Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 12 en 13 januari 2022 in Brest (Kamerstuk 21501-28-230)
21 501-28 Defensieraad
Nr. 233
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 17 januari 2022
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Defensie over de brief van 17 december 2021 over de geannoteerde
agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 12 en 13 januari 2022 in Brest
(Kamerstuk 21 501-28, nr. 230).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 januari 2022 aan de Minister van Defensie voorgelegd.
Bij brief van 12 januari 2022 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
De griffier van de commissie, Mittendorff
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vraag 1
Met betrekking tot het onderdeel «Diner met de NAVO en de VN» vragen de leden van
de VVD-fractie de Minister een bredere toelichting te geven op de inhoud van de EU-sancties
tegen de Wagner Groep als organisatie en personen en entiteiten verbonden aan de Wagner
Groep.
Antwoord
De Raad nam sancties aan tegen acht personen en vier entiteiten verbonden aan de private
militaire onderneming Wagner Group, inclusief de groep zelf. Ze worden verantwoordelijk
gehouden voor ernstige mensenrechtenschendingen, destabiliserende activiteiten in
landen als Libië, Syrië, Oekraïne en de Centraal-Afrikaanse Republiek, en het bedreigen
van de veiligheid in deze landen, de bredere regio en van de EU. De listings in kwestie volgen op een Frans-Nederlands-Tsjechisch voorstel waar de RBZ van 15 november
jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2420) politiek akkoord op gaf en vinden plaats onder de Libië-, Syrië-, (territoriaal)
Oekraïne- en mensenrechtensanctieregimes. De sancties betreffen o.a. het bevriezen
van tegoeden en reisverboden.
De Raad nam ook een raamwerk aan voor autonome EU-sancties tegen personen en entiteiten
die de vrede, stabiliteit, veiligheid en politieke transitie van Mali bedreigen. Dit
raamwerk volgt eveneens op een politiek akkoord van de vorige RBZ en biedt conform
de Nederlands inzet en in lijn met de motie van het lid Sjoerdsma c.s.1 de mogelijkheid om sancties aan te nemen in geval van een samenwerkingsovereenkomst
tussen de Malinese transitieautoriteiten en de Wagner Group. Het kabinet bepleit dat
mogelijke sancties in verhouding staan tot de omvang en aard van een eventuele samenwerkingsovereenkomst
tussen beide partijen.
Vraag 2
Wat betreft Nederland wordt de verklaring met aandacht voor nieuwe dreigingen waaronder
cyber, klimaatverandering en disruptieve technologieën zo snel mogelijk aangenomen.
De leden van de VVD-fractie ondersteunen dit. Zij vragen de Minister aan te geven
of de verwachting ook daadwerkelijk is dat deze zo snel mogelijk wordt ondertekend.
Voorts vragen deze leden wat mogelijke eventuele obstakels zijn.
Antwoord
De verwachting en de inzet van Nederland is dat de nieuwe gezamenlijke EU-NAVO verklaring
op korte termijn tot stand zal komen. De Europese Raad van 16 december jl. (Kamerstuk
21 501-20, nr. 1757) concludeerde uit te zien naar deze verklaring en dat die in zal moeten gaan op nieuwe
dreigingen en uitdagingen, waaronder weerbaarheid, cyber- en hybride dreigingen, klimaatverandering
en veiligheid, ruimtevaart en opkomende en disruptieve technologieën. Nederland blijft
inzetten op aanname van de verklaring voordat het EU Strategisch Kompas door de RBZ
in maart a.s. wordt vastgesteld. Momenteel wordt er door de internationale staven
van de NAVO en EDEO (Europese Dienst voor Extern Optreden) reeds gewerkt aan een nieuwe
gezamenlijke verklaring. Deze concepttekst is nog niet gedeeld met de lidstaten en
bondgenoten.
Vraag 3
Met betrekking tot het onderdeel «Werksessie – Ruimte» vragen de leden van de VVD-fractie
de Minister aan te geven wanneer de Defensie Ruimte Agenda aan de Kamer zal worden
aangeboden. Voorts vragen de leden de Minister tevens aan te geven hoe Nederland zich
inzet voor complementariteit tussen een EU-ruimtestrategie en het in 2019 aangenomen
ruimtebeleid van de NAVO. De leden van de VVD-fractie de Minister aan te geven hoe
binnen de EU bestaande (civiele) EU-instrumenten voor de ruimte, zoals Galileo en
EGNOS, aangewend worden voor de militaire behoefte in de ruimte, en welke mogelijkheden
er bestaan om hier verdere stappen in te zetten. Tenslotte vragen deze leden de Minister
aan te geven welke initiatieven er in het kader van weerbaarheid plaatsvinden om de
civiele ruimtetoepassingen te beschermen.
