Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Lee, Nijboer, Azarkan, Van der Plas, Van Raan, Omtzigt, Stoffer, Van Haga, Tony van Dijck, Den Haan en Dassen over het coalitieakkoord
Vragen van de leden Van der Lee (GroenLinks), Nijboer (PvdA), Azarkan (DENK), Van der Plas (BBB), Van Raan (PvdD), Omtzigt (Omtzigt), Stoffer (SGP), Van Haga (Groep Van Haga), Tony van Dijck (PVV), Den Haan (Fractie Den Haan) en Dassen (Volt) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het coalitieakkoord (ingezonden 23 december 2021).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 14 januari 2022).
Vraag 1
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen
doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Antwoord 1
De vragen zijn zo veel mogelijk feitelijk beantwoord. Niet alle vragen konden beantwoord
worden, omdat sommige vragen nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet behoeven.
Vraag 2
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring,
een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar
is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Antwoord 2
Ja, dat heb ik zoveel mogelijk gedaan.
Vraag 3
Hoe staat de opschalingskorting na dit coalitieakkoord in de boeken voor 2026–2030?
Antwoord 3
Het kabinet Rutte III heeft de oploop van de opschalingskorting voor gemeenten incidenteel
geschrapt voor de jaren 2020 t/m 2022.
In het voorliggende coalitieakkoord is die oploop aanvullend geschrapt voor de periode
2023 (€ 400 miljoen) – 2025 (€ 675 miljoen).
Tevens is de oploop van de opschalingskorting voor provincies geschrapt voor de periode
2022 (€ 10 miljoen) – 2025 (€ 40 miljoen).
Voor de periode 2026 (€ 675 miljoen gemeenten en € 40 miljoen provincies) en verder
is dat in het coalitieakkoord niet gedaan.
Vraag 4
Klopt het dat er in 2026 meer dan een miljard wordt bezuinigd op de lokale overheden
ten opzichte van het bedrag dat er in 2025 naartoe gaat? Zo nee, hoe zit het dan wel?
Antwoord 4
De jaarlijkse indexatie van het Gemeente- Provincie- en Btw-compensatiefonds heet
het accres. Dit accres is bij het coalitieakkoord tot en met 2025 grotendeels berekend
op basis van de bestaande afspraken. Dit wil zeggen dat de stijging van de Rijksuitgaven
ook leidt tot een hogere algemene uitkering aan gemeenten en provincies. Om een stabielere
financiering voor gemeenten en provincies te realiseren en hun autonomie te vergroten,
wordt in de komende jaren een nieuwe financieringssystematiek voor de periode na 2025
uitgewerkt, waarbij de mogelijkheid voor een groter eigen belastinggebied wordt betrokken.
Voor 2026 en verder is het accres niet berekend, maar vastgezet op een plus van 1
miljard euro ten opzichte van de stand bij de Miljoenennota.
Vraag 5
Klopt het dat € 1,6 miljard voor extra huizen (woningbouwimpuls en volkshuisvestingsfonds)
wordt betaald uit het geld voor gemeenten? Waarom staat er dan wel een positief bedrag
van € 1,6 miljard ingeboekt in de budgettaire BZK-tabel maar geen corresponderend
negatief bedrag in de budgettaire tabel bij het Gemeentefonds?
Antwoord 5
In het coalitieakkoord zijn de middelen voor de woningbouwimpuls (10x € 100 mln.)
en volkshuisvesting (4x € 150 mln.) opgenomen. Deze middelen zijn onttrokken aan het
accres en worden via een specifieke uitkering uitgekeerd. Het vrij besteedbare accres
is opgenomen in de budgettaire tabel bij het Gemeentefonds onder het kopje accres.
Daarom staat er geen corresponderend negatief bedrag in de budgettaire tabel bij het
gemeentefonds.
Vraag 6
Kunt u aangeven bij welke onderdelen van het coalitieakkoord de eerdere trap-op-trap-af
systematiek is losgelaten met betrekking tot lokale overheden?
