Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 17 en 18 januari 2022 (Kamerstuk 21501-07-1807)
2022D00686 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 12 januari 2022 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over de geannoteerde agenda voor de Eurogroep/Ecofinraad
d.d. 17 en 18 januari 2022 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1807) en enkele andere brieven (Kamerstuk 21 501-07, nrs. 1803, 1804 en 1806).
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Kling
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben daarbij
nog enkele opmerkingen en vragen.
Ten aanzien van de voorbereiding van de bijeenkomst van de Ministers van financiën
en de presidenten van de centrale banken van de G20 in februari 2022 en het EU-mandaat
voor deze G20, geeft het kabinet aan dat Nederland zich kan vinden in de inzet zoals
benoemd in de EU Terms of Reference. Kan de Minister deze nader toelichten? Hoe kijkt
het kabinet aan tegen het expansieve beleid van de belangrijkste centrale banken van
de G20, en het ECB-beleid in het bijzonder? Kan de Minister een overzicht geven van
de «balance sheets» van de centrale banken van de G20 ten opzichte van hun economie?
Klopt het dat de «balance sheet» van de Europese Centrale Bank (ECB) als gevolg van
het almaar opkopen van schulden inmiddels boven de 80 procent van de economie van
de eurozone is gestegen? Welke relatie ziet de Minister met de oplopende inflatie
in de eurozone en toenemende risico’s in het financiële systeem? Hoe beoordeelt de
Minister de houdbaarheid van het huidige ECB-beleid en hoe bepaalt dit de Nederlandse
inzet in de G20?
Ten aanzien van het jaarlijkse overzicht van risicoreductie in de Europese bankensector,
concludeert de Minister dat met de invoering van de gemeenschappelijke achtervang
van het Single Resolutie Fund (SRF), de functie van de jaarlijkse risicoreductiebrief
komt te vervallen. De leden van de VVD-fractie delen deze conclusie niet en blijven
risicoreductie een belangrijk onderwerp vinden, met name in het kader van een eventueel
Europees depositogarantiestelsel (EDIS). Daarom vragen de leden van de VVD-fractie
de Minister de jaarlijkse risicoreductiebrief te continueren. Kan de Minister dat
toezeggen?
Ten aanzien van de Kamerbrief «Brede bespiegeling ten aanzien van het Stabiliteits-
en Groeipact (SGP)» van 14 december 2020, onderstrepen de leden van de VVD-fractie
het belang van gezonde overheidsfinanciën en houdbare overheidsschulden. Deze leden
delen de analyse van het kabinet dat prudent begrotingsbeleid alleen mogelijk is als
ook de naleving en handhaving van de regels binnen het stabiliteit- en groeipact verbetert.
Volgens het kabinet kan vereenvoudiging van de regels daarbij helpen. Kan de Minister
precies uiteenzetten welke regels het hier betreft, waar deze zijn terug te vinden
en op welke wijze deze volgens de Minister vereenvoudigd dienen te worden?
Deze leden lezen dat het kabinet het van belang acht dat er voldoende aandacht blijft
bestaan voor het verder vergroten van marktdiscipline. Volgens het kabinet kan het
inprijzen van risico’s en het vergroten van markdiscipline onder andere door het beter
meewegen van de risico’s van staatsobligaties op bankbalansen. Is dit nog steeds een
voorwaarde voor het kabinet om in te stemmen met aanpassingen van de Europese begrotingsregels
of eventuele invoering van een Europees depositogarantiestelsel?
Naast prudent begrotingsbeleid kan de houdbaarheid van overheidsfinanciën worden verbeterd
door economische groei, zo stelt ook het kabinet. Deelt het kabinet de analyse van
de leden van de VVD-fractie dat een te hoge staatsschuld, uiteindelijk juist remmend
werkt op economische groei? Deelt het kabinet dan ook de analyse dat er een punt is
dat niet meer overheidsuitgaven nodig zijn voor groei, maar juist minder. Binnen welke
bandbreedte ligt dit punt? Het kabinet wijst in dit verband ook op de observatie van
de Europese Commissie dat de schuldhoudbaarheidsrisico’s sterk zijn toegenomen in
een groot deel van de lidstaten in de afgelopen jaren. Voor welke lidstaten geldt
dit volgens het kabinet?
Het kabinet wijst in dit kader ook op het risico dat lidstaten de grenzen van de flexibiliteit
opzoeken en daar overheen gaan, zoals in de afgelopen jaren is gebeurd. De leden van
de VVD-fractie delen de zienswijze van het kabinet dat dit vooral komt door onvoldoende
handhaving. Hoe zou het kabinet deze handhaving concreet willen aanscherpen? Is het
kabinet van mening dat structurele niet-naleving van de begrotingsafspraken ook consequenties
moet hebben voor de toegang tot Europese noodsteunfondsen en steunmaatregelen vanuit
bijvoorbeeld de ECB?
Het kabinet geeft aan voorstander te zijn van het tijdig uitfaseren van het tijdelijke
staatssteunkader voor het bieden van coronasteunmaatregelen (state aid temporary framework).
