Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Hil en Smals over de berichtgeving in de media t.a.v. het tekort aan behandelaren waardoor er lange wachtlijsten zijn in de GGZ en instellingen zich genoodzaakt voelen tot een patiëntenstop
Vragen van de leden Van den Hil en Smals (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de berichtgeving in de media t.a.v. het tekort aan behandelaren waardoor er lange wachtlijsten zijn in de GGZ en instellingen zich genoodzaakt voelen tot een patiëntenstop (ingezonden 19 november 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
17 december 2021).
Vraag 1
Kunt u de Kamer informeren over het resultaat van het gesprek over de totstandkoming
van de ramingen door het Capaciteitsorgaan? Zo nee, waarom niet?1
Antwoord 1
Ja. Het gesprek d.d. 22 november ging over de waarde van de ramingen van het GGZ domein
die het Capaciteitsorgaan met de veldpartijen maakt. In het genoemde gesprek was brede
overeenstemming over de onwenselijkheid van de situatie in de afgelopen 3 jaar, waarin
na vaststelling van de raming op basis van consensus, veldpartijen met enige regelmaat
via media en richting de Tweede Kamer hebben gepleit voor ophoging van het aantal
opleidingsplaatsen voor GZ-psychologen boven deze raming.
We zijn er allemaal bij gebaat dat de ramingen goed onderbouwd zijn, zich blijven
richten op de middellange termijn en dat ze onderbouwd zijn met juiste cijfers.
In de Kamer GG van het Capaciteitsorgaan worden ramingen gemaakt van het aantal mensen
dat opgeleid moet worden om aan de toekomstige zorgvraag te kunnen voldoen. Het tussentijds
ophogen van de ramingen om op korte termijn tekorten op te vangen, ondermijnt de waarde
en werking van de ramingen, die gericht zijn op een middellange termijn evenwicht
tussen vraag en aanbod. Dat is de kern van opleiden, dat doe je voor de toekomst.
Wanneer we herhaaldelijk boven de ramingen gaan opleiden voor de vacatures van nu,
is de kans groot dat we over een paar jaar een overschot hebben.
In genoemd bestuurlijk overleg is afgesproken dat diverse wensen en argumenten om
de raming bij te stellen door partijen besproken worden in de Kamer GG van het Capaciteitsorgaan
en dat daar samengewerkt wordt aan een stevige onderbouwing van deze wensen en consensus.
Alleen dan kunnen wensen op een verantwoorde wijze meegenomen worden in de toekomstige
raming. De eerstvolgende raming wordt eind 2022 vastgesteld.
Tot slot is afgesproken dat als het partijen niet lukt om er met elkaar uit te komen
in de Kamer GG van het Capaciteitsorgaan, de deur van het Ministerie van VWS altijd
open staat voor overleg.
Vraag 2
Kunt u de constructie uit 2020 uiteenzetten waarbij u de toen vrijgevallen middelen
uit de niet ingevulde opleidingsplaatsen voor klinisch psychologen hebt gebruikt om
119 extra GZ-psychologen op te leiden?2
Antwoord 2
In 2019 hebben we de niet ingevulde opleidingsplaatsen voor klinisch psychologen (KP)
«overgeheveld» naar opleidingsplaatsen voor GZ-psychologen, om versneld regie behandelaren
op te leiden in 2020. Het is niet logisch en wenselijk dit jaarlijks te herhalen,
want dan wordt er meerjarig boven het advies van het Capaciteitsorgaan opgeleid met
het risico dat er straks teveel GZ-psychologen op de arbeidsmarkt komen.
Hierbij dienen we scherp te hebben dat de extra opleidingsplaatsen voor de opleiding
tot GZ-psycholoog (zowel de 30 tot 50% die we structureel meer opleiden als de «ge-substitutie-eerde»
opleidingsplaatsen) vanaf 2019 zijn ingestroomd en dus pas dit jaar en volgende jaren
op de arbeidsmarkt komen: we gaan de effecten van de fors hogere ramingen en incidentele
verhogingen van het aantal opleidingsplaatsen nu pas ervaren.
Zoals aangegeven bij vraag 1 is het een wens van mij en van het veld dat de ramingen
het richtsnoer blijven. Ik wil daarom zowel bij KP als bij GZ-psychologen zo weinig
mogelijk van de ramingen afwijken.
Om misverstanden in de toekomst te voorkomen geef ik graag aan dat het technisch ook
niet klopt dat er «vrijgevallen middelen overgeheveld» kunnen worden. Dat er in 2019
extra geld is vrijgemaakt voor opleidingsplaatsen voor GZ-psychologen was een keuze
die gevolgen had. Het geld komt ofwel van opleidingsplaatsen die al waren toegekend
aan anderen (zoals medisch specialisten) ofwel het betekent een verhoging van de inkomensafhankelijke
zorgpremies. Die politieke keuze is toen gemaakt. Er was geen sprake van vrijgevallen
middelen en hoewel we met elkaar zijn gaan spreken over het «overhevelen» van «vrijgevallen
middelen» of «opleidingsplaatsen KP» is dat niet hoe de techniek aan de achterkant
werkt(e). Het totale budget voor opleidingen was al ten goede gekomen aan de zorgopleidingen,
zoals dat ook nu het geval is. Een verhoging zal consequenties hebben voor de inkomensafhankelijke
zorgpremie.