Antwoord 6
Er is in het coalitieakkoord voor gekozen om de uitvoeringskosten van medeoverheden
voor investeringspakketten (klimaat, ontsluiten nieuwbouwwoningen en stikstof) specifiek
te verstrekken. In samenhang hiermee is besloten om de middelen voor het Stikstoffonds,
het Klimaatfonds, het budget voor ontsluiting van nieuwe woningen in het Mobiliteitsfonds
en het Nationaal Groeifonds uit te zonderen van de berekening van het accres.
Vraag 7
Kunt u alle uitvoeringsfiches die zijn gemaakt ten behoeve van de formatie met de
Kamer delen?
Antwoord 7
Het archief van de formatie wordt openbaar. Hierin zitten alle stukken die op verzoek
van de informateur aan de (in)formateur zijn verstrekt.
Vraag 8
Hoe definieert u «betaalbare huurwoning»? Welke percentage van de huidige huurwoningen
zijn betaalbaar volgens uw definitie?
Antwoord 8
Wat voor een huurder betaalbaar is, hangt af van het inkomen van huurders. Voor huurders
met een middeninkomen kan een middenhuurwoning betaalbaar zijn. Voor huurders met
een laag inkomen gaat het om sociale huurwoningen. Er bestaan voor huishoudens met
lagere inkomens bijvoorbeeld verschillende grenzen voor een passende huur bij toewijzing
van een corporatiewoning en de huurtoeslag is inkomensafhankelijk. Circa 82% van de
huurwoningen zijn gereguleerde huurwoningen. Om de kans voor huishoudens met een middeninkomen
op een betaalbare woning te verbeteren, gaat het kabinet een vorm van huurprijsbescherming
introduceren voor middenhuurwoningen. Over de afbakening en maatvoering hiervan moet
nog besluitvorming plaatsvinden.
Vraag 9
Wat is uw doelstelling voor de woonquote in 2025 (het percentage van het inkomen dat
mensen gemiddeld kwijt zijn aan hun huur/woning)?
Antwoord 9
Het kabinet gebruikt woonquotes als een van de peilstokken om tot een goede maatvoering
van beleid voor betaalbaar wonen te komen. Naast woonquotes wordt bijvoorbeeld ook
gebruik gemaakt van analyses van het Nibud. Woonquotes worden dus niet als doelstelling
gehanteerd. Bovendien kijkt het kabinet breder dan alleen naar woonlasten als het
gaat om draagkracht en bestedingsruimte van mensen via het koopkrachtbeleid.
Vraag 10
Wat is uw streefcijfer voor het aantal daklozen in 2025?
Antwoord 10
Het streven van het kabinet is om dak- en thuisloosheid zoveel mogelijk terug te dringen.
De precieze aanpak wordt de komende tijd ingevuld in samenwerking met onder meer gemeenten.
Uw Kamer wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd door de Staatssecretaris
van Jeugd en Preventie en de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
De aanpak zal in ieder geval zien op het zo snel mogelijk zorgen voor een passende
en betaalbare woonplek met de juiste zorg en begeleiding.
Er is structureel 65 mln. euro vrijgemaakt voor het aanpakken van dak- en thuisloosheid,
zowel het voorkomen daarvan als het terugdringen van bestaande dak- en thuisloosheid.
Daarbij komt een stevige aanpak op het gebied van wonen, waarbij de impact van aanpalende
beleidsterreinen zoals zorg en begeleiding wordt meegenomen, evenals de huisvesting
van andere aandachtsgroepen.
Vraag 11
Welke maatregelen zal het kabinet treffen om de GRECO-aanbevelingen uit te voeren?
Antwoord 11
Op 29 november is uw Kamer geïnformeerd over de beoogde aanscherpingen voor het integriteitsbeleid
van gewezen bewindspersonen (Kamerstuk 28 844, nr. 231). Er is sindsdien een begin gemaakt met de benodigde wetgeving voor de verbreding
van het lobbyverbod, de introductie van het draaideurverbod en de afkoelperiode met
verplicht advies. Over de uitwerking van GRECO-aanbevelingen voor het integriteitsbeleid
tijdens de uitoefening van het ambt van bewindspersoon, is uw Kamer op 26 oktober
geïnformeerd (Kamerstuk 35 925 VII, nr.15). Vanwege de demissionaire status van het kabinet is de verdere uitwerking aan het
nieuwe kabinet over gelaten. Ook hier is gestart met de inhoudelijke voorbereiding.