Antwoord
De Europese Ruimteveiligheids- en -Defensiestrategie (EUSSDS), waarvoor de Europese
Commissie in 2022 een voorstel zal doen, zal complementair zijn aan het ruimtebeleid
van de NAVO. Uitgangspunt is dat duplicatie met het ruimtebeleid van de NAVO dient
te worden voorkomen. Bij het opstellen van de EUSSDS is de gedachte dat de lidstaten
in nauwe samenwerking met elkaar de voor het gebruik van de ruimte gerelateerde capaciteiten
zullen ontwikkelen. Nederland wil in het kader van de nog uit te brengen Defensie
Ruimte Agenda daartoe bijdragen leveren, waarbij nauw zal worden samengewerkt met
onze kennisinstituten, Netherlands Space Office (NSO) en industrie. De Defensie Ruimte Agenda zal nadat de Defensienota 2022 is verschenen
aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
In EU-verband wordt via het Europees Defensie Agentschap, projecten in het kader van
PESCO (Permanent Gestructureerde Samenwerking) en het Europese Defensiefonds gewerkt
aan de ontwikkeling van nieuwe defensiecapaciteiten op het gebied van de ruimte, bijvoorbeeld
als het gaat om beveiligde communicatiesystemen. Voorzien is dat het dreiging response
mechanisme van het European Global Satellite Navigation System (Galileo) eind 2022 gevalideerd wordt.
Een van de kerninitiatieven binnen het Nederlandse ruimteveiligheidsbeleid in het
kader van weerbaarheid, is het gebruik van Space Situational Awareness (SSA) van het Europese Ruimtevaartagentschap ESA. Het SSA geeft informatie over bijvoorbeeld
dreigingen vanuit de ruimte. Hierbij kan gedacht worden aan recente toetreding van
Nederland tot het EU SSA-netwerk, waarbij Nederland het belang onderschrijft van het
gezamenlijk ontwikkelen van een EU-NAVO SSA-capaciteit door het (intensiever) delen
van informatie en inlichtingen. Ook neemt Nederland deel aan het EU space surveillance and tracking partnerschap in het kader van Space Traffic Management.
Verder ondersteunt Nederland de ontwikkeling van drie accelerators door het Europese Ruimtevaartagentschap ESA. Via deze accelerators wil ESA met de lidstaten nieuwe stakeholders betrekken bij de ontwikkeling van ruimtevaartprogramma’s
en zo ook nieuwe financieringsbronnen en toepassingen van ruimtevaarttechnologie ontwikkelen.
Naast de Green Deal en crisis-management is de bescherming van ruimtevaart-infrastructuur
het thema van een accelerator. In voorbereiding op de ESA Ministeriële Conferentie in november 2022 zal de aanpak
van deze accelerators duidelijk worden.
Vraag 4
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geagendeerde
stukken voor de EU Defensieraad 12-13 januari (Kamerstuk 21 501-28, nr. 230). Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister.
De leden van de D66-fractie kijken met belangstelling naar de herziene versie van
het Strategisch Kompas. Zij vragen wat de Nederlandse inzet zal zijn bij de aankomende
informele Raad. Voorts stellen de leden van de D66-fractie de volgende vragen. Wat
wil Nederland wat betreft de formulering van de tekst precies aanpassen in deze herziene
versie? Wat is het politieke krachtenveld hierbij? Verwacht de Minister nog belemmeringen
bij de aankomende informele Raad? Hoe denkt de Minister deze belemmeringen eventueel
te mitigeren?
Antwoord
De EU deelde op 6 januari jl. een tweede concept versie van het Strategisch Kompas
met de lidstaten. Het (vertrouwelijke) document is voor uw Kamer beschikbaar via EU Delegates Portal (Bijlage bij Kamerstuk 21 501-28, nr. 231). In het Schriftelijk Overleg Strategisch Kompas komt het kabinet tegemoet aan het
verzoek van uw Kamer om een (openbare) appreciatie te geven van de belangrijkste wijzingen
ten opzichte van de eerste concept versie.
Het kabinet is voornemens tijdens de gezamenlijke sessie met de ministers van Buitenlandse
Zaken en de ministers van Defensie over het Strategisch Kompas deze tweede concept
versie te verwelkomen. De voor Nederland belangrijke aandachtspunten zoals beschreven
in de kabinetsappreciatie komen hierin nadrukkelijker naar voren en zijn verder uitgewerkt.
