Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Lee, Nijboer, Azarkan, Van der Plas, Van Raan, Omtzigt, Stoffer, Van Haga, Tony van Dijck, Den Haan en Dassen over het coalitieakkoord.
Vragen van de leden Van der Lee (GroenLinks), Nijboer (PvdA), Azarkan (DENK), Van der Plas (BBB), Van Raan (PvdD), Omtzigt (Omtzigt), Stoffer (SGP), Van Haga (Groep Van Haga), Tony van Dijck (PVV), Den Haan (Fractie Den Haan) en Dassen (Volt) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het coalitieakkoord (ingezonden 23 december 2021).
Antwoord van Minister Staghouwer (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) en van Minister
Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 14 januari 2022).
Vraag 1
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen
doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring,
één voor één beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar
is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Met hoeveel zekerheid zijn de plannen in dit coalitieakkoord voldoende om de aangescherpte
doelstelling van 2030 (Commissie-Remkes) te halen?
Antwoord 3
In het coalitieakkoord is ervoor gekozen om het advies van de Commissie Remkes voor
een aanscherpte doelstelling van 2030 te volgen, om de natuur te herstellen en de
biodiversiteit te verbeteren. Er is voor de integrale gebiedsgerichte aanpak 25 miljard
vrijgemaakt.
Op 12 november jl. is met de Kamerbrief Voortgang Stikstof (Kamerstuk 35 334, nr. 170) uw Kamer geïnformeerd over de analyses die de kennisinstellingen PBL, RIVM en WUR
hebben gemaakt ten behoeve van de te maken keuzes omtrent een integrale aanpak.
De ambtelijke inschatting o.b.v. het PBL-rapport is dat de aangescherpte doelstelling
van 2030 zoals benoemd in het coalitieakkoord binnen bereik kan komen als aan bepaalde
voorwaarden voldaan wordt. Het doelbereik hangt bijvoorbeeld sterk af van een succesvolle
ruimtelijke inrichting van het pakket en de vormgeving van de maatregelen. Om hierbij
perspectief te bieden aan de boer, en ruimte te laten voor het ondernemerschap, wordt
ingezet op het leveren van maatwerk in de uitvoering van dit beleid.
Om het precieze doelbereik te bepalen is een aanvullende doorrekening noodzakelijk,
na verdere uitwerking van de plannen. De vormgeving van de uitvoering is namelijk
ook zeer belangrijk voor de doeltreffendheid en doelmatigheid en daarmee voor de prognose
of de aangescherpte doelstelling ermee wordt gerealiseerd. Op verschillende manieren
zal worden ingeregeld dat de doelen onontkoombaar zullen worden gehaald.
Vraag 4
Zijn er ramingen gemaakt van de effecten van de stikstofmaatregelen? Kunt u deze delen
met de Kamer?
Antwoord 4
Zoals ook in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, is uw Kamer op 12 november jl.
met de Kamerbrief Voortgang Stikstof (Kamerstuk 35 334, nr. 170) geïnformeerd over de analyses die de kennisinstellingen PBL, RIVM en WUR hebben
gemaakt ten behoeve van de te maken keuzes omtrent een integrale aanpak. In meegestuurde
rapporten wordt de samenhang tussen de stikstofopgave, de klimaatopgave en de opgave
op waterkwaliteit kwantitatief en kwalitatief nader geduid. De rapporten geven een
beeld van de effecten van diverse maatregelenpakketten, de sociaaleconomische consequenties
en het toekomstperspectief voor in het bijzonder de landbouwsector.
Vraag 5
Wat betekent de ambitie van de coalitie om de natuur van Caribisch Nederland beter
te beschermen voor het Chogogo Hotel op Bonaire?
Antwoord 5
De doelen en ambitie voor de natuur van Caribisch Nederland zijn vastgesteld in het
Natuur en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP). In het nieuwe coalitieakkoord
is incidenteel 35 miljoen euro gereserveerd voor de uitvoering van de eerste fase
(tot 2025) van het Natuur en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030. De openbare
lichamen zijn en blijven verantwoordelijk voor het eilandelijk natuurbeheer. Het maken
van een afweging tussen publieke belangen zoals natuur en private belangen zoals een
hotel is dan ook primair aan het betreffende bestuurscollege van het openbaar lichaam.