Vraag 12
Hoe verhouden de plannen van de coalitie voor de aanpak van marktmacht en datamacht
van grote tech- en platformbedrijven zich tot de reeds bestaande EU initiatieven?
Antwoord 12
Er lopen diverse trajecten in Brussel met betrekking tot digitalisering, zoals de
Digital Governance Act, Digital Markets Act en de Digital Services Act. Bij deze laatste
twee is er eind november een politiek akkoord bereikt en zal het Europees Parlement
nog met amendementen komen. De onderhandelingen voor deze voorstellen zijn daarom
nog in volle gang. Dit jaar zal de Europese Commissie de Data Act publiceren die gaat
over de rechten voor toegang tot en gebruik van gegevens. In het coalitieakkoord is
opgenomen dat het kabinet het voortouw neemt en zich in Europees verband inzet voor
de versterking van de samenwerking tussen lidstaten op het gebied van digitalisering.
Ook het aanpakken van markt- en datamacht van grote techbedrijven hoort daarbij. Het
kabinet is zich bewust dat deze aanpak slechts nationaal gestalte kan krijgen binnen
sterke Europese kaders en zal daarom bij zowel lopende als nieuwe initiatieven een
voortrekkersrol nastreven.
Vraag 13
Wat bedoelt de coalitie met waarborgen en goed en effectief toezicht op de inlichtingendiensten?
Antwoord 13
De waarborgen voor goed en effectief toezicht vloeien voort uit de eisen die hieraan
worden gesteld in het nationale en internationale recht. De concrete uitwerking hiervan,
met eventuele wijzigingen of aanvullingen ten opzichte van het huidige stelsel, zal
onderdeel uitmaken van wijzigingen in wetgeving voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten,
zoals het wetsvoorstel dat wordt voorbereid naar aanleiding van onder meer de rapporten
van de Evaluatiecommissie Wiv 2017 en de Algemene Rekenkamer.
Vraag 14
Wat zijn fundamentele burgerrechten online?
Antwoord 14
Onze grondrechten gelden onverkort in de digitale wereld. Denk bijvoorbeeld aan de
vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De overheid
is verantwoordelijk voor het beschermen van deze rechten; dat is niets nieuws. Tegelijk
stellen de digitale ontwikkelingen en nieuwe technologieën ons voor uitdagingen. Het
kabinet zal zich inzetten om de grondrechten ook in de digitale wereld te beschermen.
Het coalitieakkoord bevat daartoe een aantal voorstellen. Ook bij de beoordeling van
de Europese voorstellen met extra wettelijke waarborgen voor de inzet van technologie
let het kabinet op de bescherming van grondrechten. Daarnaast wordt onderzocht of
het nodig is om grondrechten aan te passen in het licht van de nieuwe technologische
ontwikkelingen. De bescherming tegen het binnentreden van de woning en de bescherming
van de lichamelijke integriteit verhouden zich bijvoorbeeld moeilijk tot technologie
die vanuit huis data deelt (een smart-tv of een slimme koelkast) en een slimme pacemaker.
Daarnaast is technologie met elkaar verknoopt geraakt, waardoor onduidelijk is onder
de bescherming van welk grondrecht de techniek valt. Tot slot gaat het kabinet zich
inzetten om bestaande regels beter toepasbaar te maken en te verhelderen voor bepaalde
contexten waarin veel technologie wordt gebruikt. Hier zijn al door het vorige kabinet
stappen gezet, zoals een code kinderrechten online die game ontwikkelaars moet helpen
om de fundamentele rechten van kinderen beter te waarborgen. Een ander voorbeeld is
een handreiking met systeemprincipes voor non-discriminatie die ontwikkelaars in staat
moet stellen om non-discriminatiewetgeving te doorgronden en vervolgens bias en discriminatie
in de ontwikkeling van algoritmen vroegtijdig te onderkennen. Ook de EU pleit voor
het belang van een goede bescherming van de grondrechten online. Recent verscheen
de rapportage Bescherming van de grondrechten in het digitale tijdperk (Com(2021)819).
De Commissie roept de lidstaten in het rapport op om de grondrechten in het digitale
domein te beschermen. Het kabinet vindt het belangrijk om daarbij ook de aansluiting
te zoeken bij de lopende Europese trajecten en ontwikkelingen en hierop voorop te
lopen.