Het gaat daarbij om zaken die dit kabinet in het coalitieakkoord als prioriteiten
heeft aangemerkt, zoals het versterken van de samenwerking in de vorm van gemeenschappelijke
missies, oefeningen, onderzoek en ontwikkeling, militaire mobiliteit, cyber en tegengaan
van desinformatie, en het ontwikkelen van een Rapid Deployment Capacity op basis van de huidige EU Battle Groups. Het ambitieniveau is bovendien behouden. Daarnaast is het kabinet voornemens het
belang van transparantie in alle stappen van het besluitvormingsproces te onderstrepen
en op te roepen tot de spoedige aanname van een nieuwe gezamenlijke EU-NAVO verklaring.
Het kabinet zal zich actief blijven inzetten om ervoor te zorgen dat het huidige ambitieniveau
van de tweede conceptversie van het Strategisch Kompas bij de onderhandelingen in
de Raad behouden blijft. Dit doet recht aan de veiligheidsopgave waarvoor de EU gesteld
is. Nederland zal daartoe in de onderhandelingen op alle niveaus een actieve rol blijven
spelen en samen met andere lidstaten steun uitspreken voor de nieuwste conceptversie
van het Strategisch Kompas. Nederland zal hier ook doorlopend aandacht aan besteden
in de bilaterale contacten met EU-lidstaten.
Vraag 5
In de geannoteerde agenda lezen deze leden dat een groot aantal EU-lidstaten het voorstel
om tot een toolbox voor hybride dreigingen te komen verwelkomden. Welke lidstaten
waren dit? Welke lidstaten verwelkomden dit niet? Wat waren de overwegingen van beide
kampen? Hoe kunnen deze lidstaten alsnog overtuigd worden, ook wat betreft eventuele
andere elementen in het Kompas waar Nederland voorstander van is? Zo vragen de leden
van de D66-fractie.
Antwoord
Gezien de vertrouwelijke aard van het stuk en het feit dat dit een non paper betreft
is het niet mogelijk om de individuele lidstaten te benoemen. Het non paper, waarvan
Nederland mede-initiatiefnemer was, werd in ieder geval door een groot aantal lidstaten
ondertekend. Over de noodzaak van het ontwikkelen van een toolbox voor hybride dreigingen
is brede consensus onder de lidstaten. Het voorstel hiertoe staat vermeld in het concept
Strategisch Kompas en wordt niet ter discussie gesteld. Er is dan ook geen noodzaak
om op dit punt andere lidstaten nog actief te gaan overtuigen.
Vraag 6
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de reactie van het kabinet op het schriftelijk
overleg Kabinetsappreciatie concept Strategisch Kompas. Deze leden vragen op welke
termijn de Kamer deze reactie van het kabinet kan verwachten en of de Minister het
met deze leden eens is dat dit vóór de deadline van dit schriftelijk overleg had moeten
gebeuren, zodat deze elementen meegenomen hadden kunnen worden in dit schriftelijk
overleg. Zo ja, wat zijn de achterliggende redenen geweest waarom dit niet is gebeurd,
zo vragen de leden van de D66.
Antwoord
De Kamer heeft als reactietermijn op het SO Strategisch Kompas aangegeven dat deze
voor aanvang van de informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 12-13 januari a.s.
verstuurd moet zijn. Het kabinet heeft zich aan deze termijn gehouden.
De Hoge Vertegenwoordiger deelde op 6 januari jl. een tweede concept versie van het
Strategisch Kompas met de lidstaten. Het (vertrouwelijke) document is voor uw Kamer
beschikbaar via EU Delegates Portal. In navolging op de uitgebreide weergave en kabinetsappreciatie van de eerste conceptversie
van het Strategisch Kompas2, komt het kabinet in het SO Strategisch Kompas tegemoet aan het verzoek van uw Kamer
om een (openbare) appreciatie te geven van de belangrijkste wijzingen ten opzichte
van de eerste concept versie.
Vraag 7
De leden van de D66-fractie zijn het eens met de constatering van de Minister dat
de uitdaging er vooral in zal zitten om de voorgestelde, in het Strategisch Kompas
beschreven, acties en maatregelen straks ook echt te gaan realiseren. Deze leden vragen
wat de Nederlandse lange termijn strategie op dit punt is. Welke harde afspraken zouden
er hier bij gemaakt kunnen worden met de verschillende lidstaten? Indien deze harde
afspraken niet haalbaar zouden zijn, wat zouden volgens de Minister andere mogelijke
mechanismen kunnen zijn om deze realisatie alsnog mogelijk te maken? Op welke manier
gaat Nederland een leidende en constructieve rol spelen om de voorgestelde acties
en maatregelen beschreven in het Strategisch Kompas te realiseren? Wat is het politieke
krachtenveld hierbij? Welke andere lidstaten zullen in dit proces deze leidende rol
op zich nemen? Welke lidstaten zullen dit juist niet doen? Zo vragen de leden van
de D66-fractie.
