Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Strolenberg over de Grenseffectenrapportage 2021 dossier 2 'Impact analyse van de toekomst van thuiswerken voor grensarbeiders na COVID-19' van de Maastricht University
Vragen van het lid Strolenberg (VVD) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de Grenseffectenrapportage 2021 dossier 2 «Impact analyse van de toekomst van thuiswerken voor grensarbeiders na COVID-19» van de Maastricht University (ingezonden 24 november 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Wiersma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
17 december 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met de passage «Impact analyse van de toekomst van thuiswerken voor
grensarbeiders na COVID-19» uit de Grenseffectenrapportage 2021?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het eens dat de in het rapport genoemde mogelijke gevolgen van het thuiswerken
na de tijdelijke maatregelen, zoals: een verschuiving van de belastingheffing, het
geen recht meer hebben op fiscale faciliteiten en voordelen en een administratieve
lastenverzwaring voor grensarbeiders, impact hebben op sociale zekerheid en fiscaliteit
van thuiswerkende grensarbeiders? Zo ja, hoe kijkt u hiernaar en bent u bereid om
voor deze gevolgen op politiek niveau nieuwe initiatieven te ontplooien? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 2
Ja, ik ben het eens dat de in het rapport genoemde mogelijke gevolgen van het toegenomen
thuiswerk impact kunnen hebben op sociale zekerheid en fiscaliteit van thuiswerkende
grensarbeiders. Daarbij moet worden aangetekend dat voor de coronacrises thuiswerk
ook al tot deze gevolgen kon leiden en dat in twee landen werken afhankelijk van de
persoonlijke situatie van de grensarbeider zowel voordelig, als nadelig kan uitvallen.
Deze beide punten worden overigens ook in het rapport onderkend. De schaal waarop
thuiswerk op dit moment plaatsvindt en de waarschijnlijkheid dat thuiswerk blijvend
is toegenomen zijn wat mij betreft echter aanleiding om gezamenlijk met buurlanden
en/of in Europees verband te kijken hoe het thuiswerken voor grensarbeiders beter
gefaciliteerd kan worden. Hierbij zal zeker gebruik worden gemaakt van het genoemde
onderzoek van de Universiteit van Maastricht.
Vraag 3
Constaterende dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Kamer heeft
toegezegd om voor het einde van het jaar te komen met een langeretermijnvisie over
grensarbeid en thuiswerken met de Staatssecretaris van Financiën2 (dit zou het SER-advies over hybride werken, dat nog moet komen, opvolgen3), wat is de stand van zaken hieromtrent? En wat is het beoogde tijdpad als we letten
op het aflopen van de tijdelijke maatregelen ter neutralisering van de fiscale en
sociale zekerheidsgevolgen?
Antwoord 3
De beantwoording van de onderhavige Kamervragen geschiedt gelijktijdig met de verzending
van de brief waarin de Staatssecretaris van Financiën en ik uw Kamer informeren over
onze visie op de toekomst van thuiswerken voor grensarbeiders, zowel voor de sociale
zekerheid als voor de fiscaliteit.4 Wij hebben ervoor gekozen deze voorlopige visie met uw Kamer te delen voordat het
genoemde SER-advies verschijnt. Wanneer dit advies hier aanleiding toe geeft kan de
visie echter worden bijgesteld. Inmiddels kunnen wij ook melden dat met België en
Duitsland overeenstemming is bereikt over een verdere verlenging van de overeenkomsten
over de behandeling van thuiswerkdagen onder de belastingverdragen. Ook voor de sociale
zekerheid geldt dat de afspraken in Europees kader over de behandeling van thuiswerken
zijn verlengd en wel met een half jaar.
Vraag 4
Wat bent u van plan te doen met de tijd tussen de implementatie van de langeretermijnvisie
over grensarbeid en thuiswerken (dat eind 2021 moet komen) en de aflopende tijdelijke
maatregelen ter neutralisering van de fiscale en sociale zekerheidsgevolgen? Is een
verlenging van de maatregelen beoogd zowel als overbrugging als door de aanhoudende
pandemie?
Antwoord 4
Verlenging van de tijdelijke maatregelen is op dit moment op zijn plaats. Voor zowel
de fiscaliteit als de sociale zekerheid geldt dat de toepassing van het afwijkende
coronabeleid direct is gekoppeld aan de beperkende coronamaatregelen en gebaseerd
is op een overmachtsituatie (force majeure). Als geen sprake meer is van een overmachtsituatie die door de coronacrisis is ontstaan,
dan is er geen grondslag meer voor de tijdelijke maatregelen. Hierdoor lenen deze
maatregelen zich niet voor een directe omzetting in een permanente maatregelen en
zijn zij ook niet geschikt ter overbrugging. Als de beperkende maatregelen worden
afgeschaft kan het beleid immers niet meer worden toegepast. De komende maanden wordt
er met andere lidstaten verkend op welke manier thuiswerk voor grensarbeiders in de
toekomst beter gefaciliteerd kan worden. Afhankelijk van de uitkomst hiervan zal ook
moeten worden bezien of er sprake is van een periode van overbrugging tussen de noodmaatregelen
en eventuele nieuwe initiatieven en hoe er in deze eventuele overbruggingsperiode
met toegenomen thuiswerk dient te worden omgegaan.