(Ruimtelijke) ontwikkelingen zijn mogelijk binnen het wettelijk kader, handhaving
is daarvoor essentieel. Om die reden zullen de bij het NMBP betrokken ministeries
de openbare lichamen ondersteunen in het vaststellen van toezicht en handhavingsprogramma’s
voor natuur en milieu. Met betrekking tot de activiteiten van het Chogogo hotel is
het vergunning proces niet goed doorlopen. Op korte termijn zal dit worden hersteld
door het nemen van een besluit door het openbaar lichaam over de aanvraag voor een
vergunning voor uitvoering van de activiteiten. Om de situaties zoals het Chogogo
hotel in de toekomst te voorkomen zullen de bij het NMBP betrokken ministeries de
openbare lichamen ondersteunen in het vaststellen van toezicht en handhavingsprogramma’s
voor natuur en milieu.
Vraag 6
Welk doel is er gesteld onder de carbon credits om de verdienmodellen van boeren te
versterken? En hoe hangt dit samen met de voorgestelde Europese verordeningen rondom
landgebruik en emmissiereductie in de landbouw?
Antwoord 6
«Carbon credits» worden in het coalitieakkoord genoemd als een van de mogelijke nieuwe
verdienmodellen die het kabinet zal stimuleren. Het nationale beleid t.a.v. koolstoflandbouw
(«carbon farming»), waaronder «carbon credits» vergt nadere uitwerking en besluitvorming
van het kabinet. Zoals gesteld in de recente mededeling van de Europese Commissie
«Sustainable Carbon Cycles» COM(2021) 800 kan koolstoflandbouw een belangrijke bijdrage
leveren aan het bereiken van de doelen van het voorstel tot wijziging van de LULUCF-verordening:
310 Mton CO2-equivalent netto koolstofverwijderingen per jaar op EU-niveau in 2030 en klimaatneutraliteit
in de gehele landsector op EU-niveau in 2035. Met klimaatneutraliteit in de gehele
landsector bedoelt de Commissie een balans tussen broeikasgasemissies van landgebruik,
vee en kunstmestgebruik enerzijds en koolstofverwijderingen in terrestrische ecosystemen
anderzijds. Het kabinet is nog bezig met het bestuderen van de genoemde Commissiemededeling,
in februari 2022 zal het BNC-fiche aan uw Kamer worden verzonden.
Vraag 7
Erkent u de kritiek en angst van boeren dat het geld uit het fonds voor de transitie
van de landbouw vooral zal worden besteed aan advies of consulten? Hoe gaat u er voor
zorgen dat de gelden in het fonds voor de landbouw terecht komen op het boerenerf?
Antwoord 7
Het transitiefonds is bedoeld om tijdens een meerjarige transitie mogelijk te maken
dat doelen op het terrein van stikstof, natuurherstel, klimaat en water gerealiseerd
worden met een gebiedsgerichte aanpak. De inrichting van de wijze van vrijgeven van
gelden uit het transitiefonds en van de wijze van monitoring zal erop gericht zijn
dat de besteding van de middelen doelmatig is. Dit zullen we «lerend» doen: van ervaringen
hoe we met zoveel mogelijk tempo doelmatig stappen kunnen zetten willen we leren en
doorvertalen in eventuele aanpassing van onze werkwijze.
Voor een belangrijk deel gaat het werken aan de doelen op het terrein van stikstof,
natuurherstel, klimaat en water leiden tot veranderingen op het boerenerf l. Buiten
kijf staat dat dit veel meer inhoudt dan «vooral advies of consulten». Deze doelen
kunnen nooit gehaald worden met «vooral advies of consulten». Het vergt inzet van
een mix van maatregelen met maatwerk op gebiedsniveau. Perspectief voor boeren, het
verstandig gebruik maken van innovaties en het komen tot andere verdienmodellen zijn
hier belangrijke onderdelen van.