Antwoord
In het licht van de huidige veiligheidssituatie en de geopolitieke ontwikkelingen
acht het kabinet het van belang dat de EU haar vermogen om op veiligheids- en defensiegebied
op te treden vergroot. Het kabinet pleit in dat verband voor een sterke en slagvaardige
EU op het gebied van vrede en veiligheid. Hiervoor zijn nieuwe stappen nodig ter versterking
van het EU-defensiebeleid op het gebied van missies en operaties, weerbaarheid en
capaciteitsontwikkeling. Daarin is het kabinet ambitieus, zoals blijkt uit het coalitieakkoord
(Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77). Met het Strategisch Kompas beschikken we over concrete, uitvoerbare, ambitieuze
en realistische doelstellingen om in de komende periode toe te werken naar een zelfredzamer
Europa. Wat het kabinet betreft is die balans gevonden in de huidige formuleringen
van de conceptversie van het Strategisch Kompas. Het kabinet zal zich dan ook actief
blijven inzetten om ervoor te zorgen dat het ambitieniveau bij de onderhandelingen
in de Raad behouden blijft. Nederland zal daartoe in de onderhandelingen in Brussel
een actieve rol spelen en samen met andere lidstaten steun uitspreken voor de nieuwste
versie van het Strategisch Kompas. Nederland zal hier ook aandacht aan besteden in
de bilaterale contacten met EU-lidstaten.
In het concept Strategisch Kompas worden per deelhoofdstuk doelen bepaald voor de
komende 5 – 10 jaar waarop jaarlijks voortgang gemeten zal worden middels een rapport
van de Hoge Vertegenwoordiger. Bij deze rapporten zal door de Hoge Vertegenwoordiger
politieke sturing aan de lidstaten worden gevraagd. In het kader van Permanent Gestructureerde
Samenwerking (PESCO) zijn lidstaten met elkaar reeds bindende verplichtingen (zgn
«commitments») aangegaan op gebied van defensiesamenwerking.
Vraag 8
De leden van de D66-fractie kijken met belangstelling naar de nieuwe gezamenlijke
EU-NAVO verklaring. Zij vragen waarom deze verklaring nog niet is aangenomen? Welke
discussies vinden er hierover nog plaats? Op welke termijn denkt het kabinet dat deze
verklaring alsnog wordt aangenomen? Denkt de Minister dat dit op korte termijn zal
zijn, zodat deze ook als input kan dienen voor zowel de adoptie van het Strategisch
Kompas als het Strategisch Concept? Zo vragen deze leden.
Antwoord
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord bij vraag 2.
Vraag 9
De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over het jaarlijkse rapport van het Europees
Defensie Agentschap (EDA), dat laat zien dat de gezamenlijke investeringen op het
laagste niveau zijn sinds 2005. Deze leden stellen de volgende vragen. Hoe beoordeelt
de Minister deze situatie? Is de Minister het met deze leden eens dat Europese samenwerking
op defensiegebied een prioriteit zou moeten zijn, ook wat betreft het gezamenlijk
investeren? Zo ja, hoe denkt de Minister bij te kunnen dragen om deze trend alsnog
bij te kunnen sturen? Hoe denken de verschillende lidstaten hierover? Ook zijn de
leden van de D66-fractie bezorgd over het feit dat de EU-lidstaten gezamenlijk 1,2%
van hun defensiebudgetten uitgeven aan onderzoek en technologie, waarbij de EU-doestelling
van 2% niet is gehaald. Hoe oordeelt de Minister deze situatie? Hoe denkt de Minister
te kunnen bijdragen om deze doelstelling in EU-verband in de toekomst wel te behalen?
Wat is het politieke krachtenveld hierbij?
Antwoord
Het EDA rapport «Defence Data 2019 – 2020 – Key findings and analysis» geeft een overwegend positief beeld over de investeringen door EU lidstaten in defensie:
zo stijgen de defensie uitgaven van de gezamenlijke lidstaten al zes jaar op rij.
Dat positieve beeld is ook terug te vinden in een toename van de uitgaven voor onderzoek,
ontwikkeling en aankoop van defensiemiddelen. Het rapport geeft echter inderdaad ook
aan dat deze stijging van uitgaven niet terug te zien is bij gezamenlijke EU-projecten,
zoals gezamenlijk onderzoek, gezamenlijke ontwikkeling en gezamenlijke aankopen. Extra
investeringen leggen vooral in gezamenlijkheid gewicht in de schaal. Met behulp van
CARD (Coordinated Review on Defence) onderzoekt EDA de mogelijkheden van gezamenlijke projecten op defensie gebied en
doet daartoe ook concrete voorstellen. EDA geeft in het rapport aan dat deze CARD-voorstellen,
in combinatie met het Europees Defensiefonds (EDF), PESCO-projecten en het Strategisch
Kompas gezamenlijke investeringen en projecten zullen bevorderen. Of deze instrumenten
daadwerkelijk substantiële gezamenlijke investeringen en projecten zullen bevorderen,
is afhankelijk van een actieve houding van de lidstaten.