Wat ík zorgelijk vind is dat veldpartijen meermaals aangeven dat zij de KP opleidingsplaatsen
moeilijk ingevuld krijgen, terwijl de vraag naar KP onveranderd blijft. Ook als het
gaat om KP opleidingsplekken wil ik vasthouden aan de ramingen. De sector stelt voor
om het aantal opleidingsplaatsen voor GZ-psychologen te verhogen, met de aanname dat
een deel daarvan zal doorstromen naar de KP plaatsen. Wij hebben echter ook uit de
sector vernomen dat er andere barrières zijn die eerst geslecht moeten worden om de
instroom op de opleiding echt te verhogen. Ik zou de partijen willen uitnodigen om
te laten onderzoeken en onderbouwen hoe de opleiding tot KP aantrekkelijker gemaakt
kan worden en hoe de instroom in de KP opleidingsplaatsen het beste kan worden gestimuleerd.
Vraag 3
Op welke wijze kunnen master-psychologen in afwachting van een eventuele toelating
tot een vervolgopleiding tot gz-psycholoog op dit moment werkzaam zijn in de zorg?
Kunnen deze masterstudenten een bijdrage leveren aan het oplossen van de wachtlijstproblematiek?
Antwoord 3
Masterpsychologen werken reeds in de zorg en functioneren prima. Masterpsychologen
doen onder andere intakes, diagnostisch onderzoek en behandelingen en hebben daarmee
een belangrijke rol in het voorkomen en oplossen van wachtlijstproblematiek. Niet
alle master-psychologen zijn in afwachting van een toelating tot een vervolgopleiding.
Zij hebben een volwaardige opleiding afgerond. Het is voorts aan het veld om kwaliteitsafspraken
te maken en te bepalen hoe zij de zorg organiseren. Ik ben het eens dat het veld hiermee
invloed heeft op de wachtlijstproblematiek; door de kwaliteitsafspraken die ze maken
en hoe ze de zorg organiseren. Het is niet aan de overheid om te bepalen welke patiënt
door welke zorgverlener wordt gezien, maar ik vind wel dat, gezien de arbeidsproblematiek
in de zorgsector en de vragen rondom de financiële houdbaarheid van de zorg, ik, waar
dat de overheid wordt gevraagd, in moet zetten op subsidiariteit en brede inzetbaarheid
en benutting van beschikbare professionals. Basis waar het kan, gespecialiseerd waar
het moet.
Vraag 4
Op welke wijze wordt de wachtlijstproblematiek meegenomen in de ramingen van het Capaciteitsorgaan?
Antwoord 4
Wachtlijsten en wachttijd is niet direct te koppelen aan een concrete vacaturegraad.
Het is bij grove benadering wel mogelijk om aan diagnoses beroepsgroepen te koppelen
maar dan nog is niet vast te stellen hoeveel extra professionals er precies nodig
zijn om dit tekort op te lossen. Wel kunnen wachttijden als richtinggevende indicatie
gebruikt worden. Een hoge vacaturegraad en tegelijkertijd geen enkele of lage wachtlijst,
of andersom, roept bijvoorbeeld vragen op.
Wachtlijstproblematiek kan ontstaan door een tekort aan (het benodigde) personeel.
Indien er sprake is van onvervulde vraag door een tekort aan personeel zou dat te
zien moeten zijn in de uitgezette vacatures. In het rekenmodel voor de raming neemt
het CO in dat kader de vacaturegraad mee. Dit is het percentage vacatures in fte’s
ten opzichte van het totaal aantal fte’s aan werkzamen. De verwachting is dat zorgaanbieders
bij te hoge wachttijd (hoger dan de treek-norm3) extra personeel nodig hebben en dan vacatures plaatsen.
Het CO achterhaalt voor de komende raming voor Beroepen in de Geestelijke Gezondheidszorg
(BGG) het aantal vacatures via een nieuwe applicatie. Naast de vacaturegraad zijn
er drie bronnen die aanvullend onderbouwing kunnen leveren:
• Indicaties over wachttijden via Vektis / NZa;
• Online vacaturedata via Jobfeed;
• Indicatie over krapte door zorgprofessionals via vragenlijst NIVEL onder zorgprofessionals.
Deze drie aanvullende bronnen geven waarschijnlijk alle een andere absolute uitkomst,
maar zullen als het goed is elkaar ondersteunen. In de vorige raming is ongeveer dezelfde
aanpak gebruikt met twee grote verschillen. Zo gebruikt het CO nu een nieuwe applicatie
met aangepaste vraagstelling en wordt de wachttijdeninformatie een stuk gedetailleerder
uitgevraagd sinds 2018. We gaan ervan uit dat het CO hiermee de onvervulde vraag nog
scherper kan vaststellen.
Overigens kunnen wachtlijsten en -tijden, zoals u weet, ook door andere oorzaken ontstaan,
bijvoorbeeld wanneer de betreffende organisatie een omzetplafond heeft bereikt en
de zorgvrager niet naar een andere zorgaanbieder gaat.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.