Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Teunissen en Van Raan over een door FMO gefinancierd bedrijf dat is veroordeeld voor een moordcomplot in Honduras
Vragen van de leden Teunissen en Van Raan (beiden PvdD) aan de ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Financiën over een door FMO gefinancierd bedrijf dat is veroordeeld voor een moordcomplot in Honduras (ingezonden 1 december 2021).
Antwoord van Minister De Bruijn (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking),
mede namens de Minister van Financiën (ontvangen 17 december 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «FMO financierde bedrijf achter moordcomplot» in het
Financieel Dagblad van 23 juli jl. over de moord op de Hondurese activist Berta Cáceres1 en de ontwikkelingen in deze zaak in de afgelopen maanden? Wat is uw reactie op
dit bericht?
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend. Ik vind het verschrikkelijk dat een mensenrechtenactivist
is vermoord en het is belangrijk dat de verantwoordelijken hiervoor veroordeeld worden.
Afgelopen mei heeft de Nederlandse ambassade in Costa Rica, mede geaccrediteerd voor
Honduras, daarom de autoriteiten in Honduras opgeroepen tot gerechtigheid in deze
zaak. Na de veroordeling van David Castillo afgelopen juli heeft de ambassade op 29 november
de Hondurese autoriteiten, mede op verzoek van FMO, opgeroepen zo snel mogelijk het
vonnis met daarin de strafmaat te publiceren.
Vraag 2
Erkent u dat er in deze zaak fouten zijn gemaakt door de Financieringsmaatschappij
voor Ontwikkelingslanden (FMO)? Zo ja, heeft u contact gezocht met FMO om opheldering
te krijgen en te onderzoeken wie er verantwoordelijk zijn geweest voor de gemaakte
fouten? Zo nee, hoe beoordeelt u de rol van FMO in de gebeurtenissen rondom de moord
op Cáceres?
Antwoord 2
Tussen COPINH (een lokale maatschappelijke organisatie uit Honduras) en FMO loopt
op dit moment vanwege deze zaak een civiele procedure. Het Ministerie van Buitenlandse
Zaken is niet betrokken bij deze procedure en het oordeel daarin is aan de rechter.
Hangende deze procedure doe ik over de rol van FMO geen uitspraken.
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat maatschappelijke organisaties vanaf 2011 meermaals bij zowel
u als FMO aandacht hebben gevraagd voor de sociale en politieke context in het gebied
in Honduras waar het Agua Zarca project plaatsvond? Klopt het dat zij in brieven en
gesprekken regelmatig wezen op het risico op conflictescalatie?
Antwoord 3
Ik kan bevestigen dat dit het geval was, voor FMO was dat naar ik van hen begrijp
vanaf 2013. Bij het ministerie is vanaf het moment dat de investeringsbeslissing was
genomen (2014) om aandacht gevraagd voor het project.
Vraag 4
Deelt u de reactie van FMO dat het vonnis schokkend is? Hoe rijmt u de verbazing over
het vonnis met de frequente waarschuwingen vanuit het maatschappelijk middenveld richting
uw ministerie? Bent u het ermee eens dat deze verbazing duidt op een gebrek aan aandacht
vanuit FMO en het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de signalen van direct betrokkenen
bij deze en andere projecten van de bank?
Antwoord 4
Ik vind het afschuwelijk dat de activiste Berta Cáceres is vermoord. Het is bijzonder
pijnlijk dat de CEO van een bedrijf waarin FMO heeft geïnvesteerd schuldig is bevonden
aan betrokkenheid bij deze moord. Dat hij zich hieraan schuldig zou maken, was, ook
gegeven de informatie van maatschappelijk organisaties, niet te voorzien voor het
Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Ten aanzien van de slotvraag van vraag 4 doe ik, hangende de lopende civiele procedure
tegen FMO, geen uitspraken.
Vraag 5
In de context van alle waarschuwingen die Berta Cáceres en COPINH aan het adres van
FMO en het Ministerie van Buitenlandse Zaken hebben gemaakt ten tijde van de financiering,
en de hoge risico-omstandigheden van het Agua Zarca project, hoe is het naar uw mening
mogelijk dat FMO fouten heeft gemaakt in haar primaire taak om de geldstromen te monitoren?
Wat heeft het ministerie gedaan om ervoor te zorgen dat de controleplicht van FMO
goed werd uitgevoerd?
