Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de Definitieve kaderbrief 2022 en het Addendum bij Kaderbrief Wlz 2022
34 104 Langdurige zorg
Nr. 349 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 21 december 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van
28 september 2021 inzake de Definitieve kaderbrief Wlz 2022 (Kamerstuk 34 104, nr. 342) en de brief van 7 oktober 2021 inzake het addendum bij Kaderbrief Wlz 2022 (Kamerstuk
34 104, nr. 343).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 20 december 2021. Vragen en
antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Heller
Vragen en antwoorden
1.
Kunt u toelichten wat de stand van zaken is met betrekking tot de achterstanden bij
de afhandeling van Wet langdurige zorg (Wlz)-aanvragen bij het Centrum Indicatiestelling
Zorg (CIZ)?
In de brief van 6 september jl. is aangegeven dat op dat moment de werkvoorraad van
het CIZ voor GGZ-cliënten in de Wlz 3.000 dossiers bedroeg. Per 1 november is er sprake
van een werkvoorraad van ongeveer 1.700 dossiers. Het CIZ streeft ernaar de werkvoorraad
terug te dringen tot circa 1.000 dossiers.
Wat betreft de totale werkvoorraad van de Wlz, is in september aangegeven dat deze
bij het CIZ 14.000 dossiers bedroeg, waarbij 8.000 een normale werkvoorraad is. Per
1 november bedraagt de totale werkvoorraad voor de Wlz nog net iets meer dan 10.000
dossiers.
Voor zowel de werkvoorraad van de reguliere Wlz-, en Wzd-aanvragen als de ggz-aanvragen
is het streven dat de norm eind dit jaar weer wordt behaald. Daartoe heeft het CIZ
verschillende maatregelen ingezet. Het CIZ ziet ziekteverzuim en een stijging van
het aantal opschortingen door COVID-19 als reële risico’s voor wat betreft het streven
om eind dit jaar weer op orde te zijn.
In december wordt een kamerbrief verstuurd waarin verder wordt ingegaan op de stand
van zaken bij het CIZ.
2.
Kunt u nader uiteenzetten waar de groeiruimte van 745 miljoen euro, naast de genoemde
uitgaven, naar verwachting in gaat zitten? Hoe is dit cijfer tot stand gekomen?
De groeiruimte voor het Wlz-kader is gebaseerd op de middellangetermijnraming (MLT)
van het Centraal Planbureau (CPB). In de MLT is voor de kabinetsperiode 2018–2021
een jaarlijkse groei van de Wlz-uitgaven van 2,7% opgenomen. Ook in 2022 is een groeipercentage
van 2,7% beschikbaar. Dit komt overeen met € 745 miljoen.
Naast de genoemde uitgaven voor verduurzaming van het vastgoed, de bekostiging van
expertisecentra en de bestuurlijke afspraken over extra verpleeghuisplekken zal de
groeiruimte worden ingezet om de demografische ontwikkelingen en toenemende zorgzwaarte
op te vangen.
3.
Kunt u aangeven hoe lang het duurt voordat een Wlz-aanvraag is afgehandeld?
Het CIZ hanteert een norm van ≥95% afhandeling van Wlz-aanvragen binnen de wettelijke
termijn van zes weken. Op 1 november werd 76% van de Wlz-aanvragen en 97% van de Wzd-aanvragen
binnen deze termijn afgehandeld. De doorlooptijden laten een positieve ontwikkeling
zien. Het CIZ pakt spoedaanvragen versneld op en aanvragen vanuit het ziekenhuis worden
binnen 48 uur opgepakt.
4.
Wat is de reden dat het aantal cliënten met een psychische stoornis dat een beroep
doet op de Wlz dubbel zo hoog ligt als gedacht en dat dit zo onderschat is?
Het evaluatierapport «Overgang van GGZ-cliënten naar de Wlz»1 wijst een aantal mogelijke oorzaken aan waardoor de schattingen niet overeen kwamen
met de praktijk. De belangrijkste reden is dat er vooraf onvoldoende zicht kon worden
gekregen op de groep extramurale cliënten die aanspraak op de Wlz heeft. Daarnaast
was er ook sprake van een onderschatting van de intramurale groep (beschermd wonen)
die overging naar de Wlz.
5.
Hoe komt het dat het Wlz-kader in 2021 verkeerd is ingeschat?
Het Wlz-kader voor het volgende jaar wordt jaarlijks vastgesteld op grond van de meest
recente uitvoeringsinformatie over het lopende jaar aangevuld met de groeiruimte,
verwachte beleidseffecten en de loonprijsbijstelling voor het volgende jaar. Voor
het Wlz-kader 2021 geldt dat de instroom van cliënten met een psychische stoornis
is onderschat. Dat is de belangrijkste reden dat de NZa heeft geadviseerd om het Wlz-kader
voor 2021 te verhogen. Voor een beperkt deel hangt de bijstelling samen met het sterke
en snelle herstel van de verpleeghuissector na de coronagolf begin 2021.