Vraag 15
Wat betekent regie over eigen data voor mensen?
Antwoord 15
Regie over eigen data betekent dat mensen meer zeggenschap krijgen over gegevens die
over hen gaan en dat het hen ook gemakkelijker wordt gemaakt om deze zeggenschap uit
te kunnen oefenen.
In het bijzonder geldt dit in de situaties waarin de burger in een afhankelijkheidsrelatie
verkeert ten opzichte van een partij die hem/haar bijvoorbeeld vraagt om, of op een
andere manier de beschikking krijgt over, zijn/haar gegevens. Dat geldt in de eerste
plaats natuurlijk in de relatie tussen burger en overheid, maar ook in de rol van
burger als consument in relatie tot bedrijven (voor het afnemen van digitale diensten
buiten de overheid).
In de relatie overheid naar de burger geldt nu al dat burgers het recht hebben op
inzage in welke gegevens over hen worden vastgelegd, door wie en waarom. Ook hebben
burgers recht op correctie in de gegevens die overheden over hen hebben. Dit kan worden
versterkt door die inzage centraal en digitaal te maken op een manier dat burgers
vooraf en achteraf zicht kunnen krijgen op de gegevens die overheden volgens bestaande
wettelijke regimes met elkaar uitwisselen en gebruiken. Ook kan het de burger makkelijk
gemaakt worden om de eventuele onjuistheden in de over hem/haar verzamelde gegevens
te laten herstellen en daarmee ook de gevolgen van die onjuistheden te beperken (herstelvermogen
en zorgplicht).
Burgers moeten zelf ook gegevens kunnen aanleveren of aanpassen, maar niet naar eigen
willekeur (als dat hen in relatie met derden beter uitkomt) ze kunnen aanpassen, waardoor
de rechtmatigheid en het maatschappelijk belang in het geding komen, zoals bijvoorbeeld
bij gegevens als geboorteplaats, leeftijd, inkomen, etc. het geval zou kunnen zijn.
Gegevens die een eigen opgave betreffen, zoals bijvoorbeeld mailadres, telefoonnummer
en overige inkomsten zouden wel eenvoudiger aan te passen moeten zijn.
Verder moet het voor de burgers gemakkelijker worden om – op voorwaarde dat zij hiervoor
een akkoord hebben gegeven – gegevens te delen met partijen in het maatschappelijke
middenveld. Burgers hebben tevens het recht dit akkoord weer in te trekken.
Vraag 16
Kunt u aangeven op welke wijze het Bouwbesluit wordt verbeterd en welke belemmeringen
voor woningbouw worden weggenomen?
Antwoord 16
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Vraag 17
Kunt u concreter aangeven hoe de verlaging van de sociale huur voor mensen met een
lager inkomen en de stapsgewijze verhoging van de huur voor mensen met een hoger inkomen
eruitziet?
Antwoord 17
Het antwoord op deze vraag vergt nog nadere uitwerking. Voor de uitwerking zal samenwerking
worden gezocht onder meer met uw Kamer, de sector en medeoverheden. Uw Kamer wordt
hierover geïnformeerd door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
Vraag 18
Indien het juist is dat de middelen voor het Volkshuisvestingsfonds en de Woningbouwimpuls
uit het Gemeentefonds overgeheveld worden, klopt het dan dat er op de begroting BZK
verder geen aanvullende middelen beschikbaar gesteld worden voor extra woningbouw?
Antwoord 18
Met Prinsjesdag 2021 is € 1 miljard beschikbaar gesteld voor additionele woningbouw
en € 100 miljoen voor de huisvesting van aandachtsgroepen. Daarnaast zijn in het coalitieakkoord
naast middelen voor het Volkshuisvestingsfonds en de Woningbouwimpuls nog middelen
voor andere opgaven beschikbaar gesteld die een raakvlak hebben met de woningbouwopgave.
Het betreft de afschaffing van de verhuurderheffing waardoor corporaties in staat
worden gesteld de benodigde nieuwbouwwoningen te realiseren. Ook de middelen voor
de ontsluiting van nieuwe woningen komen in overleg met de Minister voor VRO tot besteding.