Antwoord 5
Het is niet vastgesteld dat FMO al dan niet fouten heeft gemaakt in de monitoring
van geldstromen. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, doe ik hierover hangende
de lopende civiele procedure geen uitspraken.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Financiën vinden het vanzelfsprekend
van groot belang dat FMO zich houdt aan de wet- en regelgeving inzake het voorkomen
van witwassen en terrorismefinanciering. Naleving van deze wet- en regelgeving draagt
bij aan de doelstelling van FMO, omdat hiermee wordt gewaarborgd dat de door FMO verstrekte
financiering op de juiste plek terecht komt. Het belang van naleving is ook benadrukt
in doorlopende dialoog tussen de staat en FMO. FMO staat daarnaast onder toezicht
van De Nederlandsche Bank (DNB). DNB heeft als toezichthouder van FMO de verantwoordelijkheid
voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving inzake het voorkomen van
witwassen en terrorismefinanciering. Deze verantwoordelijkheid is niet belegd bij
het Ministerie van Buitenlandse Zaken of bij het Ministerie van Financiën.
Vraag 6
Zijn naar uw mening de controlemechanismes binnen het Ministerie van Buitenlandse
Zaken op orde? Zo nee, waar ziet u noodzaak voor verbetering? Zo ja, welke controlemechanismes
zijn volgens u niet goed gevolgd?
Antwoord 6
Voor beantwoording van deze vraag verwijs ik graag naar de tweede alinea van de beantwoording
van vraag 5 en de beantwoording van vraag 7.
Vraag 7
Welke «safeguards» moet FMO volgens u verankeren in het huidige besluitvormingsmodel,
die ervoor zouden moeten zorgen dat dergelijke signalen serieus genomen worden? Welke
verbeteringen in het proces zal u voorstellen?
Antwoord 7
Zoals ook aangegeven in de beantwoording van vraag 5, is naleving van wet- en regelgeving
ten aanzien van witwassen en terrorismefinanciering een belangrijke voorwaarde om
te borgen dat de door FMO verstrekte financiering op de juist plek terecht komt.
Het is daarnaast van belang dat FMO milieu en sociale risico’s zo goed mogelijk in
kaart brengt en heldere mitigerende maatregelen formuleert (in het milieu en sociaal
actieplan) voordat het een investeringsbeslissing maakt. FMO doet daarom reeds een
uitgebreide due diligence (een vooronderzoek met betrekking tot gepaste zorgvuldigheid) bij investeringen met
een hoog (milieu en sociaal) risicoprofiel. Deze due diligence dient negatieve impact op mens en milieu zoveel mogelijk te voorkomen. Hierbij wordt
gekeken of de risico’s van een voorgenomen investering goed in kaart zijn gebracht,
of ze aanvaardbaar zijn en of een klant in staat is om de mitigerende maatregelen
te implementeren.
Om de signalen van de lokale bevolking hierin mee te nemen voert FMO onder andere
gesprekken met de lokale gemeenschap en andere belanghebbenden van directe investeringen
met hoge (milieu en sociale) risico’s, waaronder met gemarginaliseerde groepen. Hierbij
gaat FMO na of (i) de lokale bevolking goed is geïnformeerd door de klant van FMO,
(ii) ze hun standpunten hebben kunnen delen met de klant en (iii) het project hun
steun geniet. Daarnaast brengt FMO in kaart of het project in lijn is met de lokale
wetgeving. In aanvulling hierop publiceert FMO sinds 2018 30 dagen voor contractering
of voor de aanvang van een project de voorgenomen investering op haar website.
In de evaluatie van FMO, uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken in samenwerking met het Ministerie van Financiën, die ik u op 7 april jl. heb
doen toekomen, worden tegelijkertijd verschillende aanbevelingen gedaan om nog beter
de inbreng van de lokale bevolking mee te nemen. Zo doet de evaluator de aanbeveling
om minder afhankelijk te zijn van de klant voor de informatievoorziening en meer proactief
lokale betrokkenen te betrekken bij investeringen. Om invulling te geven aan deze
aanbeveling zal het kabinet met FMO bezien hoe er meer gebruik gemaakt kan worden
van de netwerken van Nederlandse ambassades, onder meer om contact te maken met lokale
maatschappelijke organisaties en lokale gemeenschappen (zie ook de kabinetsreactie
op de evaluatie).2 Ook loopt een dialoog tussen FMO en een aantal maatschappelijke organisaties over
onder meer de vraag of zij hierbij een rol kunnen spelen.
Vraag 8
Hoe draagt u er zorg voor dat FMO een gender-lens in haar beleid verankert en juist
ook vrouwen de mogelijkheid geeft signalen te geven?