6.
Kan een overzicht worden gegeven van alle bijstellingen aan het Wlz-kader in de afgelopen
vijf jaar?
Via de definitieve kaderbrief stel ik jaarlijks het beschikbare Wlz-kader vast voor
het volgende jaar. Ik houd daarbij op grond van de gebruikelijke systematiek rekening
met het benodigde budget voor de cliënten die reeds in zorg zijn, de groeiruimte voor
extra cliënten en zorgverzwaring, de effecten van beleidswijzigingen en de loon- en
prijsontwikkelingen. Op mijn verzoek adviseert de NZa mij vervolgens lopende het jaar
over de inzet van de gereserveerde herverdelingsmiddelen en over de vraag of er bijstellingen
nodig zijn in het licht van de toereikendheid van het Wlz-kader in 2022.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de bijstellingen die de afgelopen vijf
jaar (2016–2021) in de opeenvolgende kaderbrieven over het Wlz-kader zijn verwerkt.
• Het Wlz-kader is in deze periode cumulatief met afgerond € 9,1 miljard toegenomen
van € 18,6 miljard tot € 27,7 miljard.
• De uitvoeringsbijstellingen op grond van de NZa-adviezen variëren tussen afgerond
-1% in 2018 en +2% in de jaren 2019–2021.
7.
Kan een toelichting worden gegeven op de overige sectoren binnen de Wlz die zorgen
voor een ophoging van het Wlz-kader met 98 miljoen euro?
De NZa constateerde in haar augustusbrief een sterker en sneller herstel van het zorggebruik
na de coronagolf van begin 2021. Dit leidt in de prognoses van de NZa tot hogere uitgaven
van € 98 miljoen, die zich voornamelijk voordoen binnen de sector Verpleging en Verzorging.
8.
Kunt u toelichten hoe het komt dat het aantal bijgestelde cliënten met aanspraak op
ggz-wonen van 9.250 naar 18.500 gaat?
Zie beantwoording vraag 4.
9.
Kunt u aangeven of het mogelijk is dat het geraamde aantal ggz-wonen cliënten van
24.450 nog verder zal oplopen in 2022? Welke implicaties zou een dergelijke stijging
hebben?
Vanwege demografische ontwikkelingen is het de verwachting dat het aantal ggz-wonen
cliënten in 2022 verder oploopt. In de groeiruimte à € 745 miljoen is rekening gehouden
met demografie.
10.
Hoe is het bedrag van vier miljoen euro voor duurzaam vastgoed binnen de groeiruimte
voor 2022 opgebouwd? Kan hier een toelichting op worden gegeven?
In 2018 zijn de gevolgen van regelgeving in het bouwbesluit voor isolatie door TNO
berekend in opdracht van de NZa. Dit bouwbesluit leidt volgens TNO tot 4,1% van de
investeringskosten, wat overeenkomt met een verhoging van de nhc met 3,5%. Een vervolgstap
naar nog hogere eisen («BENG» en uiteindelijk «nul op de meter») is inmiddels gezet.
Ook daarvan heeft TNO bij de rapportage destijds een raming gemaakt. TNO is op 6%
van de investeringskosten uitgekomen. Zorginstellingen zullen gaandeweg hun gebouwenvoorraad
aanpassen, waarbij deze hogere eisen gelden. Jaarlijks vernieuwen zij gemiddeld ruim
6.000 wooneenheden. Op basis van deze cijfers wordt vanaf 2019 gedurende 30 jaar jaarlijks
€ 4 miljoen toegevoegd aan de reguliere groeimiddelen Daarbij is er rekening mee gehouden
dat de zorginstellingen ook kosten op de energierekening besparen.
11.
Kan gericht worden aangegeven hoe en met welk bedrag de bekostiging voor het expertisecentrum
Korsakov en NAH-plus vormgegeven wordt?
Voor de expertisecentra Korsakov en NAH-plus is in 2022 in totaal € 8,2 miljoen beschikbaar
gesteld. Daarvan heeft € 7 miljoen betrekking op de expertisecentra voor Korsakov
en € 1,2 miljoen op de expertisecentra voor NAH-plus. Ten behoeve van de bekostiging
is een aanpassing in de Regeling langdurige zorg aangebracht en heeft de NZa een aparte
beleidsregel vastgesteld Beleidsregel prestatiebeschrijving en tarief gespecialiseerde zorg Wlz 2022 – BR/REG-22153
– Nederlandse Zorgautoriteit (overheid.nl). Op basis hiervan zullen de zorgkantoren deze inkopen. Er wordt gestart met de expertisecentra
voor Korsakov, de inkoop van de expertisecentra voor NAH-plus volgt later.
12.
Welke tien doelgroepen zijn in beeld voor de expertisecentra voor Wlz-cliënten met
het syndroom van Korsakov en NAH-plus?
