effectiviteit van de vierde anti-witwasrichtlijn
binnen de gehele EU. Het rapport daarover wordt naar verwachting medio 2022 uitgebracht.
Tevens verricht de Algemene Rekenkamer een onderzoek naar de opbrengsten van de meldketen.
Dit gaat specifiek over de opvolging van meldingen van ongebruikelijke transacties.
Dit rapport wordt in het voorjaar van 2022 verwacht. Aan de hand van de uitkomsten
van deze onderzoeken zal het kabinet waar nodig het anti-witwasbeleid verder versterken
en zo de effectiviteit van de aanpak vergroten.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het voor de beoordeling van de effectiviteit van het beleid
noodzakelijk is om de juiste gegevens beschikbaar te hebben en deze publiek te maken?
Erkent u dat dit nu niet steeds het geval is en dat de beantwoording van de hiernavolgende
vragen daarbij kunnen helpen? Bent u van mening dat dit dan moet leiden tot een duurzaam
en toegankelijk statistisch gegevensbeheer op deze beleidsgebieden? Hoe gaat u daar
voor zorgen?
Antwoord 2
Ik deel de mening dat het voor de beoordeling van de effectiviteit van het beleid
tegen georganiseerde, ondermijnende criminaliteit van belang is om de juiste gegevens
te hebben en dat deze voor iedereen beschikbaar zijn. De voornoemde dreigingsbeelden,
monitoren en (omvangs)schattingen, die zicht bieden op de aard en omvang van georganiseerde
criminaliteit, zijn in te zien door het publiek. Echter, zoals ik eerder heb aangegeven,
is het lastig om volledig zicht te hebben op ondermijnende criminaliteit. Het fenomeen
van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit laat zich immers moeilijk kwantificeren.
Bovendien geven kale cijfers niet het gehele beeld van georganiseerde criminaliteit
en de effectiviteit van het beleid hiertegen.
Met het oog op het beter in kaart brengen van zowel georganiseerde, ondermijnende
criminaliteit als de effectiviteit van het overheidsoptreden hiertegen, voert het
WODC in opdracht van mijn ministerie een haalbaarheidsstudie uit voor een monitor
die expliciet ook gericht is op het duurzaam in beeld brengen van effecten van de
aanpak van de georganiseerde drugscriminaliteit. Daarnaast zal ook de Strategische
Evaluatie Agenda (SEA), waarmee mijn ministerie gaat werken, helpen bij het vinden
van betere indicatoren, dan wel «meetpunten» om zo goed mogelijk te kunnen vaststellen
in hoeverre de geformuleerde beleidsdoelstellingen zijn gerealiseerd. Een ander instrument
om (operationele) beleidsdoelen op termijn beter te funderen is het Strategisch Kennis
Centrum (SKC). In samenwerking met nationale en internationale partners gaat het SKC
gezaghebbende integrale beelden in trends en ontwikkelingen van georganiseerde, ondermijnende
criminaliteit maken.
Vraag 3
Klopt het dat de gegevensverzameling over Bibob-beschikkingen en de beoordeling en
resultaten daarvan slechts van 2004 tot en met het jaar 2013 lopen? Bent u bereid
deze tijdreeks aan te vullen?6
Antwoord 3
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 4
Hoeveel Bibob-beschikkingen zijn er de afgelopen zeven jaren per jaar geweest en wat
was daarbij de beoordeling (ernstig gevaar, minder gevaar, geen gevaar)? Om hoeveel
te investeren geldbedragen ging het als er sprake was van «ernstig gevaar» en hoe
vaak was er per jaar sprake van deelname aan een criminele organisatie (artikel 140
Wetboek van Strafrecht)?7
Antwoord 4
Op grond van artikel 24 van de Wet Bibob worden de openbare jaarverslagen van het
Landelijk Bureau Bibob (verder: LBB) aan uw Kamer aangeboden. Deze jaarverslagen geven
onder andere inzicht in welke bestuursorganen de meeste adviezen hebben aangevraagd,
het aantal door het LBB gegeven adviezen, de mate van gevaar, en de verdeling over
de sectoren.
Hieronder vindt uw Kamer in een tabel een overzicht van het aantal verstrekte Bibob-adviezen
door het LBB per jaar, van 2014 tot en met 2020. Tevens is daarbij de mate van gevaar
aangegeven. In de jaarverslagen van het LBB is verder niet aangegeven over hoeveel
te investeren geldbedragen het ging als er sprake was van «ernstig gevaar» en hoe
vaak er per jaar sprake was van deelname aan een criminele organisatie.
Tabel: aantal verstrekte adviezen door LBB vanaf 2014
Jaartal
Aantal verstrekte adviezen
Percentage ernstig gevaar
Percentage mindere mate van gevaar
Percentage geen gevaar
Aantal verstrekte aanvullende adviezen
2020
268
50
12
38
68
2019
277
45
15
40
72
2018
283
63
6
31
39
2017
185
55
11
34
45
2016
239
50
11
39
30
2015
251
54
11
35
28
2014
221
53
17
30
49
Vraag 5
Op welke wijze moet volgens u worden beoordeeld in hoeverre het Bibob-beleid effectief
en doeltreffend is in het ondermijningsbeleid?