Wat ziet het kabinet hierbij als een tijdig afbouwpad? Wat betekent dit voor de Nederlandse
steunmaatregelen aan bedrijven en sectoren vanaf dat moment?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van het kabinet inzake
van de agenda voor de Eurogroep/Ecofinraad, het bijhorende verslag, de brief over
de risicoreductie van de bankensector en over het Nederlandse inbreng consultatiesessies
inzake het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Voor de leden van de D66-fractie is Europa
en de Monetaire Unie een belangrijk onderwerp. Om deze reden hebben deze leden nog
meerdere vragen.
De Europese Commissie onderschrijft dat tijdige en goed gecoördineerde maatregelen
op zowel nationaal als EU-niveau eraan bijdragen dat de eurozone zich sneller herstelt
dan na de crisis van 2008 [agendapunt economische aanpassing en veerkracht]. De leden
van de D66-fractie vragen welke lessen de Minister trekt over de coördinatie en de
tijdigheid van de maatregelen die in de pandemie zijn genomen, zowel op nationaal
als Europees niveau. Hoe kijkt de Minister daarnaast aan tegen de afbouw van steunpakketten
in de Eurozone en in welke termijn verwacht de Minister dat dit gerealiseerd kan worden?
Met interesse hebben de leden ook kennisgenomen van de aanbevelingen voor de eurozone
voor 2022. Kan de Minister aangeven wat de consequenties zijn voor het Nederlandse
begrotingsbeleid mochten deze aangenomen worden?
In het coalitieakkoord is daarnaast aangekondigd dat er een hervormingsdiscussie gevoerd
zal worden over het SGP. Kan de Minister aangeven wat de tijdslijn is voor deze discussie?
Kan de Minister daarnaast ook de tijdslijn voor de eigen middelen schetsen en aangeven
wat hier de huidige stand van zaken voor is? Hoe denkt de Minister gebruik te kunnen
maken van het Frans voorzitterschap om deze discussie binnen de Europese Unie goed
te voeren?
In de Ecofinraad zal van gedachten worden gewisseld over de ontwikkelingen van het
tijdelijk coronaherstelfonds, de Recovery and Resilience Facility (RRF). Zou de Minister
een tijdslijn kunnen geven van het indienen van de Nederlandse plannen voor het RRF
nu de formatie is afgerond?
De leden van de D66-fractie vragen om een rekenvoorbeeld te geven hoe het effectieve
belastingtarief zou worden berekend bij toepassing van de richtlijn inzake een minimumbelastingtarief.
Deze leden vragen welke factoren daarbij van belang zijn. Worden bijvoorbeeld bepaalde
kosten niet in aftrek toegestaan of wordt er gerekend met commerciële winst om de
effectieve belastingdruk te berekenen? De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet
kan toezeggen te pleiten voor zo min mogelijk uitzonderingen in de toepassing van
de richtlijn van een minimumbelastingtarief.
De leden van de D66-fractie vragen of de systematiek van de Undertaxed Payments Rule
(UTPR) kan worden toegelicht. De leden van de D66-fractie vragen wat een akkoord op
een richtlijnvoorstel inzake pijler 1 betekent voor het richtlijnvoorstel inzake de
digitaledienstenbelasting.
Tot slot hebben de leden ook nog een aantal vragen over de risicoreductie van de bankensector.
De leden van de D66-fractie lezen in de richtlijn kapitaalvereisten dat deze richtlijn
wordt gewijzigd zodat ESG-risico’s beter worden geïntegreerd. Volgens De Nederlandsche
Bank (DNB) hebben Nederlandse banken slecht zicht op de klimaatrisico’s die zij lopen.
In de antwoorden bij het schriftelijk overleg over financiële marken – stabiliteit
en instituties1 laat de Minister weten dat er nog belangrijke stappen gezet moeten worden. Uit de
informatie over de stresstest in bijlage II begrijpen de leden van de D66-fractie
dat de uitkomsten van de stresstest over het algemeen positief stemmen volgens het
kabinet. Geldt dat ook voor klimaat-gerelateerde uitkomsten van de stresstest?
De leden van de D66-fractie begrijpen uit de antwoorden bij het schriftelijk overleg
over financiële marken – stabiliteit en instituties dat 19 procent van de ondertekenaars
van het klimaatcommitment een actieplan heeft met doelstellingen die zijn afgestemd
op het Parijsakkoord. Deze leden vragen naar de inzichten van banken in de gevolgen
van klimaatverandering op hun activa met het oog op de herziene methodologie van de
Europese Bankenautoriteit (EBA) in 2023. Kunnen Nederlandse banken leren van voorbeelden
uit andere lidstaten?
De leden van de D66-fractie steunen aanvullende maatregelen die in de aankomende jaren
worden genomen om de weerbaarheid van banken te verbeteren. Deze leden vragen naar
de versterking van de weerbaarheid van banken enerzijds met strengere regelgeving
en de opmars van alternatieven zoals cryptovaluta anderzijds.
De leden van de D66-fractie constateren dat belangrijke regels voor de bestrijding
van witwassen en terrorismefinanciering een negatief effect lijken te hebben op de
toegankelijkheid. Hoe wordt de toegankelijkheid voor de verschillende groepen gebruikers
van financiële diensten geborgd bij het steeds strenger worden van de regelgeving?