Defensie hecht grote waarde aan Europese samenwerking op het gebied van onderzoek
& technologie (R&T), wat ook blijkt uit het feit dat Nederland weliswaar de EU-doelstelling
om 2% uit te geven aan onderzoek en technologie niet heeft gehaald maar wel een deel
van ons R&T-budget uitgeeft aan Europese samenwerking (zowel in bilateraal, EDA- als
EDF-verband). De voorgenomen extra investeringen van dit kabinet in Defensie zullen
mogelijk beter invulling kunnen geven aan de genoemde 2% EU-doelstelling. Het Strategisch
Kompas, CARD, PESCO-projecten en het EDF zullen daar ook aan bijdragen.
Vraag 10
De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over de toenemende problemen die defensiebedrijven
ondervinden bij het aantrekken van financiering, waarbij onder meer banken steeds
terughoudender worden bij het verstrekken van financiering aan de defensie-industrie
vanwege verduurzamingsredenen. Deze leden vragen hoe de Minister deze situatie beoordeelt.
Is de Minister het met deze leden eens dat de Europese defensie-industrie een speciale
plek behoort te hebben in de EU taxonomie, zodat bedrijven en banken niet afgeschrikt
zullen worden om de Europese defensie industrie te financieren? Is de Minister het
verder met deze leden eens dat door de Europese defensie-industrie deze speciale plek
in de EU taxonomie te geven, ook de groene transitie binnen deze industrie bevorderd
kan worden?
Antwoord
De berichten dat de defensie industrie in brede zin problemen ondervindt met de toegang
tot financiële dienstverlening zijn mij bekend, evenals berichtgeving over de mogelijke
ongewenste gevolgen van het bij voorbaat uitsluiten van de defensie industrie van
betreffende taxonomie. Ik neem deze signalen serieus, temeer daar een robuuste Europese
Defensie Technologische en Industriële basis cruciaal is voor het waarborgen van de
nationale veiligheid, de bevordering van de internationale rechtsorde en een zelfredzamer
Europa. Dit onderwerp heeft ook de aandacht van de Hoge Vertegenwoordiger Borrell.
In antwoord op deze vragen van de D66-fractie verwijs ik naar de beantwoording op
korte termijn van de schriftelijke vragen van de leden Boswijk, Amhaouch en Inge van
Dijk (allen CDA) over de mogelijke impact van Europese ESG-standaarden op de defensie-
en veiligheidssector die aan de ministers van Financiën, van Economische Zaken en
Klimaat en van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris van Defensie zijn
gesteld. Tevens ontvangt u op korte termijn de antwoorden op schriftelijke vragen
van de leden Van Wijngaarden en Heinen (beiden VVD) aan de ministers van Defensie
en van Financiën over het mediabericht in het Financiële Dagblad «Defensie-industrie
vangt vaker bot bij banken die reputatieschade vrezen».
Graag merk ik op dat duurzaamheid en met name energie-efficiëntie tijdens de behoeftestelling
van aan te schaffen materieel door Defensie expliciet worden meegewogen. Daarbij wordt
op punt van verduurzaming ook aansluiting gezocht bij programma’s zoals het Europees
Defensie Fonds en het Nationaal Groeifonds. In het Europees Defensie Fonds heeft Defensie
de intentie projectvoorstellen te ondersteunen op het gebied van energieopslag en
de ontwikkeling van duurzame en zelfvoorzienende kampementen en in PESCO verband zijn
we waarnemer in het PESCO project Energy Operational Function. Het EU Actieplan op Klimaat en Defensie biedt hiervoor een goed beleidskader.
Vraag 11
In hoeverre denkt de Minister verder dat de Europese defensie-industrie meer gestimuleerd
zou moeten worden om de groene transitie te halen? Hoe kijken andere lidstaten tegen
deze situatie aan? Hoe kan de Europese Commissie een positieve rol spelen om de Europese
defensie-industrie te vergroenen en tegelijkertijd de investeringen in deze industrie
te bevorderen? Wat is de rol van lidstaten in dit proces? Zo vragen de leden van de
D66-fractie.