De tien doelgroepen waar het om gaat zijn:
1. Ziekte van Huntington
2. Syndroom van Korsakov
3. Langdurige bewustzijnsstoornis
4. Kinderen/jongeren met NAH
5. Multiple Sclerose
6. Gerontopsychiatrie
7. Dementie met zeer ernstige gedragsproblemen
8. Licht verstandelijke beperking met bijkomende problematiek
9. Matige of ernstige verstandelijke beperking met zeer ernstige gedragsproblematiek
10. NAH met bijkomende problematiek
13.
Hoeveel geld wordt er vrijgemaakt voor de groeiruimte ten behoeve van de 25.000 extra
verpleeghuizen die in de komende vijf jaar moeten worden gerealiseerd?
Voor het jaar 2022 is € 745 miljoen aan groeiruimte beschikbaar in verband met demografische
ontwikkelingen en de toenemende zorgzwaarte van cliënten met aanspraak op Wlz-zorg.
Daarmee zijn de zorgkantoren en zorgaanbieders financieel in staat gesteld om in 2022
een eerste tranche van circa 5.000 extra verpleegzorgplekken te realiseren (naast
het realiseren van voldoende capaciteit voor de overige Wlz-cliënten). De groeiruimte
voor de periode na 2022 is nog niet vastgesteld.
14.
Welke concrete vraag is aan wie uitgezet om te verkennen welke maatregelen er mogelijk
zijn om het budget van de Wlz te beheersen als het gaat om ggz-wonen cliënten?
Het Ministerie van VWS verkent welke maatregelen mogelijk zijn om de budgettaire beheersing
van de uitgaven aan ggz-wonen binnen de Wlz te verbeteren. Waar van toepassing wordt
hierbij samengewerkt met de NZa en het CIZ. Aan de NZa is bijvoorbeeld gevraagd op
welke termijn een kostenonderzoek mogelijk is. Aan het CIZ is gevraagd of er verbetermogelijkheden
zijn in het indicatieproces.
15.
Is er een overzicht te geven van de trendmatige ontwikkeling van langer thuis wonen?
De trendmatige ontwikkeling van langer thuis wonen kan worden geïllustreerd aan de
hand van het dalende percentage 80-plussers dat gebruik maakt van zorg met verblijf.
Bijgaande grafiek laat zien dat het aandeel 80-plussers dat gebruik maakt van zorg
met verblijf tussen 2004 en 2020 geleidelijk is afgenomen van bijna 21% naar 11%.
De grafiek is gebaseerd op cijfers van het CBS2.
16.
Wat is het effect van de fluctuerende wachtlijsten voor de verpleeghuizen op de toekomstige
ramingen van het budgettair kader van de Wlz?
De NZa adviseert mij jaarlijks periodiek over de toereikendheid van het budgettaire
kader voor de Wlz in het lopende jaar. De NZa betrekt bij haar advies niet alleen
de ontwikkelingen in het zorggebruik en de ontwikkeling van het aantal indicaties,
maar ook de wachtlijsten voor verpleeghuizen en overige Wlz-zorg. Indien de wachtlijsten
de geldende Treeknormen (dreigen te) overschrijden dan neemt de NZa dit mee in de
onderbouwing van haar advies over de toereikendheid van het Wlz-kader. Omdat het Wlz-kader
in het lopende jaar de basis vormt voor de raming van het budgettaire kader in het
volgende jaar, leiden eventuele extra middelen voor de wachtlijsten in het lopende
jaar ook tot een verhoging van Wlz-kader in de jaren daarna. Daarmee wordt geborgd
dat de zorg voor cliënten afkomstig van de wachtlijst blijvend kan worden gecontinueerd.
17.
Kunt u de loon-en prijsbijstellingen nader uiteenzetten? Waar zit de hoogste stijging?
De omvang van de loon- en prijsbijstelling per budget hangt af van:
– De percentages loon- en prijsbijstelling. Deze zijn voor 2022 (inclusief de nacalculatie
over 2021):
o Lonen 4,16%. Dit is inclusief de 1,13%-punt extra verhoging van de overheidsbijdrage
in de arbeidskostenontwikkeling (ova) als gevolg van de motie-Hijink/Bikker.
o Prijzen 2,18%.
o Normatieve huisvestigingscomponent (nhc) 2,5%.
– De loon-, prijs- en nhc-gevoeligheid van de budgetten. Dit zijn de gewichten bij het
bepalen van het totale percentage loon- en prijsbijstelling per budget.
– De hoogte van het budget.
Voor 2022 is het percentage loonbijstelling hoger dan het percentage voor de prijzen
en nhc. Budgetten die sterk loongevoelig zijn, krijgen daardoor naar verhouding een
grotere loon- en prijsbijstelling dan budgetten die sterk prijsgevoelig of nhc-gevoelig
zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier