Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Lee, Nijboer, Azarkan, Van der Plas, Van Raan, Omtzigt, Stoffer, Van Haga, Tony van Dijck, Den Haan en Dassen over het coalitieakkoord
Vragen van de leden Van der Lee (GroenLinks), Nijboer (PvdA), Azarkan (DENK), Van der Plas (BBB), Van Raan (PvdD), Omtzigt (Omtzigt), Stoffer (SGP), Van Haga (Groep Van Haga), Tony van Dijck (PVV), Den Haan (Fractie Den Haan) en Dassen (Volt) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het coalitieakkoord (ingezonden 23 december 2021).
Antwoord van Minister van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en Minister Schouten
(Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen), (ontvangen 14 januari 2022).
Vraag 1
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen
doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring,
een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar
is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Antwoord 2
Ja, waar dit al bekend is, is dit aangegeven.
Vraag 3
Is de verhoging van het minimumloon voorwaardelijk aan de vereenvoudiging van de huurtoeslag
of wordt het minimumloon sowieso met 7,5% verhoogd ongeacht wat er gebeurt met de
huurtoeslag?
Antwoord 3
De verhoging van het wettelijk minimumloon geeft inkomensruimte om de huurtoeslag
te hervormen. Het ligt voor de hand om de verhoging van het wettelijk minimumloon
en de hervorming van de huurtoeslag in samenhang te bezien. De uitvoering wordt nader
vormgegeven door het kabinet.
Vraag 4
Wat is het verschil tussen het nieuwe voorstel van directe financiering aan kinderopvanginstellingen
en het oude voorstel dat tijdens het kabinet Rutte-II is gestrand? Welke inhoudelijke
bezwaren waren er destijds die nu zijn weggenomen?
Antwoord 4
Een verschil is dat bij het huidige voorstel tegelijkertijd ook de grondslagen worden
vereenvoudigd, namelijk een inkomensonafhankelijke vergoeding van 95% voor alle werkende
ouders en het loslaten van het criterium koppeling gewerkte uren. De precieze vormgeving
van dit stelsel zal de komende periode nader uitgewerkt worden. Hiervoor zal ook gekeken
worden naar de ervaringen van het oude voorstel voor directe financiering.
Vraag 5
Is er een inschatting gemaakt van wat de kinderopvangtoeslagverruiming gaat doen met
de uurprijs van de kinderopvang? Als dit niet het geval is waarom niet? Kan er uitgesloten
worden dat deze extra investering vanuit publieke middelen niet via winsten wegstroomt?
Antwoord 5
Bij de raming van deze beleidsvoornemens is uitgegaan van de huidige maximum uurprijzen
en tarieven, zie ook antwoord 24. Het is op voorhand lastig te voorspellen wat de
effecten van de stelselwijziging op de tariefontwikkeling en winstgevendheid precies
zullen zijn. Dit is een aandachtspunt in de verdere uitwerking.
Vraag 6
Kunt u aangeven voor welk doeleinde de € 500 miljoen Arbeidsmarkt enveloppe is gereserveerd?
Welke doelstelling hoort bij dat budget, en wat is de verdeling tussen hervormen arbeidsmarkt,
re-integratie en het aanpakken armoede en schulden?
Antwoord 6
U wordt hierover geïnformeerd aan de hand van de uitwerking van de toepasselijke thema’s
uit het coalitieakkoord.
Vraag 7
Klopt het dat de kinderopvangtoeslag voor lage inkomens al voor 96% wordt vergoed?
Kunt u de inkomenseffecten weergeven van het plan om de vergoeding alleen voor werkende
ouders te verhogen naar 95%? Klopt het dat dit een denivellerende maatregel is?
Antwoord 7
De laagste inkomens ontvangen nu een toeslag van 96%. Onderstaande tabel toont het
geïsoleerde mediane inkomenseffect (van de hele groep en KOT-ontvangers binnen de
groep) indien het vergoedingspercentage voor alle KOT-ontvangers in 2025 95% wordt.