Vraag 8
Wat definieert u als duurzaam voedsel dat gestimuleerd dient te worden, aangezien
het coalitieakkoord spreekt over het stimuleren van lokaal en duurzaam voedsel? En
hoe hangt dit samen met de voorgestelde EU gelden en campagnes voor stimulatie van
biologisch voedsel?
Antwoord 8
Duurzaam voedsel is afkomstig uit duurzame landbouw, waarbij met respect voor milieu,
natuur, water en dierenwelzijn vee gehouden wordt en/of plantaardige producten geteeld
worden, én dat past binnen een gezond en duurzaam voedingspatroon volgens de Schijf
van Vijf van het Voedingscentrum. Om duurzaam voedsel herkenbaar en de keuze ervoor
makkelijker te maken, wordt vaak gebruik gemaakt van een keurmerk met een logo als
hulpmiddel op de verpakking van voedingsmiddelen. Er zijn op dit moment tien topkeurmerken
op het gebied van duurzaamheid. Deze zijn terug te vinden in de Keurmerkenwijzer van
Milieu Centraal en scoren het hoogst op het gebied van controle, transparantie en
ambitieniveau ten aanzien van milieu, dierenwelzijn of mens en werk. Biologisch voedsel
is een voorbeeld van duurzaam voedsel. Het wettelijk geborgde Europees keurmerk voor
biologisch is één van de tien topkeurmerken. Een product met een biologische keurmerk
voldoet aan de EU-regels en eisen voor biologische landbouw, die via een EU-verordening
vastgelegd zijn. Op basis van de boer-tot-bord strategie heeft de Europese Commissie
op 25 maart 2021 een «Actieplan voor de ontwikkeling van de biologische productie»
gepubliceerd, waarvoor de Europese Commissie financiële middelen heeft uitgetrokken.
Vraag 9
Welke rol gaat het fonds voor de landbouw spelen in het financieel ondersteunen van
extensiveren, aangezien het coalitieakkoord spreekt over een gebiedsgerichte aanpak
voor extensivering, innovatie, legalisering en verplaatsing.? Acht u dit genoeg om
de doelen rondom klimaat en extensivering te halen?
Antwoord 9
Het doel van het transitiefonds van cumulatief € 25 miljard is het mogelijk maken
om doelen op het terrein van stikstof, natuurherstel, klimaat en water te realiseren
met een integrale gebiedsgerichte aanpak. Deze aanpak bestaat uit een mix van maatregelen
met maatwerk op gebiedsniveau. Extensivering is een van de mogelijke maatregelen om
de doelen te realiseren. Provincies stellen voor deze aanpak gebiedsplannen op, in
samenspraak met medeoverheden en andere betrokkenen, onder meer gebaseerd op de verplichtingen
uit de stikstofwet, zoals die medio 2021 in werking is getreden. Deze gebiedsplannen
moeten uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding van de stikstofwet door de provincies
worden opgeleverd. Elk gebiedsplan zal onder meer inzicht bieden in de inzet van maatregelen
en middelen en de daarmee te behalen resultaten. Voor de stikstof, natuur, klimaat
en water opgaven is de optelsom van gebiedsplannen van belang. Alle opgaven, ook die
voor klimaat, kennen immers nationale (reductie)doelen Om te verzekeren dat de aanpak
in de gebieden de- benodigde broeikasgasreductie oplevert, en tevens het benodigde
voor de andere doelen op het terrein van natuurherstel en waterkwaliteit, zal het
kabinet kaders meegeven aan de provincies voor de planvorming en toezien op doelbereik
in de uitvoering. Dit gebeurt in goed overleg met het IPO en vraagt nadere uitwerking
en besluitvorming. U wordt hier zo spoedig mogelijk over geïnformeerd.
Vraag 10
Is het de bedoeling dat provincies meer ruimte krijgen om eigen keuzes te maken voor
de inzet van middelen voor opkoop dan wel innovatieve stalsystemen en managementmaatregelen
afhankelijk van gebiedsprocessen?