De leden van de D66-fractie lezen verder dat het toezicht op geautoriseerde kredietbeheerders
die grensoverschrijdend werken wordt verdeeld tussen bevoegde autoriteiten in verschillende
lidstaten. Deze leden horen graag hoe de Nederlandse toezichthouders in Europees perspectief
functioneren en welke lessen er kunnen worden getrokken uit het toezicht op financiële
instellingen in andere landen.
De leden van de fractie van D66 begrijpen uit de antwoorden bij het schriftelijk overleg
over financiële markten – consument en dienstverlening2 dat de vorderingen zoals die zijn uitgezet in het FinTech-actieplan voor pijler 3,
op het gebied van regelgeving, veel ontwikkelingen kent. Omdat die ontwikkelingen
voornamelijk Europees zijn, vragen deze leden naar de manier waarop Nederland zich
onderscheidt van andere lidstaten om te zorgen voor een bloeiende FinTech-sector in
Nederland. Deze leden lezen in bijlage II van de brief over de risicoreductie in de
Europese bankensector dat er veel nieuwe regelgeving wordt verwacht voor Europese
financiële instellingen. De leden van de D66-fractie vragen naar het effect van deze
additionele regelgeving op de FinTech-sector in Nederland.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken met betrekking tot
de Eurogroep en Ecofinraad van 17 en 18 januari 2022. Naar aanleiding van het genoemde
punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.
De leden van de PVV-fractie willen allereerst weten wat we de komende tijd kunnen
verwachten van het nieuwe kabinet als het gaat om de Eurogroep en Ecofinraad. Op welke
punten verschilt het kabinet Rutte IV van het vorige kabinet als het gaat om de volgende
thema’s: bankenunie en met name EDIS (1), eurobonds (2), Europese belastingen (3),
nieuwe eigen middelen (4), begrotingsregels (SFP) (5) en opkoopprogrammas ECB (6)?
De leden van de PVV-fractie merken vervolgens op dat de Europese Commissie drie nieuwe
inkomstenbronnen heeft voorgesteld, die per jaar zo’n 17 miljard euro moeten opleveren.
Het gaat om inkomsten uit de CO2-emissiehandelsysteem, om de CO2-grensheffing en een nieuwe winstbelasting voor multinationals. De leden van de PVV-fractie
vragen naar het standpunt van het kabinet hierover. Zal het kabinet instemmen met
de introductie van nieuwe Europese belastingen? Is het kabinet bereid hiervan afstand
te nemen? Wat bedoelt het kabinet met de zinsnede uit het Coalitieakkoord: «We zetten
in op digitale dienstenbelasting, vliegtaks, CO2-grensheffing en minimumtarief voor winstbelasting.... Deze worden in principe nationaal
geïncasseerd.» Hoeveel geld denkt de Minister met deze belastingen op te kunnen halen?
Zijn dit inkomsten voor Nederland of voor de Europese Unie?
De leden van de PVV-fractie merken voorts op dat Frankrijk als huidige voorzitter
van de Europese Raad heeft gepleit voor meer «strategische autonomie» en weerbaarheid
voor de Europese Unie. Tevens heeft Frankrijk onder andere gepleit voor meer Europese
defensiesamenwerking, ruimere begrotingsregels en het afronden van een Europees minimumloon3. De leden van de PVV-fractie willen weten of de Minister het eens is met Frankrijk
dat de Europese Unie meer weerbaar en autonoom moet worden. Kan de Minister ook aangeven
wat het standpunt is over meer Europese defensiesamenwerking, ruimere begrotingsregels
en een Europees minimumloon?
De leden van de PVV-fractie merken op dat Nederland nog steeds geen herstelplan heeft
ingediend. De leden van de PVV-fractie willen weten wanneer Nederland naar verwachting
het herstelplan zal indienen?
De leden van de PVV-fractie merken tevens op dat het kabinet voornemens is de zelfstandigenaftrek
versneld af te bouwen en een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp’ers
te introduceren, wat tevens een van de voorwaarden was van de Europese Commissie voor
het verkrijgen van de gift van 5,8 miljard euro. De leden van de PVV-fractie willen
weten welke afweging het kabinet heeft gemaakt om de zelfstandigenaftrek verder af
te bouwen. Maakt Nederland hierdoor nu aanspraak op de 5,8 miljard euro? Bouwt het
kabinet de zelfstandigenaftrek versneld af, omdat het van de Europese Commissie moet?
De leden van de PVV-fractie merken verder op dat 40 miljard van de 222 miljard die
Italië ontvangt van de RRF-gelden bestemd is voor gemeenten4. De leden van de PVV-fractie willen weten hoe de Minister dit beoordeelt. Op welke
manier zal voorkomen worden dat er weer miljarden verspild worden, mede omdat de fondsen
eerst langs ministeriële en regionale tussenpersonen (lees: strijkstokken) moeten
afleggen?
De leden van de PVV-fractie vragen tevens naar een update van hoeveel elke lidstaat
tot nu toe uit het RRF heeft ontvangen en maximaal kan ontvangen aan subsidies en
leningen (uitsplitsen per lidstaat).
