Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Vestering en Van Esch over duisternis en stilte
Vragen van de leden Vestering en Van Esch (beiden PvdD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Infrastructuur en Waterstaat over duisternis en stilte (ingezonden 1 november 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 5 januari
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 688.
Vraag 1
Bent u bekend met «de nacht van de nacht»?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u het inzicht dat duisternis en donkere nachten goed zijn voor mens, dier en
de natuur? Zo ja, wat doet u eraan om lichtvervuiling te voorkomen?
Antwoord 2
Ik onderken het belang van duisternis voor mens, dier en natuur. De diverse bij het
ruimtelijke beleid betrokken overheden kunnen het belang van duisternis op verschillende
manieren waarborgen en stimuleren.
Zo is duisternis een onderdeel dat van belang kan zijn voor een Natura 2000-gebied.
Het biedt rust voor beschermde diersoorten die gevoelig zijn voor verstoring door
licht. Wanneer duisternis relevant is voor de aangewezen waarden in het gebied, kan
het bevoegd gezag instandhoudingsmaatregelen treffen om de duisternis te behouden
of de lichthinder af te laten nemen. Duisternis speelt ook een rol in de vergunningverlening.
Lichthinder maakt deel uit van de effectenindicator die gebruikt wordt voor natuurtoetsen.
Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat de lichthinder van een project
een significant negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied, dan geldt voor lichthinder
een vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming. De vergunning kan uitsluitend
verleend worden als uit een passende beoordeling blijkt dat het project zo is vormgegeven
dat het geen significant negatief gevolg zal hebben. Daarnaast moeten provincies in
hun omgevingsverordening de wezenlijke waarden en kenmerken benoemen van de gebieden
die zij aanwijzen in het kader van het Natuurnetwerk Nederland. Hierbij kunnen duisternis
en stilte ook een rol spelen.
Vraag 3
Welke kansen ziet u voor het opstellen van nationaal beleid om lichtvervuiling te
voorkomen door deze bijvoorbeeld te koppelen aan energiebesparing?
Antwoord 3
Naast de hierboven genoemde nationale kaders, hebben ook andere overheden een rol
bij het beperken van lichtvervuiling. Gemeenten en provincies worden gestimuleerd
energiebesparend om te gaan met verlichting van de openbare ruimte en op die manier
ook lichtvervuiling tegen te gaan. Veel provincies en gemeenten hebben beleid ontwikkeld
op dit gebied. Donkerte hoort samen met onder andere rust en ruimte veelal tot een
van de kernkwaliteiten van het landschap. De provincies kunnen deze kernkwaliteiten
nader uitwerken en dit opnemen in hun provinciale omgevingsvisies.
Het Rijk ondersteunt de andere overheden hierbij. Zo heeft de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), zoals gemeld in haar Voortgangsbrief Omgevingswet
(Kamerstuk 33 118, nr. 186), ter uitvoering van de motie-Von Martels/De Groot (Kamerstuk 33 118, nr. 164) samen met gemeenten en provincies een leidraad over lichthinder gemaakt. De leidraad
is geplaatst op de website van Aan de Slag met de Omgevingswet, zodat deze goed vindbaar
is voor belangstellenden (Kamerstuk 34 985, nr. 24). Uitgebreidere informatie over de leidraad is opgenomen in bijlage 5.
Vraag 4
Welke andere kansen ziet u?
Antwoord 4
Naast de antwoord op vragen 1 tot en met 3 vermelde randvoorwaarden en beleidsinstrumenten,
zijn er diverse (particuliere) initiatieven die het behoud en/of het versterken van
duisternis tot doel hebben. Zo hebben onder andere nationaal park Lauwersmeer en natuurgebied
De Boschplaat op Terschelling de status Dark Sky Park gekregen, toegekend door de
internationale Dark Sky-organisatie (IDA).
Vraag 5
Bent u bereid om duisternisgebieden in te stellen, waar activiteiten met lichtvervuiling
niet zijn toegestaan, en hier wettelijk bescherming aan te geven?
Antwoord 5
Het kabinet is op dit moment, mede vanwege zijn demissionaire status, niet voornemens
hierover nieuwe, aanvullende regels op te stellen. Decentrale overheden kunnen gebieden
instellen waar de duisternis beschermd wordt, bijvoorbeeld met de instrumenten van
de Omgevingswet. Daarbij kunnen ze gebruik maken van de in het antwoord op vraag 3
gememoreerde leidraad.