Ook kennen onderdelen als het stimuleren van het langer thuiswonen van ouderen, de
aanpak van dakloosheid en de bescherming van arbeidsmigranten een relatie met de realisatie
van passende huisvesting. Dit vraagt een nadere uitwerking en besluitvorming over
de besteding.
Vraag 19
Waarom wordt er 7,5 miljard euro vrijgemaakt voor een goede ontsluiting van nieuwe
woningen en wordt niet een deel hiervan toebedeeld aan de bouw van extra woningen,
en waarom wordt dit bedrag aan het Mobiliteitsfonds toegevoegd en niet (deels) aan
de begroting van BZK, zodat de Minister voor VRO hier meer regie over heeft?
Antwoord 19
De ontwikkeling van grootschalige woningbouwlocaties, de in het coalitieakkoord genoemde
14 verstedelijkingsgebieden, is alleen mogelijk als er ook in een goede bereikbaarheid
van deze locaties wordt geïnvesteerd. Dergelijke grote investeringen in infrastructuur
worden bekostigd vanuit het Rijk (vanuit het Mobiliteitsfonds, via het MIRT). Uit
de businesscases blijkt dat investeringen in bereikbaarheid de meest omvangrijke kostenpost
is.
Daar het om infrastructuurmiddelen gaat, is geoormerkte toevoeging van deze middelen
aan het Mobiliteitsfonds het meest logisch. In het coalitieakkoord is specifiek opgenomen
dat deze middelen in overleg van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de regionale overheden tot
besteding komen.
Vraag 20
Wat betekent het «vereenvoudigen van het woningwaarderingsstelsel»?
Antwoord 20
Het antwoord op deze vraag vergt nog nadere uitwerking. Voor de uitwerking zal samenwerking
worden gezocht onder meer met Uw Kamer, de sector en medeoverheden. Uw Kamer wordt
hierover geïnformeerd door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
Vraag 21
Wat betekent de passage «We verlagen de sociale huur voor mensen met een lager inkomen
en we verhogen stapsgewijs de huur voor mensen met een hoger inkomen tot de marktconforme
huur» concreet? In welke ordegrootte worden huren verlaagd en wat zijn «lagere inkomens»?
Op welke wijze worden de huren voor mensen met hogere inkomens verhoogd? Wat zijn
«hogere inkomens» en wat is de definitie van «marktconforme huur»?
Antwoord 21
Het antwoord op deze vraag vergt nog nadere uitwerking. Voor de uitwerking zal samenwerking
worden gezocht onder meer met uw Kamer, de sector en medeoverheden. Uw Kamer wordt
hierover geïnformeerd door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
Vraag 22
Wat is de precieze cijfermatige betekenis van het herijken van het sociaal minimum
op de BES-eilanden?
Antwoord 22
Het kabinet werkt toe naar het ijkpunt sociaal minimum in Caribisch Nederland en neemt
maatregelen om de kosten van levensonderhoud betaalbaarder te maken, zodat voor iedereen
op de BES-eilanden het minimale bestaansniveau wordt gedefinieerd en waargemaakt.
De precieze invulling vergt nog nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
Een cijfermatige onderbouwing is daarom nog niet voorhanden.
Vraag 23
Betekent «we nemen de uitwerking van de constitutionele toetsting ter hand» dat de
regering zelf komt met een voorstel tot wijziging van artikel 120 van de grondewet?
Antwoord 23
De vormgeving van constitutionele toetsing behoeft nadere uitwerking en besluitvorming.
Uit de aard der zaak wordt een wijziging van artikel 120 Grondwet daarbij nadrukkelijk
betrokken.
Vraag 24
Op welke terreinen zijn de coalitiepartijen voornemens om gebruik te maken van de
mogelijkheid om een aanwijzing te geven aan medeoverheden?
Antwoord 24
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking door het kabinet, waarover de Tweede
Kamer zal worden geïnformeerd.
Vraag 25
Kun u precies aangeven in welk jaar er 100.000 woningen per jaar gebouwd moeten worden?
En kunt u aangeven of dat inclusief tijdelijke woningen en verbouw van kantoren (transformatie)
is of dat het ook echt 100.000 nieuwe woningen betreft?