Antwoord 5
De Wet Bibob is een preventief bestuursrechtelijk instrument, dat is bedoeld om de
integriteit van bestuursorganen te beschermen tegen het ongewild faciliteren van criminele
activiteiten. Het instrument is nadrukkelijk niet bedoeld om criminele activiteiten
op te sporen of te vervolgen. Dat is immers niet een taak van bestuursorganen.
Uit de Beleidsdoorlichting preventieve maatregelen, uitgevoerd door TwijnstraGudde,
komt naar voren dat de mate van effectiviteit van het preventiebeleid, waaronder tevens
de Wet Bibob valt, niet altijd in termen van causaliteit kan worden aangetoond. Het
is achteraf immers lastiger te bewijzen dat iets voorkomen is, dan dat het zich daadwerkelijk
heeft voorgedaan.8 Datzelfde geldt voor het daadwerkelijke effect van een negatief Bibob-advies op de
vermindering van risico van het faciliteren van criminele activiteiten door openbare
besturen. In de beleidsdoorlichting wordt geconcludeerd dat het voor de hand lijkt
te liggen dat een (terechte) weigering, het intrekken of het niet aangaan van een
rechtshandeling leidt tot een verkleining van de kans dat door middel van die rechtshandeling
de overheid onbewust criminele activiteiten faciliteert. Het is tegelijk zeer lastig
– zo niet onmogelijk – om in de praktijk aan te tonen dat zulk misbruik te voorkomen
is door het weigeren of niet aangaan van een rechtshandeling. In het onderzoeksrapport
«Procesevaluatie Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob 2013»9 hebben bestuursorganen aangegeven dat de wet Bibob een duidelijke meerwaarde heeft
en dat het voorziet in de behoefte van een flexibel instrument waarmee kan worden
aangesloten op lokale problematiek.
Vraag 6
Klopt het dat de gegevensverzameling over ontnemingsmaatregelen slechts tot en met
het jaar 2011/2012 lopen? Bent u bereid deze tijdreeks aan te vullen?10
Antwoord 6
Ja dat klopt. De beschikbare informatie is weergegeven in de tabellen bij de antwoorden
op vragen 7 en 8.
Vraag 7
Hoeveel ontnemingsvonnissen zijn de afgelopen tien jaar door rechters opgelegd? Om
welke ontnemingsbedragen ging het per jaar en welk bedrag daarvan is openstaand (nog
niet ontnomen)?
Antwoord 7
In onderstaande de tabel staat per jaar hoe vaak een ontnemingsvordering geheel of
gedeeltelijk is toegewezen door de rechter in eerste aanleg. Er is hiervoor in het
managementinformatiesysteem gekeken naar de periode 2011 t/m oktober 2021. Een ontnemingsvordering
kan tegelijk met de strafzaak worden behandeld maar ook op een later moment als aparte
ontnemingszaak. Deze varianten zijn beide meegeteld.
Tabel: geheel of gedeeltelijke toewijzing ontnemingsvordering
Beslissing rechter
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
t/m okt
Gedeeltelijke toewijzing vordering ontneming
368
555
407
485
470
642
638
697
611
392
403
Gehele toewijzing vordering ontneming
979
1.067
1.029
1.104
1.124
1.055
1.018
996
824
503
456
Totaal
1.347
1.622
1.436
1.589
1.594
1.697
1.656
1.693
1.435
895
859
De cijfers van het CJIB hebben betrekking op de instroom van onherroepelijke uitspraken.
In onderstaande tabel is de instroom (aantal zaken = aantal vonnissen) per jaar opgenomen
met het opgelegd totaalbedrag.
Tabel: bij het CJIB ingestroomde zaken (bedragen in €)
Jaar
Aantal zaken
Opgelegd bedrag
Openstaand bedrag
2010
1.176
36.335.343
13.369.626
2011
1.193
48.309.134
17.685.150
2012
1.295
72.146.647
45.430.171
2013
1.220
53.769.703
20.895.220
2014
1.205
66.247.740
43.784.954
2015
1.433
58.917.014
31.129.340
2016
1.308
78.417.034
56.658.612
2017
1.688
185.421.520
134.387.186
2018
1.507
58.199.240
35.690.616
2019
1.443
105.383.346
84.186.230
2020
1.038
57.890.471
43.126.525
Vraag 8
Kan eveneens in een tabel worden opgenomen hoeveel zaken er zijn afgedaan (daadwerkelijk
ontnomen) en wat hierbij het gemiddelde bedrag, de mediaan en het maximumbedrag was?
Antwoord 8
In onderstaande tabel is opgenomen het bedrag dat is geïnd. Daarnaast is het gemiddelde
bedrag, het maximumbedrag en de mediaan weergegeven. Daarbij moet opgemerkt worden
dat de uitstroom niet gerelateerd is aan de instroom. Dat betekent dat de uitgestroomde
zaken in bijvoorbeeld het jaar 2020 kunnen zien op de ingestroomde zaken in bijvoorbeeld
2005 of 2019.