Antwoord 8
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is continu in dialoog met FMO over het versterken
van FMO’s bijdrage aan financiële inclusie en het verminderen van ongelijkheid, ook
specifiek in relatie tot gender.
FMO werkt aan het toepassen van een genderlens binnen haar activiteiten en verzamelt
reeds genderindicatoren voor haar investeringen. Zo worden nadrukkelijk vrouwen en
mannen uit lokale gemeenschappen betrokken bij investeringen. FMO doet dit onder andere
aan hand van de IFC Performance Standards,waarin wordt vereist dat mannen en vrouwen gelijke kansen tot werkgelegenheid hebben,
dat vrouwen worden meegenomen in hervestigingsplanning en dat hun belangen worden
beschermd. Daarnaast zet FMO in op het verschaffen van toegang tot financiering voor
vrouwelijke ondernemers via lokale financiële instellingen en stimuleert FMO genderdiversiteit
binnen lokale bedrijven (voornamelijk de bedrijven waar FMO aandeelhouder van is).
Ook heeft FMO binnen haar investeringen aandacht voor de producten en diensten die
met name vrouwelijke consumenten ten goede komen en is gendergelijkheid een onderdeel
van FMO’s technische assistentie programma’s.
Vraag 9
Verbindt u consequenties aan de steken die FMO ogenschijnlijk in het kader van de
Agua Zarca-financiering heeft laten vallen, en zo ja, welke zijn dat?
Antwoord 9
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, doe ik hierover geen uitspraken hangende
de lopende civiele procedure.
In het algemeen is het primaire doel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat
FMO zoveel mogelijk ontwikkelingsimpact behaalt, de milieu en sociale risico’s zo
goed mogelijk in kaart brengt en deze risico’s vervolgens mitigeert. Dit is zeker
van belang bij het groeiend aantal FMO-investeringen in fragiele en complexe omstandigheden,
die veel IMVO-gerelateerde uitdagingen met zich meebrengen. In dergelijke omgevingen
hebben bedrijven vaak nauwelijks toegang tot financiering en zijn IMVO-standaarden
veelal bedroevend laag. Op deze plekken ontstaat duurzame bedrijvigheid niet of nauwelijks
zonder partijen zoals FMO en zijn verbeteringen in de IMVO-omstandigheden vaak het
hardst nodig.
De keerzijde van investeren in deze context is dat de kans op incidenten en zelfs
misstanden er reëel is. Daarbij is elke misstand er één te veel, die zoveel mogelijk
moet worden voorkomen. Het is dan ook van essentieel dat FMO de risico’s goed en tijdig
in kaart brengt en monitort; de ernstige gebeurtenissen in de Agua Zarca zaak onderstrepen
dit belang. Er zijn daarom lessen getrokken, die vervolgens hebben geleid tot aanscherping
van het beleid van FMO omtrent IMVO. Zo is er in 2018 een ESG Performance Tracker ingesteld die FMO in staat stelt de ESG prestaties van de hoge risico klanten op
relevante risico’s systematisch te documenteren en te volgen en is er een Independent Complaints Mechanism opgericht.3 Tegelijkertijd blijft er ruimte voor verbetering, zoals ook gesteld in genoemde FMO-evaluatie
en de beleidsreactie hierop.4 Het kabinet is in continue dialoog met FMO over deze verbeteringen, biedt waar mogelijk
ondersteuning en spreekt FMO aan wanneer het van mening is dat FMO onvoldoende voortgang
boekt.
Vraag 10
Wat is uw inzet richting de nieuwe strategie van FMO? Op welke wijze adresseert deze
strategie de bestaande problemen in de aanpak van FMO omtrent repressie van lokaal
activisme tegen door FMO gesteunde projecten? Op welke manier betrekt u de lessen
uit Agua Zarca in dit strategieproces?
Antwoord 10
De nieuwe langetermijnstrategie (strategie 2030) wordt door FMO geformuleerd mede
op basis van een dialoog met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie
van Financiën en de stakeholders van FMO (waaronder maatschappelijke organisaties).
In deze dialoog is het IMVO-beleid een terugkerend onderwerp en daarom verwacht ik
van FMO dat dit onderwerp een centrale rol krijgt binnen de langetermijnstrategie.
Lessen van projecten uit het verleden zijn de afgelopen jaren meegenomen in verbetermaatregelen
en worden ook meegenomen in het strategietraject. Het is van belang dat de strategie
waarborgt dat FMO haar IMVO-beleid continu blijft aanscherpen op basis van de laatste
inzichten en veranderende wetgeving. Dit betreft onder meer het eerder en beter opvangen
van signalen van lokale stakeholders.
