Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Lee, Nijboer, Azarkan, Van der Plas, Van Raan, Omtzigt, Stoffer, Van Haga, Tony van Dijck, Den Haan en Dassen over het coalitieakkoord
Vragen van de leden Van der Lee (GroenLinks), Nijboer (PvdA), Azarkan (DENK), Van der Plas (BBB), Van Raan (PvdD), Omtzigt (Omtzigt), Stoffer (SGP), Van Haga (Groep Van Haga), Tony van Dijck (PVV), Den Haan (Fractie Den Haan) en Dassen (Volt) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het coalitieakkoord (ingezonden 23 december 2021).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 14 januari 2022).
Vraag 1
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen
doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring,
een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar
is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Antwoord 2
Ja, voor zover mogelijk wordt dit gedaan.
Vraag 3
Hoe wordt vliegen over korte afstanden precies «ontmoedigd»?
Antwoord 3
Hiertoe zijn onder andere maatregelen relevant om het reizen per trein als alternatief
voor luchtvervoer te bevorderen. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat werkt
in den brede aan het stimuleren van internationaal personenvervoer per trein, hiervoor
verwijs ik graag naar de laatste brief1 hierover. In het kader van de Actieagenda Trein en Luchtvaart werkt het ministerie
daarnaast samen met de partijen in zowel spoor- als luchtvaartsector aan het verbeteren
van het aanbod van de internationale trein om een alternatief te bieden aan vluchten
over korte afstanden. In eerste instantie zijn de volgende 6 bestemmingen opgenomen
in de Actieagenda: Brussel, Parijs, Londen, Berlijn, Frankfurt en Düsseldorf.
Vraag 4
Kunt u voor 2020–2030 per jaar aangeven wat het aantal vluchten zal zijn in Nederland,
op basis van de meest recente cijfers en plannen uit dit coalitieakkoord?
Antwoord 4
In de luchtvaartmarkt wordt het aantal vluchten bepaald door vraag en aanbod, binnen
de grenzen die zijn en worden vastgelegd in de luchthavenbesluiten. Covid-19 zorgt
daarbij voor extra onzekerheden. Daarom kan nu niet per jaar worden aangegeven wat
het aantal vluchten in Nederland zal zijn tot 2030.
Vraag 5
Kunt u de extra investeringen in infrastructuur uitsplitsen naar auto, fiets, openbaar
voervoer (ov)?
Antwoord 5
In het Coalitieakkoord is – behoudens de genoemde concrete projecten – geen verdeling
vastgelegd van de extra investeringen in infrastructuur over de diverse modaliteiten.
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
Vraag 6
Worden de normen van de World Health Organization op luchtkwaliteit met dit coalitieakkoord
bereikt? Kunt u dit kwantitatief onderbouwen?
Antwoord 6
Het antwoord op deze vraag is nog niet bekend. Dit voorjaar publiceert RIVM de voortgangsmeting
van het Schone Lucht Akkoord. Hierin wordt duidelijk gemaakt of Rijk, provincies en
de deelnemende gemeenten, op koers liggen om de doelen van het Schone Lucht Akkoord
te halen. In de voortgangsmeting worden de verwachte concentraties van fijnstof en
stikstofdioxide in 2030 getoetst aan de WHO advieswaarden uit 2005 en aan de nieuwe
WHO advieswaarden die in september 2021 zijn vastgesteld. In de voortgangsmeting wordt
gerekend met vastgesteld en voorgenomen beleid (Kamerstuk 30 175, nr. 390). Nieuwe maatregelen die kunnen voortvloeien uit de afspraken in het coalitieakkoord
zijn hier nog niet in opgenomen. Daarnaast werkt RIVM aan de uitvoering van de motie
Bouchallikh (Kamerstuk 30 175, nr. 387) waarbij wordt gekeken of en zo ja met welke maatregelen, de nieuwe WHO advieswaarden
in 2030 in Nederland gehaald kunnen worden. Het streven is om uw kamer hierover voor
de zomer 2022 te informeren.
Of afspraken uit het coalitieakkoord al meegenomen kunnen worden in de analyse ten
behoeve van uitvoering van de motie Bouchalikh vergt nadere uitwerking van het kabinet
en overleg met onder andere het RIVM.
Vraag 7
Hoe verhouden de inkomsten uit de verhoging voortkomend uit de vliegbelasting zich
tot de uitgaven in het ov?
Antwoord 7
In het coalitieakkoord is een taakstellende verhoging met € 400 mln. van de vliegbelasting
opgenomen. Ook is aangegeven dat de opbrengst deels gebruikt wordt voor de verduurzaming
van de luchtvaart en vermindering van leefomgevingseffecten. Er is in het coalitieakkoord
geen inhoudelijke koppeling gelegd tussen de vliegbelasting en de hoogte van de uitgaven
in het OV.
Vraag 8
Wordt de 200 miljoen euro voor verbetering van de verkeersveiligheid van rijks N-wegen
ter beschikking gesteld in het kader van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid en
is er ruimte om een deel van het budget afhankelijk van risicoanalyses zo nodig aan
andere verkeersveiligheidsknelpunten te besteden?
Antwoord 8
De komende tijd worden prioriteringsopties voor het verbeteren van de verkeersveiligheid
op Rijks-N-wegen nader uitgewerkt. Op basis van deze uitwerking vindt besluitvorming
plaats over de concrete inzet van de beschikbare € 200 miljoen ten behoeve van de
verbetering van de verkeersveiligheid op Rijks-N-wegen. U wordt hierover medio dit
jaar geïnformeerd.
Vraag 9
In hoeverre is de 1,25 miljard euro die structureel wordt uitgetrokken voor het inlopen
van achterstanden bij beheer en onderhoud van onze wegen, spoor, bruggen, viaducten
en vaarwegen voldoende om deze opgave aan te kunnen? Welke bedrag denk het kabinet
in de periode 2021–2025 kwijt te zijn aan deze opgave?
Antwoord 9
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.