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie willen de Minister ten eerste feliciteren met haar nieuwe
functie als Minister van Financiën, deze leden zien uit naar samenwerking en wensen
haar alle succes en wijsheid in het beheren van de Nederlandse schatkist en het vertegenwoordigen
van de Nederlandse belangen in Europese gremia als de Eurogroep en Ecofinraad.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre de Eurogroep en Ecofinraad
spreken over de huidige toenemende inflatie en wat de Europese Unie kan doen om deze
te beteugelen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven, wellicht doormiddel van
een tijdpad, wanneer Nederland zijn herstelplan om middelen uit het RRF te verkrijgen
zal inleveren bij de Europese Commissie.
Het kabinet hecht waarde aan het gelijke speelveld binnen de interne markt en kan
daarom het belang onderstrepen van het tijdig afbouwen van overheidssteun binnen de
interne markt door middel van het uitfaseren van het State Aid Temporary Framework.
De leden van de CDA-fractie steunen de Minister hierin ten zeerste en vragen de Minister
hoe die uitfasering er nu uitziet en verzoeken de Minister in haar verslag van de
vergadering aan te geven of er versnelling zal plaatsvinden in de uitfasering naar
aanleiding van deze vergadering.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er een eerste gedachtewisseling over de implementatie
van Pijler 2 in de Raad zal plaatsvinden. Dit lijkt hen wat vroeg, nog voor de Kamer
input heeft kunnen leveren op het BNC-fiche. Waar het in de ogen van deze leden overigens
opvallend is dat de Europese Commissie net voor de kerst twee dagen nadat de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) haar voorstel presenteerde dit
al heeft omgezet in een Richtlijn. Hoewel de leden van de CDA-fractie het komen tot
een geharmoniseerd minimumtarief ondersteunen, ontvangen zij ook signalen dat de regels
die de OESO heeft voorgesteld technisch zodanig ingewikkeld zijn, dat die ook risico’s
inhouden. Zo zitten er ingewikkelde regels voor bij-heffing tot aan een minimumbelastingtarief
in het voorstel van de OESO en daarmee van de Europese Unie. Het risico bestaat dat
met een zodanig ingewikkeld systeem dubbele belastingheffing voor bedrijven ontstaat.
Kan de Minister meer duidelijkheid geven over waar de moeilijkheden en gevoeligheden
in het voorstel zitten? Kan de Minister dit ook in de bespreking inbrengen, zodat
een goede inhoudelijke discussie kan worden gevoerd over dergelijke risico’s en hoe
de Europese Unie daarmee wil omgaan? Deze leden willen graag dat de wetgeving zorgvuldig
tot stand komt en niet onder hoge tijdsdruk te snel wordt aangenomen. In hoeverre
verwacht de Minister ook dat onder de lidstaten afwijkende standpunten worden ingenomen
over de manier waarop het «zachte» voorstel van de OESO zal worden geïmplementeerd?
Wat is de houding van de Minister ten opzichte van voorstellen van lidstaten tot afwijkingen
van de regels? En als andere lidstaten voor hen specifieke uitkomsten uitonderhandelen,
heeft de Minister dan ook al een plan klaarliggen voor de positie en de strategische
belangen van Nederland in de onderhandeling? Kan de Minister in het overleg ook meer
gevoel krijgen bij hoe landen buiten Europa het OESO-voorstel zullen implementeren?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister ten eerste te bevestigen dat de discussie
over de hervorming van het SGP inderdaad een gedachtewisseling betreft en wanneer
er besluiten genomen worden om aanpassingen te doen, hoe gering dan ook, de Minister
dit eerst aan de Kamer voorlegt. Wat betreft het algemene standpunt van het kabinet
betreffende de hervorming van het SGP wordt in de geannoteerde agenda verwezen naar
de brief van het kabinet van 10 december jl. De leden van de CDA-fractie vragen de
Minister aan te geven of het nieuwe kabinet het gelijke standpunt bezigt als haar
voorgangers hieromtrent en vragen de Minister tevens aan te geven waar voor haar de
belangrijkste punten in de hervorming van het SGP liggen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of er in de gedachtewisseling over
het economisch beleidsraamwerk van de Europese Unie ook wordt gesproken over de schuldenpositie
van lidstaten. Deze leden vragen de Minister wanneer zich daar de gelegenheid voor
voordoet aan te geven dat herziening van richtlijnen omtrent het Europese monetaire
beleid, hulp- en investeringsprogramma en het handhaving en sanctie-instrumentarium
de reductie van schulden in acht wordt genomen en voor Nederland dit als voorwaarde
geldt voor hervormingen van het SGP.
In de geannoteerde agenda geeft de Minister aan dat er lidstaten zijn die inzetten
op een snelle invoering van EDIS, terwijl andere lidstaten juist verdere risicoreductie
benadrukken. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven welke lidstaten
inzetten op de snelle invoering en welke lidstaten dat juist niet willen. Deze leden
hebben bovendien het idee dat de Europese banken goed door de economische crisis als
gevolg van de pandemie zijn gekomen en vragen de Minister dit te bevestigen of indien
dat niet het geval is aan te geven waar de Europese bankensector in de problemen is
of dreigt te komen.