Net als andere sectoren heeft ook de defensie industrie stimulans en financieringsmogelijkheden
nodig om te kunnen verduurzamen. De Europese Commissie heeft hierin een rol, ook om
bijvoorbeeld bij verduurzaming de samenwerking met de NAVO te zoeken.
Een voorbeeld van de huidige inspanningen van de Europese Commissie om de defensie
industrie te verduurzamen is het Consultation Forum Sustainable Energy in the Defence and Security Sector (CF SEDSS) met als doel het bevorderen van de verduurzaming van de Europese defensieorganisaties
en de defensie industrie. Dit forum is een samenwerkingsverband met de EDA. De lidstaten
zoeken elkaar al regelmatig op. In algemene zin kan worden opgemerkt dat de defensie
industrie de klimaatambities van de lidstaten zelf volgt. Daarnaast kunnen lidstaten
bij het aanschaffen van materieel verduurzamingseisen stellen. Defensie heeft hiervoor
in samenwerking met de kennisinstituten en de industrie een roadmap energietransitie materieel ontwikkeld, die binnenkort aan uw Kamer wordt verzonden.
Vraag 12
De leden van de D66-fractie zijn content met de Nederlandse inzet binnen het kader
van de Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO) en zijn verheugd met de Nederlandse
deelname aan twee nieuwe projecten. Deze leden zijn echter ook bezorgd over de resultaten
van sommige projecten. Zij vragen of het kabinet nog steeds de mening deelt dat er
kritisch moet worden gekeken naar eventuele samenvoeging of beëindiging van PESCO-projecten.
Zo ja, hoe denkt de Minister bij te kunnen dragen om dit in EU-verband te doen? Hoe
kijken andere lidstaten hiertegen aan? Welke belemmeringen zijn er verder wat betreft
het behalen van resultaten binnen de PESCO-projecten? Hoe kunnen deze belemmeringen
volgens het kabinet gemitigeerd worden? Welke middelen zijn er hiervoor nodig? Wat
is het politieke krachtenveld hierbij? Op welke manier denkt de Minister verder dat
Nederland kan voldoen aan de gemaakte en bindende afspraken wat betreft de verschillende
PESCO-projecten, zodat de beoogde resultaten gehaald zullen worden? Zo vragen de leden
van de D66-fractie.
Antwoord
Het kabinet onderschrijft het belang om tot concrete resultaten te komen bij PESCO-projecten.
De Europese Ministers van Defensie hebben in 2020 aangegeven dat 26 van de toen 46
PESCO projecten volgens planning voor 2025 concrete resultaten moeten gaan opleveren.
Op 7 juli 2021 werd door de Hoge Vertegenwoordiger het jaarlijkse voortgangsrapport
over de implementatie van PESCO gepubliceerd. Hierin geeft de Hoge Vertegenwoordiger
aan dat mogelijk 9 projecten deze deadline niet gaan halen en roept de lidstaten op
om zich in te spannen voor het behalen van de beoogde resultaten. Het rapport is voor
uw Kamer toegankelijk via het EU delegates portal (documentnummer 10617/21).
Het kabinet is van mening dat projecten die te weinig of geen voortgang boeken moeten
worden samengevoegd of beëindigd. Het PESCO-secretariaat kan daarbij een adviserende
rol spelen. De project-deelnemers blijven echter zelf verantwoordelijk voor de realisatie
van de projecten. De resultaten en het succes van PESCO-projecten zijn afhankelijk
van realistische en heldere doelstellingen en van de inhoudelijke en financiële inzet
en inbreng van de participerende lidstaten, inclusief de lead nation. Het is daarom van belang dat de lidstaten gezamenlijk duidelijke doelen stellen
ten aanzien van wat het PESCO-project moet opleveren. Wat betreft het nakomen van
afspraken in en succesvol afronden van PESCO-projecten waar Nederland aan deelneemt,
is het van belang dat Nederland, daar waar relevant, in de vervolgfases van de projecten
de benodigde financiële bijdrage levert.
Vraag 13
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 12 en 13 januari 2022. Zij hebben nog
enkele vragen.
Met betrekking tot de Wagner Groep (die in het onderdeel «Diner met de NAVO en de
VN» wordt besproken) zijn de leden van de CDA-fractie blij dat er tijdens de EU Defensieraad
wordt gesproken over de verstorende werking van Private Military Companies (PMC),
zoals de Russische Wagner Groep, in landen waar de NAVO, EU en de VN stabiliteit en
vrede proberen te bewerkstelligen. In de brief worden Mali, Libië en de Centraal Afrikaanse
Republiek specifiek genoemd als landen waarin de Wagner Group aanwezig is. De leden
van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de grootte van de aanwezigheid van de Wagner
Group in Mali en in hoeverre deze groep op dit moment al werkzaamheden van de MINUSMA-missie
verstoord.
