Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Lee, Nijboer, Azarkan, Van der Plas, Van Raan, Omtzigt, Stoffer, Van Haga, Tony van Dijck, Den Haan en Dassen over het coalitieakkoord
Vragen van de leden Van der Lee (GroenLinks), Nijboer (PvdA), Azarkan (DENK), Van der Plas (BBB), Van Raan (PvdD), Omtzigt (Omtzigt), Stoffer (SGP), Van Haga (Groep Van Haga), Tony van Dijck (PVV), Den Haan (Fractie Den Haan) en Dassen (Volt) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het coalitieakkoord (ingezonden 23 december 2021).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), van Minister Wiersma
(Primair en Voortgezet Onderwijs) en van Staatssecretaris Uslu (Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap) (ontvangen 13 januari 2022)
Vraag 1
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen
doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Antwoord 1
Ja, dat kan.
Vraag 2
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring,
een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar
is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Antwoord 2
Alle vragen worden nu beantwoord, waarbij bij een aantal vragen verwezen wordt naar
de nadere uitwerking van het coalitieakkoord.
Vraag 3
Hoe hoog wordt de nieuwe basisbeurs voor studenten?
Antwoord 3
Op dit moment wordt gewerkt aan de nadere uitwerking van een nieuw studiefinancieringsstelsel.
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
U wordt hierover nader geïnformeerd.
Vraag 4
Hoe hoog wordt de compensatie voor de leenstelselgeneratie? Klopt het dat een bedrag
van € 1 miljard leidt tot een compensatie van zo’n € 1.500 per student?
Antwoord 4
Het totale bedrag dat voor de tegemoetkoming beschikbaar is, is € 1 miljard. De hoogte
van de tegemoetkoming per student hangt af van de omvang van de doelgroep en de vormgeving
van de regeling. Op dit moment wordt gewerkt aan de nadere uitwerking van de tegemoetkoming
voor studenten voor wie geen basisbeurs beschikbaar is geweest. Dit vergt nadere uitwerking
en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover nader geïnformeerd.
Vraag 5
Hoe hoog zal de gemiddelde leenstelselcompensatie per student zijn wanneer de basisbeurs
aankomend collegejaar (per 1 september 2022) zou worden ingevoerd in plaats van in
2023–2024?
Antwoord 5
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
Het is uitvoeringstechnisch niet mogelijk om de basisbeurs al per 1 september 2022
in te voeren. In algemene zin kan wel gesteld worden dat hoe meer studenten in aanmerking
komen voor de tegemoetkoming, hoe lager het bedrag per student zal zijn.
Vraag 6
In hoeverre wordt de Lissabondoelstelling (3% bruto binnenlands product voor onderzoek
en ontwikkeling) met dit coalitieakkoord bereikt?
Antwoord 6
Nederland heeft in Europees verband afgesproken om 2,5% van het bbp te besteden aan
R&D en te streven naar 3%. In 2019 (het laatste peiljaar) besteedde Nederland 2,18%
van het bbp aan onderzoek en ontwikkeling. Met het nieuwe coalitieakkoord zet het
kabinet koers naar een kenniseconomie waarbij we, in lijn met de Lissabondoelstelling,
investeren in vrij en ongebonden onderzoek en ontwikkeling. Zo investeren we structureel
€ 700 miljoen per jaar in vervolgopleidingen en onderzoek, richten we een fonds op
voor onderzoek en wetenschap van in totaal € 5 miljard over 10 jaar. Daarnaast wordt
binnen het Nationaal Groeifonds het budget voor de pijlers kennisontwikkeling en onderzoek,
ontwikkeling en innovatie verhoogd met € 6,7 miljard. Ondanks deze forse investeringen
is de verwachting dat we deze kabinetsperiode nog niet het streven van 3% bereiken.
In hoeverre dit wordt gehaald is echter ook afhankelijk van de (hoogte van de) private
investeringen en de stand van het bbp zelf. Daarover zijn op dit moment de cijfers
nog niet beschikbaar.
Vraag 7
Wordt het Regenboogakkoord integraal overgenomen? Zo niet, welke maatregel uit het
Regenboogakkoord wordt niet overgenomen?
Antwoord 7
Het Regenboog Stembusakkoord is door een grote meerderheid van de Tweede Kamerfracties
ondertekend, namelijk door VVD, CDA, D66, GL, SP, PVDA, PvdD en 50PLUS. Ook Volt en
BIJ1 hebben aangegeven dat ze het akkoord onderschrijven. In het coalitieakkoord staat
dat we blijven werken aan de acceptatie, veiligheid en emancipatie van de LHBTQI+
gemeenschap en dat het Regenboogakkoord hiervoor de basis is. Dit vergt nadere uitwerking
en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover nader geïnformeerd.