Het kabinet is voornemens in te stemmen met het nieuwe uitvoeringsbesluit omtrent
SURE voor Hongarije. Het betreft de oorspronkelijke uitvoeringsbesluit van goedgekeurde
maatregelen alsook de financiering van de nieuwe maatregel voor zelfstandigen zonder
personeel recht doen aan de doelstellingen. De leden van de CDA-fractie vragen de
Minister of het niet logisch zou zijn om alle nieuwe financieringen aan Hongarije
op te schorten totdat duidelijk is of het rechtsstatelijkheidsmechanisme zoals onder
het Meerjarig Financieel Kader (MFK) is opgesteld van toepassing is. Deze leden begrijpen
dat SURE niet onder het MFK valt, maar vragen de Minister of deze ook ziet dat extra
en nieuwe betalingen aan een lidstaat dat aan de vooravond staat om onder de beperkingen
van het rechtsstatelijkheidsmechanisme te vallen en dat in een artikel 7 procedure
verwikkeld is, niet onmogelijk is, maar wel moeilijk te rijmen. Deze leden vragen
de Minister hoe zij deze samenhang ziet. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister
daarom te bevestigen dat ook bijvoorbeeld journalisten of andere freelance media gebruik
kunnen maken van deze nieuwe middelen en deze leden vragen of ook Ngo’s binnen de
financieringsmogelijkheden van deze regeling vallen.
Tenslotte hebben de leden van de CDA-fractie een vraag over een aanstaande nieuwe
regeling die in België in de maak is en Nederlandse gepensioneerden hard lijkt te
gaan treffen. De Belgische regering werkt aan een wetswijziging waardoor gepensioneerde
Nederlanders die in België wonen 10.000 tot 15.000 euro meer aan belasting moeten
gaan betalen. Deze leden vragen de Minister nadere toelichting te geven op de inhoud
van deze voorgenomen wetgeving. Is deze wetgeving volgens de Minister in lijn met
het belastingverdrag tussen Nederland en België? En is de wetgeving volgens de Minister
in lijn met de Europese verdragen? Is deze regelgeving volgens de Minister in lijn
met Verordening 883 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en
zo niet, treedt Nederland dan met België in overleg? Deze leden vragen de Minister
hierover informatie in te winnen bij haar Belgische collega en in gesprek te gaan
hierover.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie danken het kabinet voor de geannoteerde agenda.
Zij hebben een aantal vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat vanuit de doorrekening van het coalitieakkoord
door het Centraal Planbureau (CPB) blijkt dat, zelfs als incidenteel veronderstelde
uitgaven inderdaad als incidenteel verondersteld worden, de lange termijn staatsschuld
substantieel boven de in de verdragen gecodificeerde 60 procent uitkomt. Deze leden
vragen allereerst of het kabinet deze feitelijke vaststelling onderschrijft.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat het te voeren begrotingsbeleid door
het kabinet zelf de Nederlandse positie beïnvloed inzake de nu gaande discussie over
de toekomst van het SGP. Het vorige, demissionaire, kabinet heeft voor enkele aanpassingen
gepleit, die zich vooral bevinden in de sfeer van modernisering. Maar het feit dat
de Nederlandse staatsschuld zelf op langere termijn substantieel boven de 60 procent
uitkomt doet ook iets met de geloofwaardigheid waarmee Nederland pleit voor (naleving
van) 60 procent als hard anker terwijl zij hier zelf ook niet aan gaat voldoen. Hoe
gaat Nederland zich de komende tijd opstellen in de discussie over het gewenste schuldniveau?
Ziet het kabinet in dat het asymmetrisch zou zijn om voor harde naleving van schuldafbouw
richting 60 procent te pleiten (inclusief consequenties) terwijl dit kabinet zelf
plannen initieert die daar tegendraads aan zijn?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de CPB-raming dat dit kabinet op een
EMU-saldo van –2,7 procent stuurt, zich verhoudt tot de SGP-regels waarin gestuurd
wordt op een Medium Term Objective (MTO) van maximaal 0,5 procent? Is het kabinet
het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat het kabinet op dit punt zelf laat
zien dat er meer budgettaire ruimte moet zijn voor de financiering van de grote transities
(landbouw, energie, infra) dan de saldo-regels uit het SGP op dit moment toelaten?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of zij een beschouwing kunnen ontvangen
van het politieke speelveld omtrent het punt van schuldafbouw in het SGP. Heeft Nederland
op haar netvlies dat verschillende Eurocommissarissen, zoals Hahn uit Oostenrijk en
Dombrovskis, en ook grote lidstaten, zoals Frankrijk en Italië, gepleit hebben voor
een meer nationaal-specifieke benadering ten aanzien van schuldafbouw? Waar bevindt
Nederland zich in dit speelveld?
Deze leden vragen daarnaast of het kabinet het met de leden van de GroenLinks-fractie
eens is dat, mits eigenaarschap goed geborgd wordt, een meer nationale bepaling van
schuldafbouw het draagvlak voor het SGP kan verhogen, terwijl strikte toepassing van
de bestaande schuldafbouwregel (1/20e boven de 60 procent per jaar) in 2022 juist kan leiden tot forse bezuinigingen die
het herstel juist schaden?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet een rekenvoorbeeld kan geven
van het EMU-saldo waar landen als Italië, Ierland of Spanje op moeten sturen op het
moment dat zij bij het huidige schuldniveau in 2023 de 1/20e schuldafbouwregel opnieuw zouden moeten toepassen en wat dit betekent qua hoeveel
miljarden er bespaard dan wel aan lasten verzwaard moeten worden.