Antwoord 10
Zoals in het coalitieakkoord staat vermeld komt er een Nationaal Programma Landelijk
Gebied (NPLG) waarin bestuurlijke afspraken met provincies worden gemaakt om gebiedsgericht
de opgaven ten aanzien van natuurherstel, klimaat en water te halen. Dit programma
moet nog worden uitgewerkt; hierin zal o.a. worden gekeken hoe beslist wordt over
de inzet van maatregelen en middelen. Er zijn verschillende mogelijkheden, waarbij
van belang is dat goed gekeken wordt dat de verandering goed aansluit op de veranderideeën
van de betrokken boeren. Dit punt zal bij de vormgeving van het NPLG door ons met
provincies worden besproken. Tevens worden voorwaarden vastgelegd aan de inzet van
rijksbudget en de instrumenten die het kabinet beschikbaar stelt.
Vraag 11
Is invoering van de door de commissie Remkes voorgestelde afrekenbare stoffenbalans
een randvoorwaarde voor aanscherping van de doelstellingen in de Wet stikstofreductie
en natuurverbetering?
Antwoord 11
Het kabinet laat momenteel verkenningen doen naar de mogelijkheden voor doelsturing
via een Afrekenbare Stoffen Balans (ASB). Deze verkenningen zijn in de afrondende
fase en uw Kamer zal hierover binnenkort geïnformeerd worden.
Vraag 12
Wordt voor het opstellen van het voorstel tot wijziging van de Wet stikstofreductie
en natuurverbetering eerst een analyse gemaakt van de haalbaarheid van de voorgestelde
versnelling van de doelstellingen?
Antwoord 12
Zoals ook in het antwoord op de vragen 3 en 4 is aangegeven, is Uw Kamer op 12 november
jl. met de Kamerbrief Voortgang Stikstof (Kamerstuk 35 334, nr. 170) geïnformeerd over de analyses die de kennisinstellingen PBL, RIVM en WUR hebben
gemaakt ten behoeve van de te maken keuzes omtrent een integrale aanpak. De met de
Kamerbrief meegestuurde rapporten geven ook een beeld van de effecten van diverse
maatregelenpakketten, de sociaaleconomische consequenties en het toekomstperspectief
voor in het bijzonder de landbouwsector. De ambtelijke inschatting o.b.v. het PBL-rapport
is dat, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden, een integrale, gebiedsgerichte
aanpak de aangescherpte doelstelling van 2030 binnen bereik kan komen. Het precieze
te verwachten doelbereik vraagt om een aanvullende doorrekening van de nadere uitgewerkte
van de integrale, gebiedsgerichte aanpak door PBL en RIVM. Hierbij zal ook de vormgeving
van de uitvoering nader getoetst moeten worden om te komen tot een realistische prognose.
Al deze informatie wordt meegenomen bij de voorgenomen wijziging van de middels de
Wet stikstofreductie en natuurverbetering vastgelegde doelstellingen conform het coalitieakkoord.
U wordt hier zo spoedig mogelijk nader over geïnformeerd.
Vraag 13
Is het de bedoeling om onteigening in het kader van de stikstofaanpak zoveel mogelijk
te voorkomen?
Antwoord 13
Het kabinet heeft gekozen voor een integrale, gebiedsgerichte aanpak voor substantiële
stikstofreductie en het aanpakken van andere drukfactoren. Hiermee wordt gewerkt aan
het onontkoombaar behalen van de doelen van de VHR, en daarmee ook aan de voorwaarden
voor eenvoudiger toestemmingsverlening op termijn. Het onontkoombaar maken van doelen,
instrumenten en middelen is noodzakelijk voor de doelmatigheid en voorspelbaarheid
van deze aanpak in het onomstotelijk realiseren van de opgave. Dit is nodig voor natuurherstel,
het bieden van een toekomstperspectief voor de boeren en de juridische houdbaarheid
voor infra- en woningbouwprojecten. De gebiedsgerichte aanpak moet ervoor zorgen dat
de doelen worden gehaald terwijl gelijktijdig recht wordt gedaan aan de leefbaarheid
en het ondernemerschap van boeren en andere bewoners in het gebied. Het pakket is
nadrukkelijk integraal ingestoken met het oog op het bieden van perspectief voor blijvers
en stoppers binnen de landbouw, om te voorkomen dat agrarische ondernemers binnen
afzienbare tijd meerdere malen geconfronteerd worden met verschillende opgaven of
dat maatregelen worden genomen die voor de ene opgave wel, maar de andere opgave niet
werken. Dat pakket bestaat uit een waaier aan mogelijkheden, zoals de opkoop van veehouderijen,
inzet op stalinnovatie en het stimuleren van omschakeling voor de boeren die blijven.