Groep
KOT-ontvangers
Omvang groep (dzd)
W.v. KOT-ontvangers (dzd)
1e (<=111% WML)
0,0%
– 0,2%
1.549
39
2e (111–177% WML)
0,0%
0,1%
1.549
35
3e (177–273% WML)
0,0%
0,8%
1.549
93
4e (273–406% WML)
0,0%
1,5%
1.549
179
5e (>406% WML)
0,0%
2,8%
1.548
191
Inkomensbron
Werkenden
0,0%
1,4%
4.872
522
Uitkeringsgerechtigden
0,0%
– 0,1%
657
13
Gepensioneerden
0,0%
xxx
2.066
xxx
Huishoudtype
Tweeverdieners
0,0%
1,6%
3.845
458
Alleenstaanden
0,0%
– 0,1%
3.570
76
Alleenverdieners
0,0%
xxx
328
xxx
Kinderen
Huishoudens met kinderen
0,0%
1,4%
1.685
537
Huishoudens zonder kinderen
0,0%
xxx
4.008
xxx
Alle huishoudens
0,0%
1,4%
7.744
537
Bron: SZW-berekeningen
Deze maatregel verlaagt de eigen bijdrage voor een groot deel van de ouders fors.
Met name huishoudens met een hoog inkomen profiteren het meest van het verhogen van
de vergoeding. Voor de laagste inkomensgroep (met een gezamenlijk toetsingsinkomen
tot € 27.437 neemt de eigen bijdrage toe. De aanpassing van het vergoedingspercentage
binnen de KOT is echter slechts één maatregel uit het coalitieakkoord dat meer maatregelen
bevat die relevant zijn voor de ontwikkeling van het huishoudinkomen. Het invoeren
van een inkomensonafhankelijke eigen bijdrage is een onderdeel van de hervorming van
de kinderopvangtoeslag en betreft een vereenvoudiging van het stelsel. Het aantal
terugvorderingen en nabetalingen neemt hierdoor af.
Vraag 8
Klopt het dat het Algemene Ouderdomswet (AOW)-gat van Surinaamse Nederlanders wel
is opgenomen in het coalitieakkoord maar er geen geld voor is uitgetrokken in de budgettaire
bijlage? Hoeveel geld is er nodig voor deze maatregel? Komt dit geld alsnog beschikbaar?
Antwoord 8
Er is in de budgettaire bijlage van het coalitieakkoord geen specifieke reservering
gedaan voor dit dossier. Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming
van het kabinet. U wordt hierover geïnformeerd nadat besluitvorming binnen het kabinet
heeft plaatsgevonden.
Vraag 9
Zijn de plannen in dit coalitieakkoord voldoende om de doelstelling op kinderarmoede
(halvering in 2025) te bereiken? Kunt u dit kwantitatief onderbouwen?
Antwoord 9
De beantwoording van deze vraag zal plaatsvinden bij de verdere uitwerking van de
maatregelen, die in hun effecten nu nader worden geanalyseerd.
Vraag 10
Wat is uw doelstelling in 2025 voor het aantal werkenden in een kwetsbare arbeidsmarktpositie?
Antwoord 10
In het coalitieakkoord is geen doelstelling opgenomen voor het aantal werkenden in
een kwetsbare arbeidsmarktpositie. Het coalitieakkoord bevat wel, met name in hoofdstuk
4 Bestaanszekerheid en kansengelijkheid, een breed pakket aan maatregelen om de arbeidsmarktpositie
van zowel kwetsbare werkenden, als werkzoekenden, waaronder jongeren, te verbeteren.
Ook wordt het minimumloon stapsgewijs verhoogd. Deze maatregelen zullen komende periode
verder worden uitgewerkt. Het eindrapport van de commissie Regulering van Werk (commissie-Borstlap)
en het hoofdstuk «Arbeidsmarkt, inkomensverdeling en gelijke kansen» uit het SER MLT-advies
vormen de leidraad voor hoe de inrichting van de arbeidsmarkt van de toekomst er uit
komt te zien.
Vraag 11
Wat is uw doelstelling in 2025 voor de loonkloof tussen mannen en vrouwen?