Antwoord
Er is geen aanvullende informatie bekend over de ondertekening van een samenwerkingscontract
tussen de Malinese autoriteiten en de Wagner-groep. Zoals aan uw Kamer gemeld, is
de Russische private militaire onderneming Wagner-groep volgens verschillende bronnen
momenteel actief in Mali. Voorts kan de aanwezigheid van Russische (para)militaire
eenheden in Centraal-Mali worden bevestigd. Het is op dit moment nog onbekend of dit
werknemers van de Wagner Groep betreft en om hoeveel personen het precies gaat. Er
zijn voor alsnog geen aanwijzingen dat de VN-missie MINUSMA in Mali wordt beïnvloed
door de aanwezigheid van de Wagner Groep in Mali. Het kabinet blijft de ontwikkelingen
nauwlettend in de gaten houden en blijft in nauw contact met zijn partners, de EU
en de VN over de standpunten en ontwikkelingen ten aanzien van de Wagner Groep en
mogelijke gevolgen voor de internationale inzet in Mali. De verwachting is dat de
VN hierover tijdens het RBZ-diner een update zal geven. Hierbij benadrukt het kabinet
wederom dat de maatregelen van de VN (en de EU) in verhouding dienen te zijn met de
aard en omvang van een eventuele samenwerkingsovereenkomst. Zoals reeds toegezegd,
zal het kabinet uw Kamer nader schriftelijk informeren zodra meer bekend is over de
inzet en/of een mogelijke overeenkomst.
Vraag 14
Met betrekking tot het onderdeel «Werksessie – Ruimte» onderschrijven de leden van
de CDA-fractie het belang van toegang tot de ruimte en zijn blij dat dit onderwerp
hoog op de agenda staat van het Franse EU-voorzitterschap. Tevens zijn de leden van
de CDA-fractie groot voorstander van de ontwikkeling van een EU-ruimtestrategie. Deze
leden hopen dat daarin de volgende aspecten worden opgenomen:
1. Veiligheid in de ruimte: Hoe houden we als EU toezicht, inzicht en overzicht van wat
er in de ruimte gebeurd met zogenaamde Space Situational Awareness (SSA) initiatieven
en middelen en hoe wapenen we ons tegen invloeden van buiten;
2. Veiligheid van de ruimte: Hoe houden we de eigen (nationale) middelen in de ruimte
veilig voor verstoring en vernietiging en
3. Veiligheid vanuit de ruimte: hoe kunnen we het ruimtedomein gebruiken om veiligheid
op aarde te vergroten. Deze leden vragen de Minister of in het nieuwe Strategische
Kompas en in de beoogde EU-ruimtestrategie de veiligheid in, van en vanuit de ruimte
kan worden verankerd en uitgewerkt.
Antwoord
Het kabinet dankt de leden van de CDA-fractie voor de constructieve bijdrage ten aanzien
van de op te stellen Europese Ruimteveiligheids- en -Defensiestrategie (EUSSDS). Deze
komen goed overeen met de inzet van het kabinet en zullen op hoofdlijnen door Nederland
worden ingebracht in de discussies hierover. Het kabinet hecht eraan om de kwetsbaarheid
in de ruimte te verminderen en de weerbaarheid van de samenleving te versterken en
zal ernaar streven dat de veiligheid in, van en vanuit de ruimte zal worden uitgewerkt
in de in het Strategisch Kompas aangekondigde EUSSDS.
Vraag 15
Tevens vragen deze leden of Nederland zich binnen de EU ook kan inzetten voor een
Europese inzet voor het versnellen van regelgeving in de ruimte en met betrekking
tot het ruimtedomein. Welke kansen ziet de Minister voor de Nederlandse ruimtevaartsector
met betrekking tot de Europese ruimte ambities?
Antwoord
De Europese ruimte ambities leiden inderdaad tot kansen voor de Nederlandse ruimtevaartsector.
Via het Netherlands Space Office en ESA zijn Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven betrokken bij de EU ruimtevaartmissies
in het kader van het Galileo en Copernicus-programma. Ook nieuwe ruimtevaartprogramma’s
van de EU, zoals ruimtevaartonderdeel van het European kwantum Communication Infrastructure initiatief (EuroQCI), biedt kansen voor bijvoorbeeld TNO en Nederlandse bedrijven.
Voor deze nieuwe infrastructuur zijn complexe onderdelen nodig, waarvoor Nederlandse
partijen expertise gaan leveren.