De leden va de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet een macro-economische beschouwing
kan geven over de theorie en praktijk, waaruit blijkt dat de groei van een land niet
afneemt als de schuld voorbij de 90 procent van het bbp gaat (zie bijvoorbeeld de
publicaties Herndon et al (2021), Does high public debt consistently stifle economic
growth? A critique of Reinhart and Rogoff, en ook de situatie in landen als Japan)?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen daarnaast naar de implicaties van deze macro-economische
analyse voor de manier waarop over ankers binnen het SGP nagedacht moet worden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat Nederland van plan is in te brengen
(in de consultatie) en te stemmen op de gedelegeerde handeling van de Europese Commissie
inzake het integreren van nucleaire en fossiele gasactiviteiten in de groene taxonomie
en of de Kamer hierover tijdig geïnformeerd kan worden. Deze leden vragen bovendien
of het kabinet erkent dat de gedelegeerde handeling zoals de Europese Commissie voorgesteld
heeft, betekent dat de Europese groene taxonomie minder ambitieus wordt dan enkele
bestaande taxonomieën, zoals in Frankrijk en vragen of het kabinet het met de leden
van de GroenLinks-fractie eens is dat dit haast beschamend is.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet om een update omtrent de Raadsonderhandelingen
inzake het voorstel voor EU Green Bonds. Wat is hier het speelveld, en hoe maakt Nederland
zich er hard voor om «institutionele greenwashing», zoals de heer Vijlbrief het namens
het vorige kabinet noemde, te voorkomen, bijvoorbeeld doordat een deel van de Green
Bonds niet taxonomy-aligned zouden hoeven zijn?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet voornemens is een BNC-fiche
te sturen over de mededeling van de Europese Commissie omtrent nieuwe eigen middelen,
welke gepubliceerd is op 22 december jl., en wat hierbij de overwegingen zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben daarbij
nog enkele vragen.
De leden van de Volt-fractie vragen hoe en op welke termijn het kabinet invulling
zal geven aan de Inclusive Framework van de Base Erosion and Profit Shifting (BEPS).
Is het kabinet van mening dat Nederland geclassificeerd kan worden als «belastingparadijs»?
Welke definitie van «belastingparadijs» hanteert het kabinet hierbij? Verwacht het
kabinet dat de belastingontwijking door multinationals door het Inclusive Framework
BEPS significant gaat worden beperkt en zal dit het label van Nederland als «belastingparadijs»
wegnemen? Zo ja, waarom? Zo niet, waarom? Hoe staat het kabinet tegenover het voornemen
van de Europese Commissie om een minimum vennootschapsbelasting in te voeren gebaseerd
op Pilar II in het Europees recht? In het coalitieakkoord staan geen hervormingen
ten aanzien van de winstbelasting opgenomen. Wat voor hervormingen in het belastingstelsel
heeft het kabinet voor ogen om de naleving van het Inclusive Framework BEPS mogelijk
te maken en ervoor te zorgen dat grote multinationals, met hulp van het Nederlands
belastingstelsel, geen tot nauwelijks winstbelasting betalen?
De leden van de Volt-fractie vragen hoe de Minister het voornemen onder het Franse
voorzitterschap om zo snel mogelijk te komen tot een interinstitutionele overeenkomst
met betrekking tot de Europese richtlijn minimumloon beziet. Waarop sorteert de Minister
voor met betrekking tot deze richtlijn, ervan uitgaande dat er in 2022 gekomen zal
worden tot een overeenkomst? Welke acties is de Minister van plan te nemen? En op
welke termijn? De Minister geeft aan dat het derde thema van het Frans voorzitterschap
is «het werken aan een verantwoordelijk en duurzaam kapitalistisch systeem, door het
financieren van de klimaat- en digitale transities en het bestrijden van financiële
criminaliteit (onder andere door middel van wetgeving op het gebied van anti-witwassen).»
De leden van de Volt-fractie vragen hoe de Minister een verantwoordelijk en duurzaam
kapitalistisch systeem omschrijft? Is dit volgens de Minister een na te streven doel
op zich en zo ja, waarom? Hoe draagt het bestrijden van financiële criminaliteit bij
aan het bereiken van het doel?
De leden van de Volt-fractie vragen welke hervormingen, om te voldoen aan de landenspecifieke
aanbevelingen en zo in aanmerking te komen voor de voor Nederland beschikbare gelden
uit het Europees Herstelfonds, het kabinet voornemens is door te voeren. Verwacht
het kabinet, met de huidige voorgenomen hervormingen, goedkeuring te krijgen vanuit
de Europese Commissie voor het ontvangen van de gelden beschikbaar voor Nederland
uit het RRF? Welke specifieke hervormingen is het kabinet voornemens door te voeren
op de woningmarkt? De leden van de Volt-fractie hebben in het coalitieakkoord niets
vernomen over de afschaffing (op termijn) van de hypotheekrenteaftrek, een van de
landenspecifieke aanbevelingen voor Nederland vanuit de Europese Commissie. Wat zijn
de plannen van het kabinet hieromtrent? Is het kabinet voornemens de aftrek af te
schaffen? Zo niet, waarom niet? Welke hervormingen is het kabinet, in het kader van
de landenspecifieke aanbevelingen, voornemens door te voeren op het gebied van de
hervorming van het belastingstelsel? Hoe is het kabinet van plan zgn. agressieve fiscale
planning evenals belastingontduiking effectief tegen te gaan? Is de Minister in dit
kader van mening dat Nederland geclassificeerd kan worden als belastingparadijs? Hoe
verhoudt het voornemen van Nederland om zich op te stellen als voortrekkersland in
EU-verband zich tot het voornemen van Nederland om de RRF-gelden niet te gebruiken
voor nieuwe, structurele investeringen, maar in te zetten voor uitstaande uitgaven
in de begroting? De vorige Staatssecretaris heeft in het afgelopen commissiedebat
toegezegd aan het lid Van der Lee (GroenLinks), die namens de Volt-fractie sprak,
om na te gaan in hoeverre de mate van transparantie rondom de besteding en audits
en monitoring van de RRF-gelden zo hoog mogelijk gemaakt kan worden. Hoe is hieraan
sinds dit debat uitvoering gegeven? En hoe zal hieraan uitvoering gegeven worden door
het nieuwe kabinet? Welke ideeën hierover liggen er ter bespreking op het ministerie?