Vraag 6
Deelt u het inzicht dat stilte goed is voor mens, dier en natuur? Zo ja, wat doet
u eraan om geluidshinder te voorkomen?
Antwoord 6
Ik onderken het belang van stilte voor mens, dier en natuur. Geluidshinder kan gezondheid
van mensen en dieren en het woongenot schaden. Voor de bescherming van de gezondheid
van mensen is bestaande wetgeving van kracht die gericht is op beheersing van het
geluid aan de bron en op het zo veel mogelijk tegengaan van gezondheidseffecten bij
omwonenden en verstoring van geluidgevoelige diersoorten. Die aanpak bestaat ook uit
het uitvoeren van saneringsprogramma’s voor hoogbelaste locaties en uit het aanwijzen
van stiltegebieden door provincies. Die bescherming zal worden voortgezet onder de
Omgevingswet en is onder andere verankerd in artikel 7.11 van het Besluit kwaliteit
leefomgeving (Bkl), dat van kracht zal worden met de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Evenals duisternis is stilte een onderdeel dat van belang kan zijn voor een Natura
2000-gebied. Ook voor geluid kan het bevoegd gezag instandhoudingsmaatregelen nemen
en maakt geluidshinder deel uit van de effectenindicator die gebruikt wordt voor natuurtoetsen.
Significant negatieve effecten van geluid moeten net als dergelijke effecten op het
punt van licht kunnen worden uitgesloten voordat het bevoegd gezag een vergunning
op grond van de Wet natuurbescherming kan verlenen.
De realiteit is dat het volledig voorkomen van geluidshinder in ons dichtbevolkte
land in veel situaties niet realistisch is en dat er dan een afweging gemaakt moet
worden tussen verschillende belangen (het beschermen van de gezondheid en de natuur,
mobiliteit, economie, energievoorziening, woningbouw, recreatie). De geluid- en natuurwetgeving
staat een dergelijke belangenafweging tot op zekere hoogte toe. Dit geldt ook voor
het sturen op een aanvaardbaar geluidniveau in stiltegebieden.
Vraag 7
Kunt u op een kaart aangeven hoeveel stiltegebieden Nederland telt, waar deze zich
bevinden en hoeveel hectare zij omvatten?
Antwoord 7
Nederland telt ongeveer 200 stiltegebieden met een totale omvang van circa 650.000
hectare. De actuele ligging van de stiltegebieden wordt bijgehouden door de provincies
en getoond in de Atlas Leefomgeving: www.atlasleefomgeving.nl/kaarten.
Vraag 8
Bestaan er ook onderwaterstiltegebieden voor het beschermen van stilte onder water?
Antwoord 8
Vanwege de gevoeligheid van diverse mariene soorten voor geluid, wordt antropogeen
onderwatergeluid beschouwd als vervuiling van het mariene milieu. Stiltegebieden onder
water zijn echter moeilijk te realiseren. Geluid in water draagt veel verder dan geluid
in lucht en kan nauwelijks worden afgeschermd. Daarom zet Nederland in op een aanpak
bij de bron, zoals stille heitechnieken, stillere schepen en regulering van sonar
en seismisch onderzoek, om verstoring door antropogeen onderwatergeluid tegen te gaan.
Hierover zijn afspraken gemaakt in het Noordzeeakkoord; maatregelen zijn opgenomen
in de ontwerp Mariene Strategie deel 3, programma van maatregelen 2022–2027, onderdeel
van het ontwerp Programma Noordzee 2022–2027.
In het Wind op Zee Ecologisch Programma (WOZEP) wordt veel aandacht besteed aan onderwatergeluid,
wat heeft geleid tot aanscherping van de grenswaarden aan de geluidproductie bij de
aanleg van windmolenparken en tot beter inzicht in de effecten van impulsgeluid. Ook
in internationaal verband spant Nederland zich in voor reductie van onderwatergeluid,
onder andere via het zogeheten «OSPAR»-verdrag en de Internationale Maritieme Organisatie
(IMO). Nederland is tevens penvoerder van het Joint Monitoring Programme for Ambient
Noise in the North Sea (JOMOPANS), waarbinnen door de Noordzeelanden een gezamenlijk
monitoringsprogramma voor onderwatergeluid wordt ontwikkeld.
Vraag 9
Hoeveel hectare aan stiltegebieden is er de afgelopen jaren verdwenen?
Antwoord 9
In totaal is ruim 28.000 hectare stiltegebied opgeheven. Daar staat tegenover dat
er sinds het begin van deze eeuw ruim 42.000 hectare stiltegebied nieuw is aangewezen.