Tabel: bij het CJIB uitgestroomde zaken (bedragen in €)
Jaar
Aantal
Opgelegd
bedrag
Daadwerkelijk
ontnomen
bedrag
Gemiddeld
ontnomen
bedrag
Mediaan
ontnomen
bedrag
Maximaal
ontnomen
bedrag
2010
1.116
15.166.984
10.822.974
9.698
3.287
819.248
2011
1.108
28.611.863
20.367.525
18.382
3.900
2.893.823
2012
955
17.410.951
13.572.983
14.213
3.560
3.500.000
2013
1.018
27.541.755
18.075.848
17.756
3.617
7.127.839
2014
950
15.380.020
9.193.487
9.677
3.851
279.650
2015
936
21.836.745
14.867.882
15.884
4.533
894.479
2016
988
16.572.036
12.973.149
13.131
4.500
1.206.972
2017
1.032
20.132.085
13.700.990
13.276
4.654
917.929
2018
1.170
23.639.254
17.951.339
15.343
4.676
2.425.000
2019
1.119
57.534.769
20.740.314
18.535
4.150
5.149.742
2020
1.202
36.338.645
19.457.924
16.188
5.000
1.042.906
Vraag 9
Hoe lang duurt de tenuitvoerlegging van het ontnemingsvonnis gemiddeld, uitgesplitst
per interval van ontnemingsbedrag? Wat is hierbij de maximumduur en wat is hierbij
de mediaan (zonder de uitschieters naar boven en naar beneden)?
Antwoord 9
Door het CJIB is de tenuitvoerlegging vertaald naar doorlooptijden. Daarbij is gekeken
naar het jaar waarin een ontnemingsmaatregel is uitgestroomd. Voor wat betreft de
gevraagde intervallen zijn de standaard categorieën A (van € 0 tot € 10.000), B (van
€ 10.000 tot € 100.000), C (van € 100.000 tot € 1.000.000) en D (vanaf € 1.000.000)
aangehouden. Het CJIB gaat net zo lang door met de inning totdat de tenuitvoerleggingstermijn
is verstreken.
Tabel: doorlooptijden ontneming per categorie opgelegd bedrag (duur in dagen)
Jaar
Categorie
Aant. uitstroom
Gem. duur
Mediaan
Max. duur
2010
A
835
1.091
717
5.504
2010
B
255
1.386
1.046
5.434
2010
C
26
1.071
939
2.451
2011
A
797
1.081
769
5.860
2011
B
280
1.384
924
5.859
2011
C
26
1.659
1.428
5.889
2011
D
5
1.933
791
5.317
2012
A
655
1.200
686
6.023
2012
B
277
1.797
1.538
5.979
2012
C
21
1.978
2.123
5.789
2012
D
2
2.366
2.366
2.646
2013
A
699
1.151
618
5.861
2013
B
292
1.536
1.159
5.903
2013
C
24
1.694
1.485
4.780
2013
D
3
146
144
287
2014
A
628
1.224
730
6.328
2014
B
297
1.768
1.493
6.895
2014
C
25
1.298
855
4.383
2015
A
598
1.209
587
7.314
2015
B
304
1.613
1.263
6.000
2015
C
33
1.845
1.181
6.426
2015
D
1
1.861
1.861
1.861
2016
A
651
1.201
598
5.886
2016
B
310
1.585
1.173
6.206
2016
C
26
1.188
797
4.593
2016
D
1
40
40
40
2017
A
667
1.199
628
7.016
2017
B
334
1.785
1.261
7.144
2017
C
30
2.157
1.395
6.234
2017
D
1
3.435
3.435
3.435
2018
A
744
1.329
729
7.034
2018
B
395
1.760
1.389
7.189
2018
C
29
1.491
377
5.802
2018
D
2
1.920
1.920
3.311
2019
A
707
1.471
867
6.152
2019
B
372
1.964
1.596
6.302
2019
C
33
2.340
1.851
5.965
2019
D
7
4.322
5.770
6.137
2020
A
689
1.752
1.074
8.111
2020
B
458
2.060
1.639
9.109
2020
C
50
3.098
3.035
7.659
2020
D
5
3.027
3.338
6.217
Vraag 10
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van het beleid ten aanzien van (eenvoudig) witwassen
(420 bis.1 Wetboek van Strafrecht)? Op basis van welke gegevens?
Antwoord 10
Zie het antwoord op vraag 11.
Vraag 11
Bent u bereid de Kamer een tabel te verstrekken met informatie waaruit de effectiviteit
van het beleid van de afgelopen jaren en het gebruik van het witwas-artikel kan worden
afgeleid?
Antwoord 11
In antwoord op vraag 1 heb ik aangegeven hoe de effectiviteit van het anti-witwasbeleid
doorlopend op nationaal, Europees en internationaal niveau wordt beoordeeld en welke
gegevens daarin onder meer al zijn betrokken. Aan de hand van de uitkomsten van verschillende
(inter)nationale onderzoeken, die alle in 2022 worden uitgebracht, zal het kabinet
waar nodig het anti-witwasbeleid verder versterken en de effectiviteit van de aanpak
vergroten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.