Vraag 8
Staat de taakstelling vanwege het niet verhogen van de studierente nog steeds in de
boeken bij OCW of is deze taakstelling inmiddels geschrapt?
Antwoord 8
De geraamde generale opbrengst (structureel € 226 miljoen) van de SF-rentemaatregel
uit het regeerakkoord «Vertrouwen in de Toekomst» is afgeboekt van art. 6 (hbo) en
art. 7 (wo) toen in 2019 werd besloten de rentemaatregel in te trekken. Hier is met
het coalitieakkoord geen wijziging in aangebracht. Bij Voorjaarsnota wordt bezien
hoe deze afboeking met een concrete maatregel kan worden ingevuld en/of alternatief
kan worden gedekt op de OCW-begroting.
Vraag 9
Welk bedrag en percentage van de extra onderwijsuitgaven in het coalitieakkoord gaan
naar het middelbaar beroepsonderwijs (mbo)? Hoe verhoudt dit zich tot het aantal studenten
op het mbo, hoger beroepsonderwijs (hbo) en wetenschappelijk onderwijs (wo)?
Antwoord 9
Hoe de investeringen uit het regeerakkoord precies over de sectoren worden verdeeld
– in bedragen, percentages en per student – is afhankelijk van de uitwerking van de
diverse maatregelen. Dit vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
In de begroting van OCW wordt een tabel opgenomen waarin intensiveringen zijn uitgesplitst
naar sectoren.
Vraag 10
Kunt u aangeven welke verhoging u beoogt voor de salarisverhoging van leraren/schoolleiders,
op welke schaal en hoe het budget verdeeld is tussen deze twee groepen?
Antwoord 10
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
U wordt hierover nader geïnformeerd.
Vraag 11
Wat is uw doelstelling voor het lerarentekort in 2025?
Antwoord 11
Zoals in het coalitieakkoord staat, investeren wij in leraren en schoolleiders om
zo de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Door te investeren in (bij)scholing
en professionele ontwikkeling, in het verlagen van de werkdruk en in de verbetering
van de arbeidsvoorwaarden maken we het aantrekkelijk om te gaan en blijven werken
in het onderwijs. Dat zijn belangrijke stappen om het lerarentekort aan te pakken
en de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Over de verdere uitwerking en doelstelling
van de aanpak van de tekorten informeren wij de Kamer, dit voorjaar conform de toezegging
gedaan in de decemberbrief (Kamerstuk 27 923, nr. 436).
Vraag 12
Op wat voor manier wordt de strijd aangegaan om nepnieuws tegen te gaan, zonder daarbij
de persvrijheid in het geding komt?
Antwoord 12
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
U wordt hierover nader geïnformeerd.
Vraag 13
Hoe wordt de onafhankelijkheid van de pers op lokaal niveau gewaarborgd door de financiering
over te hevelen naar landelijk niveau? Is daar niet meer voor nodig?
Antwoord 13
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
Met het overhevelen van de financiering van lokale omroepen naar het Rijk beëindigt
het kabinet de situatie waarin lokale omroepen, die geacht worden de lokale politiek
kritisch te volgen, afhankelijk worden van de gemeente als subsidieverstrekker. Het
advies van de Raad voor Openbaar Bestuur en de Raad voor Cultuur dat het vorige kabinet
heeft verstrekt, bevatte de aanbeveling om de financiering om deze reden over te dragen
aan het Rijk. U wordt hierover nader geïnformeerd.
Vraag 14
Hoe gaat het kabinet «ieder kind gelijke kansen» geven en «oog voor de talenten van
ieder kind», terwijl het recht op passend onderwijs al jaren bestaat en er desondanks
duizenden scholieren thuis zitten omdat er geen passende school te vinden is?
Antwoord 14
Het is belangrijk dat elk kind de kans krijgt om zich maximaal te ontwikkelen. Daarbij
is het uitgangspunt dat dit zoveel mogelijk in het reguliere onderwijs gebeurt, eventueel
met extra ondersteuning die daarbij nodig is. Sommige jongeren hebben echter zo’n
specifieke behoefte op het gebied van onderwijs of zorg dat zij een vorm van speciaal
onderwijs nodig hebben. Om te zorgen dat er voor elke kind een plek is, is passend
onderwijs ingevoerd. In 2020 is geconstateerd dat er met passend onderwijs goede slagen
zijn gemaakt, maar ook dat verdere verbetering nodig is. Daarom is toen de verbeteraanpak
passend onderwijs aangekondigd, waarin de maatregelen zijn beschreven om de volgende
stappen te zetten. In het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar
de toekomst» heeft het kabinet afgesproken verder te gaan met de verbeteraanpak en
ook te streven naar een volgende stap, waarin via inclusief onderwijs kinderen met
en zonder een beperking of ziekte zoveel als mogelijk samen naar school gaan.