Wordt daarbij ook gekeken naar andere Europese lidstaten, zoals bijvoorbeeld Spanje,
dat deze monitoring en audits serieus en extensief heeft opgezet? Hoe staat het met
de uitvoering van de motie Dassen5? Kan de Minister toelichten hoe stakeholders op dit moment worden betrokken bij de
vorming van de plannen? Indien dit nog niet gebeurd is, waarom niet? Op welke termijn
zal dit wel gebeuren? Hoe is de Minister voornemens de motie Gündoğan c.s.6 uit te voeren? Op welke manier zullen relevante stakeholders betrokken worden bij
dit proces? Zullen de Nederlandse RRF-plannen getoetst worden aan eisen met betrekking
tot gendergelijkheid? Kijkt de Minister in het opstellen van deze eisen ook naar een
land als Denemarken, dat haar plannen nadrukkelijk toetst aan het principe van gendergelijkheid?
In het coalitieakkoord lezen de leden van de Volt-fractie dat de RRF-gelden niet gebruikt
zullen worden voor nieuwe investeringen, maar ter opvulling van uitstaande uitgaven
in de begroting. Wat is de onderbouwing van de Minister voor deze keuze? Is de Minister
het met de leden van de Volt-fractie eens dat dit indruist tegen de geest van het
Europese herstelfonds, te weten Europa ondersteunen in het herstel van de coronacrisis
middels structurele, lange termijn investeringen in de toekomst en hervormingen? Bovendien
lezen de leden van de Volt-fractie dat de invulling van de RRF-gelden gebaseerd zal
worden op de plannen uit het coalitieakkoord, maar daarin lezen de leden van de Volt-fractie
niet welke hervormingen Nederland zal doen om aan de landenspecifieke aanbevelingen
te voldoen alvorens in aanmerking te komen voor de RRF-gelden beschikbaar voor Nederland.
Kan de Minister aangeven wat haar verwachtingen zijn van het oordeel van de Europese
Commissie ten aanzien van de huidige plannen uit het coalitieakkoord? Verwacht de
Minister dat de Commissie akkoord zal gaan met het indienen van deze plannen om aanspraak
te maken op de RRF-gelden beschikbaar oor Nederland? Zo ja, waarom? Welke nieuwe investeringen
zouden er volgens de Minister in de Nederlandse RRF-plannen moeten komen te staan
om ons de crisis uit te helpen? Wanneer verwacht de Minister het Nederlandse RRF-conceptplan
in te dienen bij de Commissie voor informele toetsing? Is de Minister voornemens voorafgaand
aan de indiening de decentrale overheden nog te betrekken bij het conceptplan? En
de Kamer? Kan de Minister het exacte tijdspad schetsen richting indiening van het
Nederlandse RRF-plan? Welke gevolgen heeft het voor het voornemen van het kabinet
om Nederland voortrekkersland in EU-verband te maken indien het Nederlandse RRF-plan
niet geaccordeerd wordt door de Europese Commissie, en Nederland de RRF-gelden niet
uitgekeerd zal krijgen?
De leden van de Volt-fractie vragen op welke gevolgen van de alsmaar verder toenemende
inflatie de Minister voorsorteert. Op welke manier zullen de gevolgen voor minima
beperkt worden? Acht de Minister het voornemen van het kabinet met betrekking tot
de verhoging van het minimumloon met 7,5 procent voldoende in het licht van de alsmaar
verder toenemende inflatie? Zo ja, waarop baseert de Minister dit? Zo nee, hoe is
de Minister van plan om minima extra te ondersteunen indien de inflatie aanhoudt,
al dan niet in extremere mate? Welke elementen van de aanbeveling voor het economisch
beleid van de eurozone acht de Minister in het bijzonder van belang voor de Nederlandse
economie en begroting?