Vraag 11
Bent u het ermee eens dat het van groot belang is dat de opdrachtgevers voor de moord
op Berta Cáceres worden vervolgd? Ben u het ermee eens dat om dit te kunnen bereiken
transparantie over het Agua Zarca project nodig is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent
u bereid ervoor te zorgen dat de nabestaanden inzage krijgen in de (compliance) dossiers
van FMO?
Antwoord 11
Zoals in antwoord op vraag 1 is aangegeven, vind ik het van groot belang dat de opdrachtgevers
voor de moord worden vervolgd, en dat deze personen een gepaste straf krijgen. Vanwege
dit belang heeft de Nederlandse ambassade stappen ondernomen om dit bij de lokale
autoriteiten onder de aandacht te brengen. FMO heeft mij verzekerd om in het belang
van de nabestaanden zoveel mogelijk transparantie na te streven, met inachtneming
van de lopende civiele procedure tegen FMO. Op dit moment zie ik, mede in het licht
van de lopende civiele procedure tegen FMO, geen verdere rol voor het Ministerie van
Buitenlandse Zaken in de richting van FMO, zoals gesuggereerd in de vraag.
Vraag 12
Bent u bereid om het onderzoek naar mogelijke opdrachtgevers van de moord te bevorderen
door zoveel mogelijk inzage te geven in de cliëntanalyse van FMO en alle communicatie
met zowel de medewerkers als het bestuur van het project?
Antwoord 12
Voor beantwoording van deze vraag verwijs ik graag naar de beantwoording van vraag
11.
Vraag 13
Bent u bereid grondig onderzoek te doen naar de financiering van en de financiële
terugtrekking uit het Agua Zarca project, waarbij in ieder geval wordt meegenomen
welke controles er waren op de autorisatie van de betalingen aan het Agua Zarca project,
wie daarvoor verantwoordelijk was en hoe het mogelijk is dat FMO de zaken zoals genoemd
in het FD-artikel over het hoofd heeft gezien? Zo ja, bent u bereid in dat onderzoek
het structurele karakter van dergelijke fouten bij FMO ook mee te nemen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 13
Gezien de lopende civiele procedure is een onderzoek nu niet aan de orde.
Vraag 14
Bent u van mening dat de Nederlandse overheid alsnog verantwoordelijkheid moet nemen
voor de onherstelbare materiele en immateriële schade die het project heeft veroorzaakt?
Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Antwoord 14
Er loopt momenteel een civiele procedure tegen FMO. Zoals in het antwoord op vraag
2 is aangegeven, doe ik geen uitspraken hangende deze procedure.
Vraag 15
Wat is uw mening over de in het artikel genoemde stelling van FMO dat «een vraag die
opnieuw en prangender voor ons ligt, is in hoeverre FMO nog actief kan en wil zijn
in fragiele staten met ontoereikende wet- en regelgeving, waar de rule of law beperkt
wordt gehandhaafd»? Bent u bereid zich in te zetten voor een gewijzigd mandaat waarbinnen
FMO juist wel actief kan zijn in fragiele staten, waarbij de gemeenschappen die dienen
te profiteren van economische ontwikkeling aan de basis staan van te ontwikkelen projecten?
Zo ja, welke veranderingen moeten er volgens u bij FMO plaatsvinden om dit mogelijk
te maken?
Antwoord 15
Het kabinet steunt het beleid van FMO om in fragiele en complexe omgevingen te investeren,
omdat juist in deze omgevingen duurzame bedrijvigheid gericht op ontwikkelingsimpact
zonder partijen als FMO nauwelijks tot stand komt en investeringen in het verbeteren
van IMVO omstandigheden hard nodig zijn. Daarbij is het elementair dat de positieve
impact voor lokale gemeenschappen wordt gemaximaliseerd. Dergelijke investeringen
zijn al mogelijk binnen het mandaat van FMO.
Tegelijkertijd is het zeer complex om te opereren in een fragiele context en gaan
daar IMVO- en financiële risico’s mee gepaard. Zoals in de beantwoording op vraag
9 is aangegeven, is het daarom van belang dat de risico’s in fragiele contexten zo
vroeg, zo veel en zo fundamenteel mogelijk in kaart worden gebracht, dat als een investering
verantwoord wordt geacht de restrisico’s worden gemitigeerd en dat FMO haar IMVO-beleid
constant blijft aanscherpen op basis van geleerde lessen.
