Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Teunissen en Van der Lee over hoe Nederlandse vlees-, zuivel- en veevoerbedrijven ontbossing, landroof en corruptie stimuleren
Vragen van de leden Teunissen (PvdD) en Van der Lee (GroenLinks) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over hoe Nederlandse vlees-, zuivel- en veevoerbedrijven ontbossing, landroof en corruptie stimuleren (ingezonden 1 december 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 5 januari
2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport van Milieudefensie «Een schimmige sojaketen. Hoe Nederlands
vlees en zuivel ontbossing voeden» en de Zembla uitzending van 25 november jongstleden,
waarin onder meer dit onderzoek aan de orde kwam?1,
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat de sojaketen in Nederland niet transparant is als het gaat om
zakelijke relaties en herkomst van soja in de veevoerketen?
Antwoord 2
Het kabinet verwacht dat bedrijven de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen
naleven. Onder deze richtlijnen behoren bedrijven te communiceren over relevante informatie
over hoe gepaste zorgvuldigheid is toegepast. Dit heeft ook betrekkingen op de internationale
sojaketens van Nederlandse bedrijven. De OESO-richtlijnen schrijven niet voor dat
bedrijven transparant moeten zijn over hun zakelijke relaties. Wat betreft het al
dan niet transparant zijn over de herkomst van de soja in de veevoerketen kan ik opmerken
dat dit in belangrijke mate afhangt van het handelsmodel dat van toepassing is op
de aangekochte soja. Zowel bij het Book&Claim (B&C)-model als bij het (Area) Mass Balance-modelvindt er vermenging van meerdere sojastromen plaats en is de herkomst van de soja
niet exact aan te geven. Wordt de soja geleverd onder het Segregated-model, dan is
de herkomst wel precies aan te geven. Ik begrijp dat om reden van marktvraag in overwegende
mate het B&C-model wordt toegepast.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat de bedrijven die centraal staan in het onderzoek van Milieudefensie
(FrieslandCampina, Vion, ForFarmers, De Heus en Agrifirm) geen gerichte actie ondernemen
tegen ontbossing die recent is gedetecteerd in de keten van sojahandelaar Bunge, waarmee
deze bedrijven een (directe, dan wel indirecte) zakelijke relatie blijken te hebben?
Antwoord 3
Onder de OESO-richtlijnen wordt van bedrijven verwacht dat zij de risico’s voor mens
en milieu, zoals ontbossing, in kaart brengen en deze risico’s voorkomen en aanpakken.
Indien het niet mogelijk is om met alle geïdentificeerde risico’s aan de slag te gaan,
dan mag het bedrijf de risico’s prioriteren op ernst en waarschijnlijkheid om te bepalen
met welke risico’s het bedrijf als eerste aan de slag gaat. Bij deze prioritering
behoort een bedrijf te overleggen met zakelijke relaties, andere relevante ondernemingen
en (mogelijk) betrokken stakeholders en rechthebbenden. Ook behoort een bedrijf transparant
te zijn over dit proces.
Zoals hiervoor is aangegeven kan duurzame en ontbossingsvrije soja vermengd zijn met
niet-duurzame soja, waarvoor ontbossing kan hebben plaatsgevonden. Ik heb echter ook
kennis genomen van een recent initiatief van een aantal door u genoemde bedrijven
om te komen tot aankoop van gegarandeerd ontbossingsvrije soja en die volgens het
segregated (gescheiden) handelsmodel te importeren. Ik zal deze ontwikkeling met belangstelling
volgen. Het kabinetsbeleid is gericht op verduurzaming en daarmee het ontbossingsvrij
maken van alle soja-importen, door Nederlandse bedrijven, maar ook in andere Europese
landen. Het kabinet verwelkomt daarom dat er nu een voorstel van wet van de Europese
Commissie voorligt om producten, waaronder soja, van de Europese markt te weren die
gerelateerd zijn aan ontbossing en bosdegradatie.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de conclusie van FrieslandCampina over Round Table of Responsible Soy (RTRS)-soja dat «niet voor 100% gegarandeerd kan worden dat de gevoerde soja volledig
ontbossingsvrij is geproduceerd»?3
Antwoord 4
Dit zal bovenal afhangen van het door bedrijven zelf gekozen handelsmodel voor aanvoer
van soja. Zie ook mijn antwoord op voorgaande 2 vragen.
Vraag 5
Deelt u de conclusie van het Wereld Natuur Fonds (WNF) dat «certificering niet heeft
gewerkt om ontbossing tegen te gaan»? En zo nee, waarom niet?4
Antwoord 5
Nee, deze conclusie deel ik niet. De afspraak die leden van de Nederlandse diervoederindustrie
(NEVEDI) in 2015 vrijwillig hebben vastgelegd om alleen soja te gebruiken die voldoet
aan bepaalde minimum duurzaamheidseisen en daarvan afgeleide certificering en certificeringschema’s
zijn wel degelijk een effectief middel gebleken om het Nederlandse verbruik van geïmporteerde
soja te verduurzamen en ontbossingsvrij te maken. Dit wordt bevestigd in de meest
recente Monitor Duurzame Agro-grondstoffen 2021 van het CBS.
Vraag 6
Bent u van mening dat gezien de klimaat- en biodiversiteitscrisis ontbossing in internationale
productieketens zo spoedig mogelijk dient te worden beëindigd? En zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ja, ik deel deze mening.
Vraag 7
Bent u bekend met het pleidooi dat er zowel nationaal als Europees een wet moet komen
op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, die bedrijven verplicht
om schendingen van mensen- en arbeidsrechten en schade aan milieu, biodiversiteit
en klimaat in internationale ketens te voorkomen?
Antwoord 7
Ja. In oktober 2020 heeft het kabinet de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten:
een nieuwe impuls voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO)»
vastgesteld (Kamerstuk 26 485, nr. 337). In deze beleidsnota kondigde het kabinet aan in te zetten op een doordachte mix
van elkaar versterkende maatregelen om IMVO te bevorderen. Het kernelement van de
doordachte mix is IMVO-wetgeving. IMVO-wetgeving betekent dat bedrijven die onder
de reikwijdte van de wet vallen, verplicht wordt gepaste zorgvuldigheid in lijn met
de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen toe te passen. Op 5 november
jl. stuurde de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een
brief naar uw Kamer met daarin de bouwstenen voor IMVO-wetgeving van het kabinet (Kamerstuk
26 485, nr. 377). IMVO-wetgeving wordt bij voorkeur op EU-niveau ingevoerd. In het commissiedebat
IMVO op 2 december jl. kondigde de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
aan nationale IMVO-wetgeving te gaan voorbereiden. De indiening van een wetsvoorstel
is aan een nieuw kabinet.
Vraag 8
Deelt u de mening dat een wet voor Inclusief Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
(IMVO) inclusief Klimaatplicht nodig is om uitstoot door en in de keten van grote
bedrijven, mede als gevolg van ontbossing, in lijn te brengen met het Klimaatakkoord
van Parijs? En zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
IMVO-wetgeving zal zien op de zes stappen van het gepaste zorgvuldigheidsproces zoals
dat is voorgeschreven in de OESO-richtlijnen, alsook de thema’s van de OESO-richtlijnen.
Het gaat om mensenrechten, arbeidsrechten en milieu. Onder milieu wordt ook klimaat
begrepen. Zodoende zullen bedrijven ook voor klimaatrisico’s in hun keten verplicht
worden gepaste zorgvuldigheid in lijn met de OESO-richtlijnen te betrachten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.