Antwoord 25
In het coalitieakkoord is afgesproken om 100.000 woningen te realiseren per jaar,
900.000 tot en met 2030. Om dit te realiseren werk ik aan een plan van aanpak, waarover
ik uw Kamer snel nader zal informeren. In dit plan zal ik ingaan op mijn doelen, werkwijze
en wanneer ik verwacht dat er 100.000 woningen per jaar worden gebouwd. Dit betreft
reguliere woningen, flexwoningen en transformatiewoningen.
Vraag 26
Welke wetsvoorstellen van de commissie-Remkes worden verder ter hand genomen?
Antwoord 26
In het coalitieakkoord is aangegeven dat de door het kabinet aan de Raad van State
en de Kamers voorgelegde voorstellen ter uitvoering van de staatscommissie Parlementair
stelsel (commissie-Remkes), (verder) in behandeling zullen worden genomen. De afgelopen
jaren zijn verschillende voorstellen aan de Raad van State voorgelegd; van een aantal
daarvan was de parlementaire behandeling reeds voor de verkiezingen aangevangen. Deze
wetsvoorstellen gaan over de verkiezingswijze van de Eerste Kamer, de verenigde vergadering
in grondwetsherzieningsprocedure, het terugzendrecht, de benoemingswijze van leden
van de Hoge Raad, het kiesstelsel en verbeteringen van het verkiezingsproces. Daarnaast
is de Wet op de politieke partijen in voorbereiding.
Vraag 27
Hoeveel gaat het schrappen van de verruimde schenkingsvrijstelling eigen woning opleveren?
Hoe gaat dit worden vormgegeven? Wat is de streefdatum voor invoering? Wordt er een
overgangsregeling overwogen?
Antwoord 27
De opbrengst van het afschaffen van de verruimde schenkingsvrijstelling eigen woning
bedraagt structureel 160 miljoen euro per jaar. De opbrengst is afkomstig uit toekomstige
schenkingen en nalatenschappen waardoor het structurele niveau na 20 jaar wordt bereikt.
De maatregel wordt ingevoerd per 2024.1 Daarbij is niet uitgegaan van een overgangsregeling. Voor de vormgeving wordt gewezen
op het bij het Belastingplanpakket 2022 ingediende amendement (Kamerstuk 35 927, nr. 40).
Vraag 28
Kan een schatting worden gegeven van hoeveel extra fte nodig zijn voor het versterken
van de uitvoeringsorganisaties?
Antwoord 28
In het coalitieakkoord is aangegeven dat we werken aan een overheid die betrouwbaar,
dienstbaar, dichtbij en rechtvaardig is. Daartoe heeft het kabinet onder meer besloten
om het programma Werk aan Uitvoering voort te zetten. De kabinetsreactie Werk aan
Uitvoering (WaU) beschrijft op hoofdlijnen de benodigde beweging om de dienstverlening
van de overheid te verbeteren [Kamerstuk 29 362, nr. 290]. De overheidsbrede Werkagenda voor de publieke dienstverlening (verder: Werkagenda)
is uitgewerkt in concrete acties en ook gestuurd aan uw Kamer [Kamerstuk 29 362, nr. 295]. Het verbeteren van de overheidsdienstverlening vergt dat overheidsorganisaties
worden toegerust om hun taken volgens de publieke waarden in de praktijk te brengen.
Bij die toerusting hoort ook ruimte voor investeringen om de randvoorwaarden voor
een betere dienstverlening voor burgers en ondernemers te vervullen. Dat is voor een
groot deel mensenwerk; vakmanschap en ruimte bij professionals in de uitvoering om
burgers laagdrempelig te helpen en het kunnen bieden van maatwerk. Maar het is ook
breder dan (enkel) investeringen in FTE, zoals inzet op verbeteringen op de digitale
kant.
Een en ander vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover
geïnformeerd nadat besluitvorming binnen het kabinet heeft plaatsgevonden.
Vraag 29
Zijn de afspraken in het coalitieakkoord de enige afspraken die er zijn gemaakt tussen
de coalitiepartijen? Betekent dit dat alle kwesties die niet in het coalitieakkoord
staan een vrije kwestie zijn voor de Kamer?
Antwoord 29
Kamerleden en -fracties zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen afspraken en stemgedrag.
Ondertekenaars
-
, -
, -
, -
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.