Nederland zet zich, ook in EU-verband, in voor het multilaterale (VN) proces om via
een stapsgewijze benadering het bestaande normatieve kader te versterken, eventueel
via aanvullende, bindende internationale juridische afspraken over verantwoord gedrag
in de ruimte (via AVVN resolutie 75/36).
Vraag 16
De leden van de CDA-fractie maken zich grote zorgen over de oplopende spanningen aan
de Russisch-Oekraïense grens. Deze leden vragen de Minister op welke wijze de EU wordt
betrokken bij gesprekken tussen Rusland en de VS over Europese veiligheid. Tevens
vragen deze leden hoe het kabinet ervoor wil zorgen dat belangen van Europese landen
voldoende worden gediend. Wanneer geldt een Russische actie volgens het kabinet als
«verdere agressie?» Ook vragen deze leden of er tijdens de Europese Raad van 16 december
jl. scenario’s zijn besproken waarin de EU overgaat tot het instellen van verdere
sancties tegen Rusland. Zo ja, is er overeenstemming bereikt over rode lijnen? Daarnaast
vragen deze leden hoe de Minister de Russische voorstellen voor een nieuwe Europese
veiligheidsarchitectuur beoordeelt. Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie hoe
de Minister de eis van het Europees parlement om uitsluiting van SWIFT op te nemen
in een eventueel sanctiepakket beoordeelt.
Antwoord
Het kabinet deelt de zorgen van de CDA-fractie. Het onderwerp zal ook besproken worden
tijdens deze informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie. De EU en de NAVO volgen de
ontwikkelingen aan de grens tussen Oekraïne en Rusland nauwgezet, en hebben hier ook
nauw contact over. Beide werken, binnen hun mandaat en mogelijkheden, aan verschillende
maatregelen om eventuele verdere Russische agressie richting Oekraïne af te schrikken.
Wanneer de situatie daar aanleiding toe geeft zullen verdere stappen genomen worden,
afhankelijk van de exacte situatie. Daarvoor zal o.a. politiek draagvlak en overeenstemming
nodig zijn, hetgeen zal afhangen van de precieze situatie. Het draagt niet bij aan
de afschrikking of de-escalatie van de huidige situatie om publiekelijk te speculeren
over de exacte definitie van agressie en de precieze grens voor welk ingrijpen.
Conform de motie van het lid Brekelmans c.s.3, zet Nederland zich actief in binnen EU-kader om een geloofwaardig en zwaar pakket
afschrikwekkende maatregelen voor te bereiden. Daarbij is het van belang om alle opties
op tafel te houden. Wat betreft SWIFT is duidelijk dat het uitsluiten van Rusland
van SWIFT verstrekkende gevolgen heeft, zowel voor het mondiale financiële systeem
als voor de Russische economische positie en die van al haar burgers en bedrijven.
Op de precieze aard van mogelijke sancties die worden overwogen kan op dit moment
echter nog niet verder worden ingegaan.
De voorstellen voor een nieuwe «veiligheidsarchitectuur» die Rusland publiekelijk
heeft gedeeld in twee ontwerpverdragen met de NAVO en de VS, staan haaks op het principe
van soevereiniteit en druisen in tegen de uitgangspunten waarop de Europese veiligheidsordening
sinds de Helsinki Slotakte is gebaseerd. De ontwerpverdragen zullen nog nader met
bondgenoten besproken worden.
Vraag 17
Het jaarlijkse rapport van het Europees Defensie Agentschap (EDA) laat zien dat Europese
defensie-investeringen in 2020 zijn toegenomen, maar dat gezamenlijke investeringen
op het laagste niveau zijn sinds 2005 (het jaar waarin EDA begon met dataverzameling).
Dit baart de leden van de CDA-fractie zorgen. Deze leden vragen de Minister hoe hij
verklaart dat, ondanks de vele initiatieven die sinds 2016 zijn genomen om Europese
defensiesamenwerking te versterken, de gezamenlijke investeringen zich op een dieptepunt
bevinden. Daarnaast vragen deze leden de Minister of hij verwacht dat samenwerking
in het kader van het Europees Defensiefonds hier verandering in zal brengen.
Antwoord
Zie het antwoord bij vraag 9.
Vraag 18
Ook zijn deze leden benieuwd naar de gevolgen die de EU taxonomie heeft voor de defensie-industrie.
Zij vragen wat de inzet van het kabinet ten aanzien van de toegang van defensiebedrijven
tot (duurzame) financiering is.
Antwoord
Zie het antwoord bij vraag 10.
Vraag 19
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie wat het krachtenveld in de Raad op het gebied
van duurzaamheidsambities en defensiefinanciering is.
Antwoord
Zie het antwoord bij vraag 11.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
Raymond de Roon, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
F.H. Mittendorff, adjunct-griffier