Vraag 5
Welk percentage thuiswerken zou worden beoogd, nu 40% meerdere malen wordt genoemd?
Zijn er voornemens om de behoefte te meten?
Antwoord 5
Het is nu nog niet opportuun om te spreken over een specifiek percentage. Het percentage
van 25% ziet op de aanwijsregel die het werken in twee (of meer) lidstaten regelt.
Dit ziet niet alleen op thuiswerken maar op alle soorten arbeid in twee (of meer)
lidstaten. Bij het minder dan 25% werken in de woonstaat, wordt op grond van deze
aanwijsregel de lidstaat waar de werkgever gevestigd aangewezen. Dit hoeft niet dezelfde
lidstaat te zijn als de lidstaat waar de grensarbeider werkt. Wanneer enkel het percentage
wordt verhoogd zal dit gepaard gaan met ongewenste gevolgen voor andere groepen dan
de thuiswerkende grensarbeider die onder dezelfde aanwijsregel vallen. Te denken valt
aan de effecten voor mensen werkzaam in het wegvervoer. Vrachtwagenchauffeurs zijn
nu vaak nog in hun woonland onderworpen omdat ze daar substantieel (meer dan 25%)
werken. Als het percentage stijgt zullen ze vaak onderworpen raken in de lidstaat
waar de werkgever is gevestigd of zijn zetel heeft. Doordat niet aangesloten wordt
bij de wetgeving van het woon- of werkland maar bij de wetgeving waar de werkgever
zijn zetel heeft, wordt het aantrekkelijker voor werkgevers om zich in een lage premielidstaat
te vestigen. Er zal daarom eerst moeten worden gekeken naar de vormgeving van de oplossing
voor het thuiswerken door grensarbeiders, voordat er over percentages gaat worden
gesproken.
Door onder meer het Planbureau voor de Leefomgeving5 en TNO6 zijn al onderzoeken gedaan naar de behoefte om thuis te werken. De verwachting is
dat in de toekomst sprake is van hybride werken maar dat de mogelijkheden om hybride
te werken zullen verschillen en er door werkgevers op andere wijze invulling aan wordt
geven. We nemen deze onderzoeken en de daaruit volgende behoeften mee bij de vormgeving
van een oplossing voor het thuiswerken door grensarbeiders.
Vraag 6
Bent u het eens dat het voordelig zou kunnen zijn als Nederland samen met de buurlanden,
eventueel in Benelux verband, samenwerkt om een overeenkomst als in artikel 8 of artikel
16 van de Verordening 883/2004 te bewerkstelligen?
Antwoord 6
Artikel 8 van Verordening 883/2004 maakt het mogelijk om bilaterale verdragen in de
geest van de Verordening 883/2004 te sluiten. Artikel 16 Verordening 883/2004 maakt
het mogelijk om afspraken om voor groepen of individuen af te wijken van de aanwijsregels
die nu in de Verordening 883/2004 staan. Mij lijkt een overeenkomst op basis van artikel
16 daarom het meest in lijn met de bedoeling van beide artikelen. Er zouden inderdaad
voordelen kunnen zijn aan een dergelijke overeenkomst met buurlanden. Een dergelijke
overeenkomst zal ook aardig wat voeten in de aarde hebben, maar kan waarschijnlijk
sneller worden afgesloten dan een wijziging van Verordening 883/2004 tot stand kan
worden gebracht. Er zijn echter ook nadelen, zoals het beperkte toepassingsgebied
dat een dergelijke overeenkomst zal hebben. Daarnaast bestaat het vermoeden dat onze
buurlanden enkel met een dergelijke overeenkomst zullen instemmen als er met hun overige
buurlidstaten een vergelijkbare overeenkomst kan worden gesloten.
Vraag 7
Bent u in staat om deze vragen binnen een termijn van drie weken te beantwoorden?
Antwoord 7
In verband met de grote inhoudelijke samenhang geschiedt de beantwoording van de onderhavige
Kamervragen gelijktijdig met de verzending van de brief waarin de Staatssecretaris
van Financiën en ik uw Kamer informeren over onze visie op de toekomst van thuiswerken
voor grensarbeiders zowel voor de sociale zekerheid als voor de fiscaliteit.7
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.