De FMO-evaluatie5 biedt een aantal concrete aanbevelingen voor deze aanscherping. Zo doet de evaluator
de aanbeveling om minder afhankelijk te zijn van de klant voor de informatievoorziening
en meer proactief lokale stakeholders te betrekken bij investeringen. De betrokkenheid
van de lokale bevolking (die de situatie ter plaatse goed kent) is dus essentieel,
evenals de samenwerking met maatschappelijke organisaties en de ambassades. Naast
het mitigeren van risico’s kan deze betrokkenheid ook bijdragen aan het bestendiger
maken van de businesscase en het vergroten van de ontwikkelingsimpact van een project.
Desondanks is het onmogelijk om alle risico’s te mitigeren in landen waar regelgeving
op het gebied van milieu en mensenrechten niet aanwezig is of niet wordt gehandhaafd.
Het is belangrijk dat FMO zichzelf daarbij ook de vraag blijft stellen onder welke
omstandigheden zij als ontwikkelingsbank niet meer in staat is een positief verschil
te maken voor de lokale gemeenschappen.
Vraag 16
Bent u bekend met het bericht «Streep door omstreden lening aan Hondurese bank» in
het Financieel Dagblad van 19 mei 20216 over de ingetrokken lening van FMO aan de Hondurese bank FICOHSA, die wordt beschuldigd
van betrokkenheid bij de financiering van Agua Zarca?
Antwoord 16
Ja. Ik ben bekend met dat bericht.
Vraag 17
Kunt u bevestigen dat FMO geen informatie deelt over waarom is besloten de lening
aan FICOHSA niet door te laten gaan en het proces waarmee dit besluit is genomen?
Antwoord 17
Ja. Ik heb van FMO begrepen dat FMO hierover geen informatie deelt.
Vraag 18
Bent u het ermee eens dat het, juist na wat er is gebeurd in het Agua Zarca project,
van groot maatschappelijk belang is om transparant te zijn over dergelijke omstreden
financieringsaanvragen, juist voor het verbeteren van de omstandigheden in landen
waar FMO zich op richt? Bent u bereid bij FMO aan te dringen deze informatie te delen
met in ieder geval belanghebbende maatschappelijke organisaties?
Antwoord 18
Het kabinet is van mening dat het verbeteren van de transparantie voortdurend aandacht
en aanpassing behoeft en dus nooit af is. Het kabinet onderstreept ook het belang
van informatievoorziening en tijdige en voldoende aandacht voor potentiële negatieve
gevolgen van FMO’s investeringen. Dit is onder andere van belang voor belanghebbende
maatschappelijke organisaties. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is daarom in
continue dialoog met FMO over verbeteringen op dit terrein en zal FMO aanspreken wanneer
het van mening is dat FMO onvoldoende voortgang boekt.
De stappen die FMO de afgelopen jaren heeft gezet op dit terrein hebben er toe geleid
dat FMO in de transparantiebenchmark op nummer 5 staat.7 De benchmark wordt uitgebracht door het Ministerie van Economisch Zaken en Klimaat
en beslaat 236 Nederlandse bedrijven.
Ik heb van FMO begrepen dat ze stappen zet voor verdere verbetering van haar transparantiebeleid.
Concreet betekent dit onder andere dat FMO met ingang van het komende jaar, van nieuw
gecontracteerde private equity fondsen jaarlijks de onderliggende projecten (naam, sector, land) zal publiceren
op haar website. Ook gaat FMO de tijdsduur van openbaarmaking voor projecten met een
hoog milieu en sociaal risico verlengen van 30 naar 60 dagen, zodat belanghebbenden
meer tijd krijgen om kennis te nemen van en vragen te stellen over het voorgenomen
project. In dit overzicht kan FMO vanwege de commerciële gevoeligheid geen informatie
delen over projecten waarvan FMO al heeft besloten om ze niet te financieren.
Vraag 19
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere vragen van het lid Teunissen en van Raan waarin
u stelde dat er geen grote problemen zitten in de analyses op het gebied van Internationaal
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) die door FMO worden uitgevoerd?8 Bent u nu wel bereid te erkennen dat FMO structureel tekort schiet in het identificeren
van risico’s van een financiering voor de lokale bevolking en hun leefomgeving, en
het niet om incidenten gaat? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om dit te verbeteren?
Antwoord 19
Ik herinner mij het antwoord en ik sta hier nog steeds achter. Er is veel geleerd
van de investeringen waar problemen en misstanden ontstonden en die lessen zijn en
worden meegenomen in het beleid van nu. Zie het antwoord op vraag 9 met betrekking
tot een nadere duiding op het identificeren van risico’s en de te ondernemen stappen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.