Antwoord 11
De Minister van SZW hecht veel waarde aan het sneller verder dichten van de loonkloof
en streeft naar gelijke beloning voor mannen en vrouwen. Het doel is dan ook om beloningsverschillen
tussen mannen en vrouwen aan te pakken en te verkleinen. In het coalitieakkoord is
opgenomen dat gewerkt wordt aan de gendergelijkheid op de arbeidsmarkt. Daaronder
valt ook het verder tegengaan van loonverschillen tussen mannen en vrouwen, door beter
te controleren op loonverschillen. Op dit moment wordt het Europese Richtlijnvoorstel
over loontransparantie ter bevordering van gelijke beloning van mannen en vrouwen
in Europa behandeld. Dit voorstel heeft tot doel om gelijke beloning te bevorderen
door het verbeteren van loontransparantie. Tijdens de Sociale Raad van 6 december
2021 is een algemene oriëntatie bereikt door de lidstaten op dit richtlijnvoorstel.
Nederland heeft daar ingestemd met de tekst van het richtlijnvoorstel. De onderhandelingen
over dit voorstel tussen het Europees Parlement en de Raad moeten nog starten. Wanneer
het richtlijnvoorstel uiteindelijk zal worden aangenomen moet deze door de lidstaten
worden omgezet en geïmplementeerd in nationale wetgeving. Ik zal u daar te zijner
tijd over informeren.
Vraag 12
Hoe gaan overheids- en uitvoeringsorganisaties het goede voorbeeld geven bij het aanpakken
van institutioneel racisme?
Antwoord 12
Ter uitvoering van de moties Marijnissen c.s. en Klaver c.s. zijn departementen momenteel
bezig met het inventariseren, beoordelen en opruimen van onrechtmatige of oneigenlijke
verwerkingen van afkomst gerelateerde indicatoren in risicoprofielen. Ook het gebruik
van nationaliteit en etniciteit in risicoprofielen wordt meegenomen in de uitvoering
van deze moties. Het College voor de Rechten van de Mens heeft een toetsingskader
ontwikkeld met juridische maatstaven om te bepalen wanneer risicoprofielen leiden
tot discriminatie op grond van ras (waaronder etniciteit valt) of nationaliteit. Dit
toetsingskader zal worden betrokken bij de nog lopende inventarisatie en toetsing
bij uitvoeringsorganisaties. Ook heeft de voormalige Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijkrelaties inzet toegezegd voor de verdere verspreiding en toepassing van
het toetsingskader en andere waarborgen tegen etnisch profileren door de overheid.
Verder wordt een Staatscommissie ingesteld die tot taak zal hebben om op langjarige
basis onderzoek te doen naar de stand van racisme in Nederland, voorstellen te doen
en effecten van beleid te monitoren. Ook zijn andere belangrijke stappen gezet. In
navolging op de Black Lives Matter demonstraties en Catshuisgesprekken die daaromtrent
zijn gevoerd, is er een interdepartementaal traject (SZW, BZK, OCW, JenV, VWS) gestart
om de aanpak van racisme en discriminatie in samenwerking met verschillende stakeholders
bottom-up te bezien. Ter versterking de algehele aanpak tegen discriminatie en racisme
is de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme aangesteld. In 2022 zal
hij een Nationaal Actieprogramma presenteren dat in samenwerking met verschillende
stakeholders wordt ontwikkeld. En er is nadrukkelijker een brede discriminatietoets
aan de voorkant gekomen voor wetgeving en beleid, onder meer in de constitutionele
toets, de invoeringstoets, het Integraal Afwegingskader (IAK) en de data protection
impact assessment (DPIA). Deze instrumenten gelden ook als een risicoprofiel wordt
opgesteld.
Uitvoeringsorganisaties zetten in op bewustwording en bestrijding van discriminerende
effecten en gedrag door ambtelijke organisaties. Dit gebeurt via het voorkomen van
(onbewuste) discriminatie jegens klanten, bijvoorbeeld bij SVB waar het Ethics Center
sessies organiseert gericht op bewustwording van onbewuste vooroordelen bij medewerkers,
en inclusief werkgeverschap.Bij inclusief werkgeverschap is het doel een evenwichtige
verhouding in het personeelsbestand met diversiteit in alle lagen.
Ook wordt er ingezet op het voorkomen van discriminerende algoritmen. Zo is UWV bezig
met het oprichten van een Commissie Data Ethiek om het gebruik van algoritmes tegen
het licht te houden en specifieke algoritmes te beoordelen. In het coalitieakkoord
is opgenomen dat we wettelijk willen regelen dat algoritmes worden gecontroleerd op
transparantie, discriminatie en willekeur. Een algoritmetoezichthouder moet dit bewaken.
Vraag 13
Wat wordt bedoeld met het «zorgvuldig» uitvoeren van het Regenboogakkoord met initiatiefwetgeving
en beleid? Wordt het hele Regenboogakkoord uitgevoerd zoals afgesproken?
Antwoord 13
Zie antwoord op vraag 14.
Vraag 14
Kunt u punt voor punt aangeven welke onderdelen van het Regenboogakkoord uitgevoerd
worden? Wat gebeurt er met het meerouderschap?
Antwoord 14
Voor het antwoord op de vragen 13 en 14 verwijs ik u naar het antwoord van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op de vraag over het integraal overnemen van
de maatregelen uit het Regenboogakkoord (vraag 7). Hierin staat dat het Regenboog
Stembusakkoord door een grote meerderheid van de Tweede Kamerfracties is ondertekend.
In het coalitieakkoord staat dat we blijven werken aan de acceptatie, veiligheid en
emancipatie van de LHBTQI+ gemeenschap en dat het Regenboogakkoord hiervoor de basis
is. Het nieuwe kabinet zal dit in de komende tijd uitwerken en een voorstel aan uw
Kamer doen.
Vraag 15
Wat zijn de gevolgen van het niet-invoeren van het loonkostenvoordeel voor jongeren,
onder meer voor werkgevers en deze jongeren?
Antwoord 15
Het loonkostenvoordeel voor jongeren (verder: LKV jongeren) zou de opvolger zijn van
het Lage inkomensvoordeel (LIV), dat per 2025 wordt afgeschaft. De bedoeling was dat
werkgevers dit loonkostenvoordeel zouden ontvangen voor jongeren met een kwetsbare
positie op de arbeidsmarkt die werken in een substantiële baan rondom het wettelijk
minimum(jeugd)loon. De hoogte van het LKV jongeren stond nog niet vast, maar zou maximaal
€ 1,01 per verloond uur met een maximum van ongeveer € 2.000 per jaar bedragen. Werkgevers
die jongeren met een kwetsbare arbeidsmarktpositie in dienst hebben zullen hiervoor
nu niet deze financiële compensatie krijgen. Wel zal met de resterende LIV-gelden
het loonkostenvoordeel voor de doelgroep banenafspraak structureel worden gemaakt.
Het LKV jongeren zou het voor werkgevers aantrekkelijker maken jongeren met een kwetsbare
positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Jongeren kunnen niet meer van dit verwachte
effect profiteren. Het verwachte werkgelegenheidseffect van het LKV jongeren is niet
doorgerekend. Hoe groot het effect van het niet invoeren van dit loonkostenvoordeel
is, is daarom niet aan te geven.
Vraag 16
Wat is het toekomstige kabinet van plan met het kindgebonden budget en de kinderbijslag?
Is zij bereid het voornemen tot niet-indexering van de kinderbijslag in 2022, 2023
en deels 2024 te herzien?
Antwoord 16
Over het kindgebonden budget zijn in het coalitieakkoord geen concrete voorstellen
opgenomen. Wel is de ambitie opgenomen om de toeslagen op termijn af te schaffen.
Deze kabinetsperiode worden daartoe de eerste stappen gezet. Het kabinet zal hiertoe
met voorstellen te komen. In de tussentijd wordt verder gegaan met verbeteringen in
het huidige toeslagenstelsel (Kamerstuk 31 066, nr. 898). Over de kinderbijslag zijn in het coalitieakkoord geen voorstellen opgenomen. Het
wetsvoorstel niet indexering kinderbijslag (Kamerstuk 35 845) ligt in de Eerste Kamer ter behandeling. Op 17 december jl. heeft de toenmalige
Staatssecretaris de Eerste Kamer geïnformeerd dat reactie op het voorlopig verslag,
door middel van een memorie van antwoord, niet voor de door de commissie gevraagde
termijn kan worden gegeven. Dit betekent dat de beoogde inwerkingtredingsdatum van
het wetsvoorstel, 1 januari 2022, niet haalbaar is gebleken. De basiskinderbijslagbedragen
en het extra bedrag aan kinderbijslag zijn daarom met ingang van 1 januari 2022 geïndexeerd
conform de huidige wet. Het kabinet zal de beantwoording op de vragen van de Eerste
Kamer ter hand nemen en daarin ook ingaan op wat dit betekent voor (de inwerkingtredingsdatum
van) het wetsvoorstel.
Vraag 17
Hoe wordt de verhoging van het wettelijk minimumloon gedekt, en wat gaat dit ondernemers
kosten?
Antwoord 17
Bij de vaststelling van het coalitieakkoord voor het kabinet Rutte IV is gekozen voor
een verhoging van het WML, tezamen met andere extra investeringen, ombuigingen, en
ook aanpassingen aan de lastenkant van de begroting. Daarnaast wordt een minimumuurloon
geïntroduceerd op basis van een 36-urige werkweek. Dit heeft gevolgen voor de overheidsuitgaven
doordat verschillende regelingen, waaronder de bijstand, gekoppeld zijn aan de hoogte
van het WML. Deze uitgaven zijn niet expliciet gekoppeld aan specifieke ombuigingen
of lastenverzwaring elders, maar zijn ingepast binnen de nieuw vastgestelde ex ante
uitgaven- en lastenplafonds, zoals gebruikelijk is bij een nieuw coalitieakkoord.
De loonkosten voor werkgevers zullen toenemen. Zeker voor werkgevers die relatief
veel werknemers hebben op het WML-niveau of in sectoren waarin minimumloonverdieners
meer dan 36 uur per week werken zullen de loonkosten stijgen. Het wettelijk minimumloon
stijgt gedurende de kabinetsperiode stapsgewijs met in totaal 7,5 procent bovenop
de reguliere indexatie.
De precieze doorwerking op de loonkosten is onzeker. Zo is het mogelijk dat lonen
net boven het WML verhoogd worden doordat het hogere WML doorwerkt op andere salarisniveaus
via bijvoorbeeld cao-afspraken. De verhoging van het WML heeft dus mogelijk gevolgen
voor het loongebouw. De precieze gevolgen zullen mede afhankelijk zijn van cao-afspraken.
Vraag 18
Is er budget beschikbaar om de hardheden in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
(WIA)-wetgeving weg te nemen?
Antwoord 18
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
U wordt hierover bij de nadere uitwerking geïnformeerd.
Vraag 19
Is er budget beschikbaar indien uit de herijking van het sociaal minimum blijkt dat
het sociaal minimum voor bepaalde groepen omhoog moet (bijvoorbeeld voor een 18-jarige
die minimumloon verdient en volgens het Nibud op geen enkele wijze kan rondkomen)?
Antwoord 19
Dit kabinet heeft 1,4 miljard gereserveerd voor een stapsgewijze verhoging van het
minimumloon inclusief koppeling met de bijstand. In het coalitieakkoord staat opgenomen
dat het sociaal minimum elke vier jaar wordt herijkt om vast te stellen of dit toereikend
is om van te leven en mee te doen in de samenleving. Een volgende herijking is aan
een nieuw kabinet. Jaarlijks wordt bekeken of de koopkracht evenredig is verdeeld.
Vraag 20
Wat gebeurt er concreet met de koopkracht van mensen met alleen een AOW-uitkering?
Antwoord 20
Zie antwoord vraag 23.
Vraag 21
Kunt u de € 1,4 miljard voor het verhogen van het minimumloon en het vereenvoudigen
van de huurtoeslag nader uitsplitsen?
Antwoord 21
Het CPB heeft in de doorrekening van het coalitieakkoord een uitsplitsing gegeven
van het huurtoeslagpakket. Er is nog geen uitsplitsing gemaakt van de verhoging van
het wettelijk minimumloon. Een dergelijke uitsplitsing volgt in de nadere uitwerking
door het kabinet.