Onteigening is hierbij als sluitstuk van de aanpak niet uitgesloten wanneer dit voor
het behalen van de doelen onontkoombaar is.
Vraag 14
Is het de bedoeling om het traject voor het legaliseren van PAS-knelgevallen te versnellen?
Antwoord 14
We werken zo snel als mogelijk aan legalisering om boeren en andere initiatiefnemers
zekerheid te bieden voor hun activiteiten. Van de eerste meldingen staat al vast dat
ze legaal zijn op basis van intern salderen. Wettelijk is vastgelegd dat drie jaar
na het vaststellen van het legalisatieprogramma (januari 2025) alle maatregelen moeten
zijn uitgevoerd die nodig zijn voor het legaliseren van de meldingen en meldingsvrije
activiteiten. Voor het legaliseren is het immers nodig dat er stikstofruimte ontstaat
via de saneringsregeling varkenshouderij en uitvoering van de landelijke beëindigingsregeling
veehouderijen en de gerichte opkoopregeling.
Vraag 15
Is het de bedoeling om in de gebiedsgerichte aanpak op basis van de ecologische analyses
verder te kijken dan stikstof en de focus op de kritische depositiewaarden los te
laten?
Antwoord 15
Het is de bedoeling om samen met betrokken stakeholders in de gebiedsgerichte aanpak
integraal te kijken naar de opgave ten aanzien van stikstof, natuurherstel, klimaat
en water. Hierbij zullen voor de natuuropgave alle drukfactoren, waaronder stikstof,
betrokken worden. Voor stikstof is de doelstelling door dit kabinet gesteld om in
2030 74% van het Natura 2000-areaal onder de kritische depositiewaarde te brengen.
Daarbij wordt, conform het coalitieakkoord, ook het perspectief voor de landbouw in
een bepaald gebied meegenomen. De ecologische analyses ondersteunen de gebiedsgerichte
aanpak door per gebied inzicht te geven in de opgave voor het verbeteren van de staat
van instandhouding. De kritische depositiewaarden blijven daarbij onverminderd relevant,
aangezien het verminderen van stikstofdepositie essentieel blijft voor zowel de staat
van de natuur als de mogelijkheden voor nieuwe gebiedsontwikkelingen.
Vraag 16
Hoe wilt u verdergaan met het traject voor de totstandkoming van een landbouwakkoord,
waarvoor de Sociaal Economische Raad (SER) inmiddels een verkenning heeft afgerond?
Antwoord 16
De SER heeft in mei 2020 een verkenning uitgevoerd naar een landbouwakkoord uitgevoerd.
Het rapport daarover, «Naar duurzame toekomstperspectieven voor de landbouw» is aangeboden
aan uw Kamer (Kamerstuk 35 600, nr. 58). Er moet nog besluitvorming plaatsvinden over op welke wijze opvolging wordt gegeven
aan deze verkenning. Daarna zal ik uw Kamer nader informeren.
Vraag 17
Wordt bij het voornemen om te onderzoeken op welke wijze een bijdrage van de consument
aan de verduurzaming van de landbouw vormgegeven zou kunnen worden, gedacht aan een
vorm van heffing op voedingsproducten?
Antwoord 17
We onderzoeken op welke wijze een bijdrage van de consument aan de verduurzaming van
de landbouw vormgegeven zou kunnen worden. Uw Kamer wordt hier zo snel mogelijk over
geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.