Voor een belangrijk deel, bijna 28.000 hectare, betreft het een toename van stiltegebied
op zee. De totale hoeveelheid stiltegebied op land is dus met ongeveer 14.000 hectare
afgenomen.
Vraag 10
Zijn er andere stiltegebieden aangewezen ter compensatie van de verdwijning van bovengenoemden?
Zo nee, waarom niet? Is er een minimumaantal hectare stiltegebieden dat Nederland
nastreeft? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
In een aantal provincies zijn de stiltegebieden in de afgelopen decennia onveranderd
gebleven, maar voor de meeste provincies geldt dat er in de loop der jaren veranderingen
in het aantal en het oppervlak van de stiltegebieden hebben plaatsgevonden. Door gewijzigde
provinciegrenzen zijn er ook stiltegebieden, of gedeeltes daarvan, tussen provincies
overgedragen. De overwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan het opheffen van
bestaande stiltegebieden en aan het aanwijzen van nieuwe gebieden, lopen uiteen. Daarom
kunnen de nieuw aangewezen gebieden niet per definitie beschouwd worden als compensatie
voor de opgeheven stiltegebieden.
Provincies hebben een eigen bevoegdheid om het beleid ten aanzien van stiltegebieden
vorm te geven. Dit doen zij met behulp van de provinciale milieuverordeningen (na
inwerkingtreding van de Omgevingswet is dat de Omgevingsverordening). Dat kan zowel
kwalitatief als kwantitatief. Gevallen waarin provincies daar invulling aan hebben
gegeven aan de hand van een minimale omvang van een stiltegebied zijn mij niet bekend.
De redenen om stiltegebieden te verkleinen of op te heffen zijn in het verleden van
uiteenlopende aard geweest. Het intrekken van de status van stiltegebied betekent
overigens niet automatisch dat de stilte in het betreffende gebied kan worden aangetast.
Er zijn gevallen bekend waarbij een gelijke bescherming tegen geluid wordt geboden
doordat er al andere instandhoudingsdoelen voor het gebied gelden, zoals bijvoorbeeld
bij de Oostvaardersplassen. Tegelijkertijd staan stiltegebieden ook onder druk door
externe bedreigingen.
Ik hecht eraan dat bij wijziging van de aangewezen stiltegebieden een zorgvuldige
afweging wordt gemaakt waarin het belang voor de gezondheid van mens en dier een prominente
plek heeft. Bij het hanteren van een minimumaantal hectare stiltegebieden bestaat
het risico dat die belangenafweging minder zorgvuldig gemaakt wordt, zolang er voldaan
wordt aan dat minimum. Ook bestaat het risico dat sturing op kwantiteit leidt tot
minder aandacht voor de kwaliteit van stiltegebieden, waarvan ook handhaving van de
stilte onderdeel is.
Vraag 11
Deelt u het inzicht dat een afname van stiltegebieden een ongewenste ontwikkeling
is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat bent u van plan tegen de afname van stiltegebieden
te doen?
Antwoord 11
Zoals benadrukt in het antwoord op vraag 6 onderken ik het belang van stilte voor
mens en dier. Tegelijkertijd onderken ik ook de andere belangen die een rol kunnen
spelen bij het gebruik van de schaarse ruimte in ons land. Dat maakt dat er situaties
kunnen voorkomen waarin stiltegebieden, of delen daarvan, na een zorgvuldige belangenafweging
plaats moeten maken voor andere functies. Het spreekt voor zich dat naarmate de hoeveelheid
stiltegebied verder zou afnemen, het belang van behoud van bestaande stiltegebieden
groter wordt. Dit is en blijft een bevoegdheid van de afzonderlijke provincies.
Vraag 12
Deelt u het inzicht dat in stiltegebieden niet voor plezier zou mogen worden gejaagd,
omdat het gebieden zijn «waarin de geluidbelasting door toedoen van menselijke activiteiten
zo laag is, dat de in dat gebied heersende natuurlijke geluiden niet of nauwelijks
worden gestoord» en een geweerschot de streefwaarde 40 decibel voor stiltegebieden
overschrijdt? Zo nee, waarom niet?1
Antwoord 12
Provincies zijn bevoegd gezag voor het aanwijzen van stiltegebieden. In de omgevingsverordening
kunnen zij voorwaarden stellen aan het gebruik van deze gebieden. Het is niet aan
mij om te treden in de afwegingen die de provincies hierbij maken.
Vraag 13
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 13
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.