De leden van de Volt-fractie vragen of de Minister nader kan uitweiden over de plannen
van het kabinet omtrent de omgang met het SGP. Hoe zal de Minister zich in Europa
positioneren ten aanzien van het SGP? Verwacht de Minister dat de doelstellingen van
de «Green Deal» behaald kunnen worden in Europa, met name de Zuid-Europese lidstaten
met hoge schulden, zonder een flexibilisering van de regels omtrent het SGP? Zo ja,
hoe? Hoe kijkt de Minister bovendien aan tegen het pleidooi van de Franse president
Macron en de Italiaanse premier Draghi om de begrotingsregels te hervormen (zie ook:
Financial Times, 23 december 2021)? Wat verwacht de Minister van het huidige Franse
voorzitterschap en de hervorming van het SGP? Hoe zal de Minister zich positioneren
ten aanzien van deze voorstellen van het Franse voorzitterschap? Hoe staat het kabinet
tegenover de plannen van de Franse president Macron en de Italiaanse premier Draghi
om de regels omtrent het SGP te versoepelen, terwijl daar tegenover een versterking
van het handhavingsmechanisme staat om zodoende de effectiviteit van het SGP te vergroten?
Hoe kijkt de Minister naar het verbeteren van de interne toezichtcultuur binnen lidstaten
met betrekking tot het uitvoeren en naleven van het SGP? Zal de benadering van het
kabinet richting het moderniseren van het SGP constructief blijven als deze modernisering
niet gericht is op de houdbaarheid van schulden? Zo ja, hoe? Zo niet, hoe is het kabinet
voornemens om te gaan met de enerzijds noodzakelijke hervormingen van het SGP? De
staatsschuld van Italië bedraagt nu circa 150 procent van het bbp. Voor de coronacrisis
was de Italiaanse staatsschuld 134 procent en Frankrijk had een staatsschuld van 98 procent.
Hoe realistisch vindt de Minister de bestaande normen die sinds 1992 niet gewijzigd
zijn? Zou de Minister de bestaande normen omtrent het SGP al dan niet veranderd willen
zien, zodat het beter aansluit bij de huidige economische situatie? Zo niet, waarom
niet? Zo ja, hoe zal deze wijziging naar wens van het kabinet eruit komen te zien?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Groep Van Haga
De leden van de Groep Van Haga hebben al vanuit het regeerakkoord vernomen dat de
coalitie voorstander is van Europese belastingen die nationaal worden geïncasseerd.
Deze leden vragen of dit onderdeel is van de herstructurering van Pilar 1 met als
streven belasting te heffen waar het geld verdiend wordt in plaats van waar het bedrijf
gevestigd is of andere varianten die hetzelfde doel hebben,
De leden van de Groep Van Haga lezen dat er ondanks de stijgende energieprijzen, inflatie
en knelpunten in mondiale productieketens de economie toch blijft groeien met respectievelijke
5 procent, 4,3 procent en 2,5 procent in 2021, 2022 en 2023. In welke sectoren vindt
deze groei vooral plaats in Nederland en in hoeverre hebben de tijdelijke begrotingsfondsen
die tot 2035 lopen hier invloed op?
De leden van de Groep Van Haga kijken met zorg naar de staatsschulden van landen nu
dat Frankrijk het EU-voorzitterschap krijgt. Prudent begrotingsbeleid was tot nu toe
het uitgangspunt, maar dat dreigt nu steeds verder naar de achtergrond geschoven te
worden. Deze leden merken op dat vroeg of laat de rente verhoogd zal worden door de
ECB en in combinatie met het loslaten van het prudente begrotingsbeleid dit voor onrust
zorgt in de financiële markten. Hoe kijkt de Minister tegen het geheel van het loslaten
van de prudente begroting in combinatie met renteverhoging en het vertrouwen van de
financiële markten?
De leden van de Groep Van Haga merken dat het politieke sentiment neigt naar investeren
in combinatie met minder prudente overheidsfinanciën. Deze leden merken op dat bij
een overvloed van kapitaal de investeringskwaliteit daalt en het nog maar de vraag
is of investeringen leiden tot economische groei. Het gevaar bestaat dat er in Italië
fors wordt geïnvesteerd in digitalisering en infrastructuur maar de leden merken op
dat dit niet automatisch leidt tot het aantrekken van de economie. Investeren zonder
dat er vraag is leidt niet automatisch tot economische groei, andersom wel. Welke
gronden heeft de Minister om aan te nemen dat investeren automatisch leidt tot economische
groei?
De leden van de Groep Van Haga zijn van mening dat de tijdelijke begrotingsfondsen
de normale begrotingsprocessen ontregelen doordat er onduidelijkheid ontstaat in begrotingsbudgetten
en het de politieke en democratisch verantwoording van het publieke geld bemoeilijkt.
Dit in combinatie met alle lobbyorganisaties die hun kans schoon zien. Hoe kijkt de
Minister tegen dit potentieel gevaar aan?
De leden van de Groep Van Haga maken zich zorgen over de inflatie als er grootschalig
wordt geïnvesteerd. De inflatie is het resultaat van hoeveel geld er de economie in
gepompt wordt in combinatie met de omloopsnelheid. Deze leden zien alleen een forse
renteverhoging als een oplossing om de inflatie in te dammen. Is dit volgens de Minister
de enige oplossing of zijn er andere oplossingen die de leden van de Groep Van Haga
over het hoofd zien?
De leden van de Groep Van Haga zijn benieuwd naar hoe de loon-prijsspiraal zich gaat
ontwikkelen door alle investeringen in de economie in combinatie met stijgende energie
en voedselprijzen. Wat is de visie van de Minister hierop?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
Y.C. Kling, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.