Vraag 22
Door het loskoppelen van de AOW en het minimumloon stijgt de AOW niet automatisch
mee met het minimumloon, waarom kiest u voor het loskoppelen van de AOW?
Antwoord 22
Zie antwoord vraag 23.
Vraag 23
In hoeverre worden AOW‘ers gecompenseerd en met welk bedrag?
Antwoord 23
De incidentele verhoging van het WML, zoals afgesproken in het coalitieakkoord, werkt
nu niet door in de hoogte van de AOW-uitkering. De halfjaarlijkse reguliere koppeling
tussen AOW en de contractlonen via het WML blijft behoudens deze extra verhoging van
het WML in stand. Hier hebben alle AOW-gerechtigden profijt van. Ook na deze voorgenomen
verhoging van het WML ligt de AOW hoger dan het sociaal minimum voor huishoudens onder
de AOW-gerechtigde leeftijd en is het risico op armoede voor gepensioneerden relatief
laag. Daarnaast wordt de ouderenkorting verhoogd, hier hebben gepensioneerden met
aanvullend pensioen baat bij.
Vraag 24
Op basis van welke cijfers en aannames zijn de uitgaven á € 2,2 miljard (structureel)
voor de maatregel kinderopvang voor werkenden geraamd?
Antwoord 24
Een deel van de extra kosten betreft het directe effect van huidige gebruikers die
een hogere vergoeding ontvangen. Onder de huidige regelgeving krijgen ouders gemiddeld
circa 71,5% van de kosten van kinderopvang vergoed (tot aan de maximum uurprijs).
De tegemoetkoming gaat naar 95% en dit gaat gepaard met meerkosten van structureel
€ 1,2 miljard. In de raming is uitgegaan van de huidige tarieven en maximum uurprijzen
(zie ook het antwoord op vraag 5).
Daarnaast is aangenomen dat de vraag naar kinderopvang structureel met circa 21% stijgt
als gevolg van de inkomensonafhankelijke vergoeding van 95% en het loslaten van de
koppeling gewerkte uren. Deze ingeschatte gedragseffecten zijn onder meer gebaseerd
op bestaand onderzoek naar de te verwachten gedragsreacties bij een daling van de
eigen bijdrage. Bij een stelselwijziging van een dergelijke omvang zijn de gedragseffecten
inherent zeer onzeker. De verwachte meerkosten op basis van het hogere gebruik worden
ingeschat op structureel € 1,0 miljard. Tot slot is er rekening gehouden met minder
oninbare terugvorderingen en hogere uitvoeringskosten als gevolg van directe financiering.
Daarnaast stijgen de uitvoeringskosten als gevolg van het hogere gebruik van kinderopvang.
Genoemde effecten vallen naar inschatting ongeveer tegen elkaar weg.
Vraag 25
Kunt u de maatregel kinderopvang voor werkenden nader toelichten qua concrete invulling en effectiviteit van de maatregel?
Antwoord 25
Komende jaren zal de kinderopvangtoeslag fundamenteel herzien worden door de vergoeding
te verhogen tot 95% voor alle werkende ouders en het criterium koppeling gewerkte
uren los te laten. Ook zal de vergoeding rechtstreeks uitgekeerd worden aan kinderopvangorganisaties.
Deze stappen zorgen voor een vereenvoudiging van de regeling en een flinke reductie
van het aantal nabetalingen en terugvorderingen bij ouders. Ook wordt door deze maatregelen
kinderopvang toegankelijker voor de meeste ouders, wat het combineren van arbeid en
zorg vereenvoudigt. De komende periode zullen de voornemens nader uitgewerkt worden,
waarbij ook naar de verwachte effecten op verschillende doelstellingen wordt gekeken.
Vraag 26
Hoe wordt de maatregel arbeidsmarkt, armoede en schulden concreet ingevuld c.q. waaraan
wordt (structureel) gereserveerde € 500 miljoen besteed?
Antwoord 26
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
U wordt hierover bij de nadere uitwerking geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.