Vraag 15
Waar komt het geld voor de gratis kinderopvang vandaan, en hoe wordt misbruik van
deze regeling tegengegaan?
Antwoord 15
Het coalitieakkoord bevat naast investeringen in de kinderopvang ook vele andere investeringen
en ombuigingen, alsmede aanpassingen aan de lastenkant van de begroting. De investeringen
zijn daarbij niet expliciet gekoppeld aan specifieke ombuigingen of lastenverzwaring
elders, maar worden ingepast binnen de nieuwe uitgaven- en lastenplafonds, zoals gebruikelijk
is bij een nieuw coalitieakkoord. Net als bij elke regeling, zal ook bij de uitwerking
van deze herziening aandacht zijn voor het risico van misbruik en oneigenlijk gebruik
en het treffen van mitigerende maatregelen om het risico te minimaliseren. De Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal de uitvoering van de voornemens ten aanzien
van de kinderopvang ter hand nemen.
Vraag 16
Gaat het onderbrengen van het gespecialiseerd voortgezet onderwijs bij het voortgezet
onderwijs geen problemen opleveren en is dit niet juist strijdig met de wens dat ieder
kind les op zijn niveau dient te hebben? Gaan leerlingen met speciale behoeften dan
niet de meeste aandacht vragen van de toch al overbezette leraren?
Antwoord 16
Het uitgangspunt van het nieuwe kabinet blijft dat ieder kind les moet krijgen op
een passend niveau. Het onderbrengen van het gespecialiseerd voortgezet onderwijs
bij het voortgezet onderwijs betekent dan ook niet dat de vorm van onderwijs die daar
nu wordt geboden en juist voor deze leerlingen passend is, zal gaan verdwijnen. Wel
is het uitgangspunt om het gespecialiseerd voortgezet onderwijs onder hetzelfde wettelijke
kader te laten vallen als het voortgezet onderwijs. Zo kunnen voor het gespecialiseerde
voortgezet onderwijs zoveel mogelijk dezelfde afspraken gaan gelden als voor het overige
voortgezet onderwijs, daarbij rekening houdend met de speciale behoeften van de doelgroep.
Dit vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. Voor de langere termijn
geldt dat in het coalitieakkoord is afgesproken dat het kabinet zal streven naar inclusief
onderwijs, waarbij kinderen met en zonder een beperking of ziekte zoveel als mogelijk
samen naar school gaan. Het vorige kabinet heeft al de ambitie uitgesproken om in
2035 inclusiever onderwijs te hebben gerealiseerd, waarbij leerlingen met en zonder
ondersteuningsbehoeften vaker samen dicht bij huis naar dezelfde school kunnen, als
het kan in dezelfde klas zitten en elkaar ontmoeten op het schoolplein. Dit tijdpad
is nodig omdat de stap naar inclusiever onderwijs veel vergt voor bijvoorbeeld de
inrichting van de lessen, de vaardigheden van leraren, bekostiging van het onderwijs,
wetgeving en ook aanpassen van huisvesting. Hiervoor wordt gezamenlijk met de betrokkenen
uit het veld een routekaart ontwikkeld.
Vraag 17
Waarom is er een relatief lang stuk aan digitalisering van het onderwijs gewijd, terwijl
fysiek onderwijs toch de norm is en digitaal onderwijs uitzonderlijk?
Antwoord 17
Fysiek onderwijs is de norm en de coronacrisis heeft het belang hiervan onderstreept;
fysieke nabijheid en sociale interactie is een essentieel onderdeel van goed onderwijs.
Tegelijkertijd helpt een doordachte inzet van digitale toepassingen in de klas om
de kwaliteit en kansengelijkheid te bevorderen en leraren zich te laten richten op
de kern van het onderwijs. In de onderwijsparagraaf van het coalitieakkoord staat
dat we het gebruik van digitale hulpmiddelen gaan faciliteren om de werkdruk van de
leraar te verminderen en de onderwijskwaliteit te verbeteren. Daarnaast is in het
coalitieakkoord opgenomen dat digitalisering kansen biedt voor onderwijs aan thuiszitters,
bijvoorbeeld in de vorm van een Digitale School. Dit vergt nadere uitwerking en besluitvorming
van het kabinet. U wordt hierover nader geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs -
Mede ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.