Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over de dubbelrol van een Amsterdamse rechter
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de dubbelrol van een Amsterdamse rechter (ingezonden 1 december 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 6 januari 2022). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1196.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het artikel «Vraagtekens bij dubbelrol Amsterdamse rechter»?1
Antwoord 1
Voor een sterke, goed functionerende rechtspraak is het belangrijk dat rechters volop
deelnemen aan het maatschappelijke leven. Het kunnen hebben van nevenfuncties maakt
daar deel van uit. Daarom is het in Nederland rechters in zijn algemeenheid toegestaan
nevenfuncties te hebben. Dit kunnen ook functies bij de overheid zijn.
Ik onderschrijf de in het artikel geuite overtuiging dat de onafhankelijkheid en onpartijdigheid
van rechters boven elke twijfel verheven moet zijn. Dit betekent dat rechters nevenfuncties
kunnen bekleden zolang deze niet in de weg staan aan een goede vervulling van het
ambt en niet (de schijn van) partijdigheid met zich brengen. De Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren (Wrra) biedt daarvoor het wettelijk kader.
Artikel 44, eerste tot en met derde lid Wrra bevat een aantal wettelijke incompatibiliteiten.
Een rechterlijk ambtenaar, met uitzondering van de plaatsvervangers, rechters in opleiding
en officieren in opleiding, kan bijvoorbeeld niet tevens advocaat of notaris zijn.
Voorts bepaalt artikel 44, vierde lid dat rechterlijke ambtenaren geen betrekkingen
mogen vervullen waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling
van hun ambt of op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van
het vertrouwen daarin. Het zesde lid bepaalt dat de functionele autoriteit beoordeelt
of de vervulling van de betrekking ongewenst is met het oog op de in het vierde lid
genoemde gronden. Tot slot bevat het vijfde en zevende lid regels over het melden
van een nevenbetrekking.
Naast deze wettelijke regels hanteert de Rechtspraak de «Leidraad onpartijdigheid
en nevenfuncties». Deze leidraad bevat onder andere de aanbeveling dat een rechter
geen zaken behandelt waarbij hij of zij via een nevenfunctie zo betrokken is dat de
onpartijdigheid ter discussie kan komen te staan.
Tot slot staan de wettelijke instrumenten van verschoning en wraking ter beschikking
indien in een concrete zaak een risico van belangenverstrengeling bestaat. Een rechter
moet zich verschonen als deze een zaak krijgt toebedeeld die het risico van (de schijn
van) belangenverstrengeling in zich heeft. Indien een partij meent dat in zijn of
haar zaak een risico van belangenverstrengeling aanwezig is, kan deze partij de rechter
wraken.
Conform de wettelijke regeling is de voorgenomen aanvaarding van de betreffende functie
bij de directie Strafrechtketen ter beoordeling voorgelegd aan de functionele autoriteit,
in dit geval de president van de rechtbank Amsterdam. Vervolgens is deze nevenbetrekking
geregistreerd in het openbare register nevenfuncties van de rechtspraak.
Vraag 2
Vindt u de rollen van directeur Strafrechtketen bij uw ministerie en die van politierechter
verenigbaar met het oog op de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht?
Antwoord 2
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 1 is het aan de functionele autoriteit,
in dit geval de president van het gerecht, om te beoordelen of de functiecombinatie
ongewenst is. Het is niet aan mij om in dit oordeel te treden.
Vraag 3
Hoe verhoudt deze aanstelling zich tot de onpartijdigheid van en het voorkomen van
belangenverstrengeling bij rechters? En bij de rechterlijke macht in meer algemene
zin?
Antwoord 3
Om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechtspraak te waarborgen, zijn
er voorwaarden verbonden aan het hebben van nevenfuncties, zoals uiteengezet in het
antwoord op vraag 1. Daarnaast worden nevenfuncties van rechters geregistreerd in
het voor iedereen raadpleegbare register nevenfuncties van de rechtspraak. Dit wettelijk
kader en in aanvulling daarop de door de rechtspraak gehanteerde waarborgen, zijn
ook van toepassing op de incidentele inzet als rechter.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het geen goed tegenargument is dat niet het ministerie, maar
de Raad voor de rechtspraak, het Openbaar Ministerie en de politie de opdrachtgever
van deze directeur zijn?
Antwoord 4
Nee. Zie het antwoord op vragen 1 tot en met 3.
Vraag 5
Waarom is de regering van mening dat rechters geen lid kunnen zijn van de Staten-Generaal
of het Europees Parlement, zoals ook de Groep van Staten tegen Corruptie (GRECO) van
de Raad van Europa heeft aanbevolen, maar wel kunnen werken onder leiding van de Minister
van Justitie en Veiligheid en diens directeur-generaal en secretaris-generaal?
Antwoord 5
De aanbeveling van de GRECO om de combinatie van het rechterschap en lidmaatschap
van het parlement bij wet te verbieden is aanleiding geweest voor een wetsvoorstel
waarin onder andere dit wettelijk verbod is opgenomen. Dit wetsvoorstel is op 11 november
jl. in consultatie gegaan.2
Uitgangspunt van dit wetsvoorstel is dat het aantal incompatibiliteiten met het ambt
van rechter zo beperkt mogelijk moet blijven. Invoering van nieuwe incompatibiliteiten
is alleen gerechtvaardigd als het doel dat daarmee wordt gediend, het algemeen belang
bij onafhankelijke rechtspraak, in een redelijke verhouding staat tot de beperkingen
die het anderzijds voor individuele personen met zich brengt (het individueel belang).
De regeling van incompatibiliteiten moet dan ook alleen betrekking hebben op fundamenteel
onwenselijk geachte functiecombinaties. Dit heeft geleid tot de keuze om het verbod
op gelijktijdige ambtsbekleding te beperken tot enerzijds het lidmaatschap van de
Staten-Generaal of het Europees Parlement en anderzijds rechters. Bij deze keuze is
ook meegewogen dat binnen de rechtspraak zelf het inzicht is gegroeid dat een striktere
scheiding tussen de functiecombinatie rechter en lidmaatschap van de Tweede en Eerste
Kamer wenselijk is. Deze functiecombinatie wordt daarom in voornoemde Leidraad onpartijdigheid
en nevenfuncties ontraden.
Vraag 6
Bent u bereid om de nevenfuncties van rechters verder aan banden te leggen in de wetswijziging
die u recent aankondigde in het kader van het rapport van de GRECO, bijvoorbeeld als
advocaat of ambtenaar van de uitvoerende macht? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Het voornemen van het kabinet om de combinatie van het rechterschap en lidmaatschap
van het parlement bij wet te verbieden heeft zijn weerslag gekregen in voornoemd wetsvoorstel.
Over de reikwijdte daarvan kan verder van gedachten worden gewisseld tijdens de parlementaire
behandeling.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.